Vrouw Holle
Er was eens een weduwe, die twee dochters had. De één, Rita, was mooi en
ijverig, de andere, Mina, lelijk en lui. Maar ze hield van de lelijke en luie,
die haar eigen dochter was, veel meer, en de andere moest alle werk doen het
huishouden doen zijn. 't Arme meisje moest elke dag op straat zitten bij de
waterput en ze moest zoveel spinnen. Hoeveel ze spinde maakte eigenlijk niet
uit, want het was altijd te weinig. Door het vele spinnen gebeurde het dat het
bloed haar uit de vingers sprong. Nu gebeurde het eens, dat de spoel helemaal
bloederig was. Toen bukte ze zich over de putrand en wilde de spoel even
afwassen, maar de spoel sprong haar uit de hand en viel naar beneden. Ze wist
dat haar stiefmoeder heel boos zal worden als ze zonder spoel terug zal komen.
Daarom besloot ze ook maar in de put te springen om de spoel te halen. Ze wist
niet wat ze beginnen moest, en in haar angst sprong ze de put in om de spoel te
terug te halen.
Ze verloor het bewustzijn, maar toen ze weer wakker werd en weer tot zichzelf
kwam, lag ze in een prachtige weide. De zon scheen en er stonden duizenden
bloemen. Ze stond op en liep de weide af. Daar kwam ze bij een oven vol met
broden, en ze riepen: "Haal ons eruit, haal ons eruit, anders verbrand we.
We zijn al lang gaar!" Rita ging erheen en haalde platen vol met de broden
uit de oven. Verder wandelde ze; ze kwam bij een boom vol met appelen en de boom
riep: "Schud me toch, schud me toch, want de appels zijn allemaal
rijp!" Ze schudde de boom zodat de appels vielen alsof het regende, en ze
schudde zolang, tot er geen een meer hing, ze legde al de afgevallen appels op
een hoop, en toen wandelde ze weer verder. Eindelijk kwam ze bij een klein
huisje. Een oude vrouw keek uit het venster, maar die had zulke grote tanden,
dat ze er bang van werd, en ze wou weglopen. Maar de oude vrouw riep haar na:
"Waarom ben je bang, lieve kind? Blijf bij me. Als jij alle huiswerk wilt
doen, zal het je goed gaan. Je moet alleen zorgen, dat je mijn bed goed schudt,
zodat de veren vliegen, dan sneeuwt het in de wereld, ik ben vrouw Holle! Hoe
heet jij, liefje?" "Rita", antwoordde ze. Toen de oude vrouw zo
vriendelijk tegen haar sprak, vatte het meisje moed, stemde toe en kwam bij haar
in dienst. Ze deed alles tot grote tevredenheid en schudde het bed steeds met
zoveel geweld, dat de veren als sneeuwvlokken rondvlogen; maar ze had dan ook
een goed leven bij haar, geen enkel boos woord en elke dag haar natje en haar
droogje.
Ze was al een poos bij vrouw Holle, toen ze triest werd en in het begin zelf
niet wist wat er met haar was; eindelijk begreep ze dat het heimwee was; al had
ze het hier duizendmaal plezieriger dan thuis, ze verlangde er toch naar terug.
Eindelijk zei ze tegen vrouw Holle: "Ik heb een vreselijk verlangen naar
huis, en al gaat 't me hier nog zo goed, ik kan niet langer blijven, ik moet
naar mijn familie terug." Vrouw Holle sprak: "Ik vind het lief van je,
dat je weer naar huis verlangt, en omdat je me zo trouw gediend hebt, zal ik je
zelf weer naar boven brengen." Ze nam haar bij de hand en bracht haar bij
een grote poort. De poort werd geopend, en toen het meisje daar onder stond,
viel er een regen van goud neer, en al 't goud bleef aan haar hangen, zodat ze
helemaal met goud was overdekt. "Dat krijg je, omdat je zo ijverig bent
geweest," zei vrouw Holle en ze gaf haar ook de spoel terug, die in de put
was gevallen. Daarop viel de poort dicht en het meisje was in de bovenwereld,
niet ver van haar moeders huis en toen ze in de tuin kwam, zat de haan op de
putrand en riep: "Kukeleku, Onze gouden jonkvrouw zien we nu."
Toen ging ze naar binnen naar haar moeder en omdat ze met goud overdekt was,
werd ze door haar en haar zuster vriendelijk begroet. Het meisje vertelde alles
wat ze ondervonden had, en toen de moeder hoorde, hoe ze tot grote rijkdom was
gekomen, wilde ze haar eigen lelijke, luie dochter graag hetzelfde geluk gunnen.
Ze moest bij de waterput zitten en spinnen; en om de spoel bloederig te maken,
prikte ze zich in haar vinger door met haar hand in de doornhaag te stoten. Toen
gooide ze de spoel in de put en sprong er zelf in. Ze kwam, net als de ander, op
de mooie weide en volgde hetzelfde pad. Toen ze bij de oven kwam, riep het brood
weer: "Haal me eruit, haal me eruit, anders verbrand ik, ik ben al lang
gaar." Maar het luie meisje antwoordde: "Denk je dat ik zin heb mijn
handen vuil te maken," en ze ging weg. Weldra kwam ze bij de appelboom, die
riep: "Schud me toch, schud me toch, wij appels zijn allemaal al
rijp!" Maar zij antwoordde: "Dat denk je maar, er zou best een appel
op mijn hoofd kunnen vallen!" En daarmee ging ze verder. Toen ze bij het
huisje van vrouw Holle kwam, was ze niet bang, want van die grote tanden had ze
al gehoord, en ze verhuurde zich meteen. De eerste dag deed ze zichzelf geweld
aan en was vlijtig en deed wat vrouw Holle haar zei, want ze dacht aan al het
goud dat ze ter beloning zou krijgen, maar de tweede dag begon ze al te luieren,
en de derde nog meer: toen wou ze 's morgens niet eens meer opstaan. Ze schudde
het bed van vrouw Holle ook niet, zoals het hoorde, en ze schudde zeker niet zo
dat de veren vlogen. Dat verdroot vrouw Holle al gauw en ze zei haar de dienst
op. De luie was daar best mee tevreden en dacht, nu zal de gouden regen
beginnen; vrouw Holle bracht haar bij de poort, maar toen zij daar onder stond,
werd er in plaats van goud een grote pan vol pek uitgestort. "Ter beloning
van je diensten," zei vrouw Holle en sloot de poort. Zo kwam de luie meid
thuis, helemaal vol pek, en de haan zat op de putrand en riep: Kukeleku, Onze
zwarte Mina zien we nu!" Het pek bleef aan haar kleven en wilde er haar
leven lang niet af.
M.d.a. Fairy's Dream
|