De wijze man
Er was eens een jonge geleerde die zich in een bergtempel in het zuiden van
het grote Chinese land had teruggetrokken om te studeren. Het was zijn bedoeling
om het oude boek der wijsheden uit zijn hoofd te leren zodat hij de mensen met
goede raad te woord kon staan. In die streek werd de I Tjing veel gebruikt door
de eenvoudige boeren. Als zij een dringende vraag hadden gooiden ze zes keer
drie munten op een tafel, elke worp leverde een teken op en die zes tekens bij
elkaar een teken dat het antwoord was op de vraag. Dit antwoord stond in het
grote boek en dan moesten knappe mensen de boeren helpen, want die konden niet
lezen. Op een warme avond aan het begin van de herfst zat de geleerde op het
binnenplein van de koelte te genieten. Hij was heel tevreden over zich zelf
omdat hij die dag aan de burgermeester van het dorp een heel mooie uitleg had
geven over een vraag aan het orakel. De burgermeester had de muntjes geworpen en
het antwoord van het boek was het teken van de wind en de macht.
De geleerde vertelde dat dit teken betekende dat de mens de natuur kan
overwinnen door hard te werken. Zo zat de wijze man soezend in de avondzon en
droomde van een belangrijke plaats bij de grootste geleerden van het land.
Plotseling hoorde hij een windstoot en de poort van de tempel waaide wijd open.
Er kwam een monster uit dat eruit zag als een menseneter. Het was tien voet lang
en ging op het dak zitten. Zijn gespreide benen waren zo dik als boomstammen,
zijn haar zag eruit als een graspol. De geleerde verborg zich in zijn kamer,
deed de deur dicht en kroop in zijn bed. Krak, daar ging de deur open en het
monster kwam blazend het vertrek binnen dat door een lamp werd verlicht.
Zijn gezicht was verscheidene voeten lang en zwart als rook en steenkool. Hij
liep op het bed toe. In zijn doodsangst nam de man, die zich geen raad meer
wist, een zwaard en wilde het hem in de buik stoten, maar het schampte knarsend
af als op harde steen. Toen werd de geest kwaad, rukte hem het zwaard uit de
hand en brak het alsof het een dorre twijg was. De man kroop onder de dekens en
de geest greep naar hem met zijn reusachtige vuist alsof hij naar een mug of een
vlo greep. Maar omdat zijn vingers te lomp waren, wist de man hem te ontwijken
en verborg zich onder het bed. Zo kwam het dat de geest slechts de deken in zijn
hand had toen hij wegging. Toen de ochtend aangebroken was, keerde de geleerde
ijlings naar huis terug en durfde niet meer in de bergtempel te komen.
Een Verhaal uit China
|