Het zaadje
"O, wat heb ik lang geslapen. Wat was het heerlijk bij moeder aarde, zo
lekker warm en knus. Hoelang heb ik eigenlijk geslapen?" wilde een klein
zaadje dat net uit de aarde naar boven . was gekropen, weten. "Weet jij
dat, lieve kever?"
"Hoe kan ik dat nou weten", bromde de dikker kever en liep verder op
zijn zes pootjes. Dan weet de vlinder het wel, dacht het zaadje en riep naar een
prachtige vlinder:"Kun jij mij vertellen hoe lang ik in moeder aarde
geslapen heb?" Lachend antwoordde de vlinder: "Misschien wel een dag,
of een jaar, of misschien ook wel tien jaar, wie kan het zeggen? Maar wat kan
jou het schelen? Als je maar weet wie je bent."
"Wat bedoel je daarmee, wie ik ben?" vroeg het zaadje en het keek de
vlinder met grote ogen aan. "Nou, je moet toch weten wie je bent? Iedereen
weet toch wie hij is? Ik bijvoorbeeld ben een vlinder en mijn naam is
dagpauwoog. Ik kan heus wel zien dat jij een zaadje bent, maar wat voor een
zaadje ben je? Dat moet je wel weten, hoor", zei de vlinder ernstig.
"Wat erg, ik weet niet wat voor zaadje ik ben. Ik heb zeker te lang
geslapen. Daardoor heb ik het waarschijnlijk vergeten", antwoordde het
zaadje. "Dat is niet zo mooi. Vraag het maar aan de zon, die weet vast wel
wie je bent. Ze heeft al zo veel zaadjes laten bloeien, zij herkent je
wel", troostte de vlinder en vloog weer weg. Toen er een zonnestraaltje bij
het zaadje kwam, vroeg het zaadje meteen wie hij was. Maar het zonnestraaltje
zei dat hij dat aan de natuur moest vragen: "De natuur kent elk zaadje, ook
al is het nog zo klein."
"En waar vind ik de natuur?" wilde het zaadje weten. "Overal,
kijk maar om je heen", zei het zonnestraaltje. Toen begon het zaadje te
roepen: "Natuur, natuur, kom alstublieft naar mij, ik moet je wat
vragen." En ineens verscheen er uit de bladeren, uit de bomen, uit de
bloemen, uit het gras, uit de lucht, uit het water, een prachtige fee.
Glimlachend nam zij het kleine zaadje in haar zachte handen en zei: "Wat is
er, lief zaadje, waarom roep je mij?"
Het zaadje zei zacht: "Ik heb te lang geslapen en daarom weet ik niet meer
wie ik ben." De natuurfee moest erom lachten en zei: "Ook al slaap je
honderd jaar in de aarde, dan weet je nog wie je bent. Vertrouw maar op jezelf.
En nu vlug met je voetjes in de aarde, zodat je wortel kunt schieten. Je zult
zien dat je een mooi viooltje wordt."
Blij bedankte het kleine zaadje de fee en toen ze verdwenen was, nestelde het
zich naast een varen en vertrouwde erop dat het een mooi viooltje zou worden.
Het vertelde de andere kleine zaadjes, die ook al lang sliepen, dat het nu tijd
werd wakker te worden.
Bron: Mijn leukste elfenverhaaltjes
|