White Fang

In het verre noorden van Canada, dicht bij de poolcirkel, is een onherbergzaam gebied dat de Wildernis wordt genoemd. In de winter is het doodstil en het sneeuwt aan één stuk door. Elk levend wezen, mens of dier, heeft maar één gedachte: voedsel vinden, in leven blijven. Want er hebben zich mensen in dit vijandige gebied gewaagd... indianen, jagers, woudlopers en avonturiers die ervan droomden rijk te worden.
Er leefden ook heel veel wolven in de wildernis. De mensen waren altijd op hun hoede, want het kon gebeuren dat een wolf de honden of de jagers zelf aanviel. Wreed waren de wolven niet, ze wilden enkel overleven. In het voorjaar ging een oude wolf, Eenoog, op pad om voedsel voor zijn gezin te zoeken. Zijn vacht was grijs en hij was overdekt met oude littekens.
De wolvin lag met haar jongen beschut onder, enkele rotsen. Ze hadden al dagen niet gegeten
maar deze keer hadden ze geluk want de oude wolf kwam met een konijn thuis. Hij was erg trots op zijn gezin. Omdat de vijf welpen nog erg jong waren, kon hun moeder hen niet alleen laten. De oude wolf moest in zijn eentje op jacht gaan. Het was hard werken voor Eenoog: niet alleen ging hij er alleen op uit, de wolvin verslond al het voedsel dat hij meebracht! Het voeden van de jongen die haar melk dronken, had de eetlust van de jonge moeder verdubbeld.
Elke dag zocht hij tot in de wijde omtrek naar voedsel. In het begin lukte het hem altijd wel om iets te vangen, maar de laatste tijd leverde de jacht hem alleen nieuwe krabben en beten op. De welpen werden met de dag zwakker en magerder en vier ervan stierven. De laatste welp was altijd al de sterkste geweest, energieker en intelligenter dan de andere. Tenslotte kwam er een dag waarop de oude wolf niet meer naar de grot terugkeerde. De wolvin wist dat hem iets verschrikkelijks overkomen moest zijn.
Hij had wellicht gevochten met een lynx die jonger en sneller was dan hij. Dat was de Wet van de Wildernis. De wolvin besefte dat ze nu zelf op jacht zou moeten gaan... Ze moest het
voedsel naar haar jong brengen en hem elke dag alleen in de grot achterlaten.
Op een keer liep de jonge wolf wankelend het daglicht tegemoet. Een hevige opwinding maakte zich van hem meester toen hij de wereld buiten zijn hol ontdekte. In het begin bespeurde hij overal onraad en gromde hij tegen elk twijgje. Bij het verkennen van zijn omgeving raakte hij meer dan eens in de problemen. De kolkende beek was gevuld met water: als je daarin stapte, gooide het je omver, rolde je over de stenen heen en liet je bibberend van de kou achter.
Het meest hield de welp van jagen. Al gauw deed de jonge wolf zijn best om grotere prooien te vangen. Toen hij op een morgen een open plek betrad, bleef hij stokstijf staan.
Een groep jagers uit het nabijgelegen indianenkamp kwam op hem af.
Op dat moment kwam zijn moeder vervaarlijk grommend aanrennen! "Kiche!" riep een van de mannen. Stomverwonderd zag de welp dat zijn moeder kwispelstaartend op de grond ging liggen. "Grijze Bever, ze is het echt! De wolfshond van je broer!" zei een ander. "Ze liep weg toen mijn broer stierf," zei Grijze Bever. "Moet je haar welp zien! Het is een taaie rakker, met mooie witte kaken! Ik noem je White Fang!"
Kiche en White Fang keerden met de jagers terug naar het indianenkamp. White Fang leerde van Grijze Bever te houden en hem te respecteren. Hij leerde de kampvuren kennen en paste zich aan het leven in het indianenkamp aan. De andere honden waren jaloers op hem
en zodra ze hun kans schoon zagen, hapten ze naar hem. Maar White Fang was sterk en slim, en de andere honden kregen al gauw respect voor hem. Maar op een dag stortte zijn wereld in: Grijze Bever gaf Kiche aan het opperhoofd van een naburige stam.
White Fang had geleerd zelfstandig te overleven. Toen het herfst werd, besloot Grijze Bever naar het zuiden te trekken, waar de winter minder streng was. Iedereen was druk bezig tenten af te breken en bezittingen in te pakken. Al maandenlang wilde White Fang terug naar de wildernis. Toen hij alle verwarring in het kamp zag, glipte hij weg het bos in. Maar tegen de avond werd hij bang en hongerig. Nadat hij zo lang in het indianenkamp had gewoond, was White Fang vergeten hoe hij in de wildernis moest leven!
Hij haastte zich terug naar het kamp, maar daar was niemand meer. Twee dagen volgde hij het spoor van de indianen. Opeens zag hij tussen de bomen het licht van een kampvuur.
Toen hij dichterbij kwam, herkende hij Grijze Bever. Langzaam kroop hij naar zijn meester toe. Hij verwachtte een pak slaag omdat hij was weggelopen. Tot zijn verrassing werd hij met open armen ontvangen. "White Fang!" riep Grijze Bever. "Je hebt ons gevonden! Goed gedaan! Grijze Bever gooide hem een stukje vlees toe. White Fang wist dat hij nooit meer terug naar de wildernis kon en was blij dat hij bij zijn baas mocht blijven. In de loop der jaren groeide White Fang uit tot een sterke wolf.
Grijze Bever besloot dat het tijd was om hem als sledehond af te richten. Hij zette White Fang vooraan het span. De slee gleed op topsnelheid vooruit, want alle honden wilden White Fang te pakken nemen en hij moest zijn best doen om hen voor te blijven. Eerst had hij geprobeerd zich om te draaien en te vechten, maar Grijze Bever liet zijn zweep knallen totdat hij zich aanwende in plaats daarvan weg te rennen. Grijze Bever was trots op White Fang.
Op een zomer volgden de indianen de rivier naar Fort Yukon, een grote stad. In de winter had Grijze Bever huiden verzameld en er bontjassen en bontmutsen van gemaakt. De bewoners van Fort Yukon waren rijk en zouden er veel geld voor neerleggen.
Het waren machtige Amerikanen die fortuin hadden gemaakt toen er in Alaska goud was ontdekt. Ze woonden in mooie huizen en droegen dure kleren. Alle blanke Amerikanen hadden op z'n minst één hond, maar de dieren leidden een miserabel bestaan. Terwijl Grijze Bever druk bezig was zijn jassen en mutsen te verkopen, zaaide de wolf angst onder de honden van de stad!
Er was één man die White Fang ophitste om te vechten. Hoewel hij Beauty Smith heette, was hij verre van mooi. Het was een gemene, wrede kerel.
White Fang wist niet dat Beauty Smith keer op keer probeerde hem van Grijze Bever te kopen. Telkens wees de indiaan het aanbod van de hand, hoewel Beauty Smith hem veel geld bood. Maar op een nacht nam Beauty Smith Grijze Bever mee naar de herberg en voerde hem zo dronken dat hij White Fang bijna voor niets van de hand deed!
White Fang probeerde te ontsnappen, maar Beauty Smith legde hem aan de ketting. De hele stad kwam naar de wolf kijken, en hem uitdagen en treiteren tot hij dol van woede werd.
Toen kreeg Beauty Smith een idee. Hij organiseerde gevechten tussen de wolf en de honden van de stad. Mannen wedden met Beauty Smith dat hun hond zou winnen. White Fang won altijd en Beauty Smith streek elke avond veel geld op.
Hoewel hij goed aan White Fang verdiende, behandelde Beauty Smith hem erg slecht.
Binnen enkele weken waren er geen honden meer waartegen White Fang kon vechten.
Beauty Smith besloot een andere stad op te zoeken. Hij sloot de arme wolf in een kleine kooi op en liet hem alleen naar buiten om te vechten. White Fang werd zo onhandelbaar dat hij al zijn tegenstanders doodde.
Op een dag kwam hij tegenover een vervaarlijke buldog te staan. Zodra het gevecht begon, sprong het dier boven op White Fang en wierp hem tegen de grond. De menigte raakte door het dolle heen en de bedragen van de weddenschappen liepen op.
"Overeind!" brulde Beauty Smith. "Maak hem af!" Maar elke keer dat White Fang probeerde zijn tegenstander de strot af te bijten, vocht de buldog zich vrij. Uiteindelijk drukte hij White Fang tegen de grond en begon hem met zijn tanden te bewerken. Razend van woede begon Beauty Smith de wolf te schoppen en te slaan.
Opeens schreeuwde er iemand: "Laat hem met rust, schoft!" Een man stapte naar voren en Beauty Smith week achteruit.
"Het is Mr. Scott," fluisterden de omstanders. "Hij is de eigenaar van de mijn. Hij ontslaat je als je niet je best doet." Beauty Smith mocht dan onder de indruk zijn, de buldog was dat niet. Hij had zich vastgebeten in zijn tegenstander, die roerloos op de grond lag. Scott riep zijn hondentrainer. "Matt, haal ze uit elkaar!" Matt wrikte de bek van de buldog met zijn revolver open en maakte de twee dieren van elkaar los. De eigenaar van de buldog durfde niet te protesteren. "Ik koop die hond van je," zei Scott tegen Beauty Smith. Beauty Smith was ervan overtuigd dat White Fang dood was en nam het geld aan zonder te protesteren.
Mr. Scott en Matt zorgden goed voor White Fang. Na enkele weken was hij weer sterk en gezond. Maar omdat hij nog valser was dan daarvoor, liet Scott hem aan de ketting leggen. "Het is en blijft een wolf," zuchtte hij. "Zijn aard verloochent zich niet."
"Kijk naar die sporen op zijn vacht," zei Scott op een dag tegen Matt. "Hij heeft vroeger een tuig gedragen. Het is een sledehond!" White Fang was dol van vreugde en deed erg zijn best toen Matt hem voor een slee spande. Omdat hij zo lang slecht behandeld was, ontblootte hij zijn tanden en gromde toen Scott probeerde hem te aaien. "Rustig maar," zei zijn nieuwe meester. In de weken die volgden leerde White Fang hem te vertrouwen en hij werd gaandeweg minder agressief. Helaas ging het mis toen Mr. r Scott hem op een keer zijn eten bracht en een van de andere honden het weggriste. White Fang viel onmiddellijk aan en voordat Mr. Scott kon ingrijpen beet hij de hond dood. Matt wilder de wolf afmaken, maar Scott schudde zijn hoofd "Het is niet zijn schuld," zei hij bedroefd. "Hij weet niet beter."
In plaats van White Fang te straffen bleef Mr. Scott hem vriendelijk behandelen. Elke dag streelde hij de wolf, die gromde omdat hij niet meer wist wat vriendelijkheid was. Tenslotte besefte hij echter dat Mr. Scott hem geen kwaad wilde doen. Hij begon het prettig te vinden dat er voor hem gezorgd werd. Al gauw was hij weer tam en 's avonds kwam hij dicht bij zijn nieuwe meester zitten.
Op een avond, toen hij met Matt thuiskwam, kon hij Mr. Scott nergens vinden. "Hij is voor zaken naar de stad," legde Matt uit. Maar White Fang dacht dat Mr. Scott nooit meer terug zou komen. Hij wilde niet eten en Matt begon zich zorgen te maken. Eindelijk kwam Mr. Scott weer thuis. White Fang keek even en sprong toen tegen hem op om zijn gezicht te likken, tot grote vreugde van Mr. Scott!
Een paar maanden later ging Mr. Scott opnieuw voor langere tijd van huis. "Ziet u dat?" zei Matt en wees naar White Fang. "Hij weet dat u weggaat en wil niets eten." Mr. Scott vond het
vervelend om van White Fang afscheid te nemen, maar wat kon hij doen? De wolf keek hem smekend aan. "Nou goed dan," mompelde Mr. Scott en nam hem mee, helemaal naar San Francisco! White Fang was doodsbang. Hij had nog nooit zoveel mensen gezien! De stad was enorm groot. De straten waren zo lang dat hij het einde niet kon zien. Het ergste waren de auto's die voorbij raasden. Ze stonken verschrikkelijk en het lawaai van hun motoren was angstaanjagend. Hij beefde van angst toen Mr. Scott in een van die machines klom.
Maar White Fang vertrouwde zijn meester, en volgde hem in de auto en ging aan zijn voeten liggen. Toen de auto optrok, lag de drukke stad ver achter hen. White Fang zag zonnige groene velden en een blauwe hemel. Ze stopten bij een groot huis en twee vrouwen en een man kwamen naar buiten. White Fang begon tegen de onbekenden te grommen. Mr. Scott was zo blij dat hij zijn familie zag, dat hij niet op de wolf lette. Maar toen zijn vrouw naar hem toe kwam rennen om hem te omhelzen, dacht White Fang dat ze zijn geliefde meester aanviel. Hij begon woest te blaffen. Mr. Scott kalmeerde hem.
"Hij zal nog veel moeten leren!" zei zijn vrouw, die erg geschrokken was. Maar White Fang had zijn lesje geleerd. Toen Scotts ouders hun zoon begroetten, keek hij van een afstandje nieuwsgierig toe. Opeens kwam een andere hond aanrennen en sprong tegen Mr. Scott op om hem te begroeten! Woedend keerde White Fang zich tegen de hond die zich aan zijn meester wilde opdringen. Maar op het laatste moment hield hij zich in. De hond was een vrouwtje en al zijn instincten vertelden hem dat hij haar met rust diende te laten. Hij beperkte zich tot jaloers grommen wanneer ze bij Mr. Scott in de buurt kwam.
"Dat is Collie," zei Mr. Scott, "en daar komt Dick!" Dick was een terriër en White Fang kreeg al snel respect voor hem. Na enkele weken was White Fang gewend aan het leven in het grote huis. Hij was nooit gewelddadig, maar evenmin erg toeschietelijk. Het personeel, de andere honden en zelfs Scotts vrouw en kinderen probeerden vriendschap met hem te sluiten, . maar White Fang deed alsof ze lucht voor hem waren. Zijn enige vriend was Mr. Scott. Toch was White Fang niet volledig tam. Elke dag liep hij langs het kippenhok en likte hongerig langs zijn lippen. Op een dag vergat een bediende het kippenhok af te sluiten en meteen sprong White Fang naar binnen. Angstig kakelend fladderenden de arme kippen in het rond. Gelukkig kwam Collie voorbij en toen ze zag wat er was gebeurd, sprong ze op White Fang af. Omdat hij haar niet durfde aanvallen, rende hij terug naar het huis. Toen Mr. Scott hoorde wat er was gebeurd, was hij niet boos. Hij nam White Fang elke dag mee naar het kippenhok en leerde hem de kippen met rust te laten. White Fang had zijn lesje goed geleerd. Zodra zijn meester "Lig!" riep, ging hij gehoorzaam op de grond liggen.
Zo leerde hij langzaamaan hoe hij zich moest gedragen. Hij wist dat hij op wilde dieren mocht jagen, maar dat hij de dieren op de boerderij en in huis met rust moest laten. Hij begreep dat hij kinderen niet mocht aanvallen, ook al gooiden ze stenen naar hem. Daar had White Fang de grootste moeite mee, vooral die keer dat een jongetje een grote steen naar hem gooide.
Tot zijn grote verrassing ging Mr. Scott de jongen achterna en gaf hem een pak slaag. Tenslotte begon White Fang ook van de familie van Mr. Scott te houden. Zijn kinderen, Maud en Weedon, werden zijn grote vrienden. Mr. Scott ging vaak paardrijden in de bossen en White Fang ging altijd met hem mee. Op een ochtend schrok het paard van een vos en steigerde, waardoor het zijn evenwicht verloor en viel. Mr. Scott kwam op zijn rug terecht. Hij kreunde van de pijn, maar kon niet opstaan. White Fang probeerde hem overeind te trekken, maar Scott fluisterde met moeite: "Ga naar huis om hulp te halen."
White Fang rende terug naar huis en vond Mrs. Scott in de keuken. Hij ging voor haar staan, keek eerst naar haar en daarna naar de bossen. Ze besefte dat er iets mis was. "Waar is je baas?" riep ze. White Fang jankte, keerde zich om en rende terug naar de bomen. Mrs. Scott volgde de trouwe wolf. Het paard herstelde snel.
maar Mr. Scott moest enkele weken het bed houden. White Fang week niet van zijn zijde voordat hij weer op de been was. "Dat dier begint met de dag meer op een hond te lijken," glimlachte Mrs. Scott. Maar het opmerkelijkste was dat Collie anders naar White Fang begon te kijken. Ze waren steeds vaker samen. De wilde wolf had kennelijk het hart van de hooghartige Collie veroverd! De volgende lente schonk Collie het leven aan zes prachtige pupies. Ze leken allemaal op hun moeder, op een na, die de ruige grijze vacht van een wolf had! Hij was levendig en slim, en toen hij oud genoeg was om het nest te verlaten, volgde hij White Fang overal naartoe. Mr. Scott was altijd weer blij dat hij de wolf van zijn wrede bestaan had gered.

Bron: De beste sprookjes en verhalen

Over de auteur
John Griffith ('Jack')
London werd in 1876 in San Francisco geboren. In die tijd was Californië nog echt het Wilde Westen. Jack groeide op met de verhalen over goudzoekers, vrijbuiters en indianenoorlogen, die zijn terug te vinden in zijn boek over White Fang. Hij was een van de eerste schrijvers die voor een nieuwe industrie in Californië ging werken: de film. Een aantal van zijn romans werd verfilmd.