Visserslatijn
Zijn Zeemeerminnen, die zo vaak voorkomen in de folklore en waar zeelieden al
eeuwen over verhalen, alleen een mythe of zit er meer achter? Dr. Karl Shuker
ging op zoek naar het volkje met vinnen.
Het komt regelmatig voor dat er in de netten van een vissersboot iets vreemds
terechtkomt. Maar in 1833 kwamen zes vissers die voor de kust van Schotland
voeren, nabij de Shetland eilanden, iets tegen wat volgens de wetenschap van
toen en nu helemaal niet bestaan. Wat de mannen gevangen hielden was een wel
zeer uitzonderlijk wezen, half mens, half vis; met andere woorden, ze hadden een
zeemeermin gevangen.
De aandacht gevangen
Zoals de opvarenden zelf verklaarden, hadden ze hun opmerkelijke vangst drie uur
aan boord kunnen houden nadat ze het uit hun netten hadden kunnen bevrijden. Ze
zouden het wezen zorgvuldig hebben onderzocht en toen weer hebben teruggegeven
aan de zee. Al die tijd liet het schepsel een klagerig geluid horen, zonder zich
overigens tegen de vissers te verzetten. De schipper en één van de
bemanningsleden zijn naderhand nog ondervraagd door een professor van de
faculteit voor natuurlijke historie van de universiteit in Edinburgh. Beide
mannen beweerden dat de "zeemeermin" ongeveer een meter lang was en
dat het bovenlijf leek op dat van een normale vrouw, met grote, priemende
borsten. Het gezicht, het voorhoofd en de nek waren kort zoals bij een aap,
hoewel de mond en de lippen leken op die van de mens. Maar het meest bizarre aan
het geheel was dat het onderlijf van het schepsel volgens de vissers niet
verschilde van dat van een vis, met een staart die aan het uiteinde twee vinnen
had.
Dit voorval wordt besproken in een boek van de zoöloog dr. Robert Hamilton, die
als conclusie noteerde: "In dit geval was duidelijk geen sprake van een op
hol geslagen verbeelding die zou zijn opgewekt door gezichtsbedrog, waardoor men
onder bepaalde omstandigheden een zeehond kan aanzien voor iets heel anders. De
sceptici hebben ongelijk. Het is onmogelijk dat zes broodnuchtere vissers van de
Shetland-eilanden het allemaal verkeerd hebben gezien."
Dat er zeemeerminnen worden waargenomen is een traditie die teruggaat tot op de
oude Babyloniërs, die er een uitgestrekt pantheon van goden op nahielden waarin
ook een godheid met een vissenstaart voorkwam. Maar terwijl de meeste mensen
ervan uitgaan dat dergelijke wezens pure folklore zijn, zijn er wel opmerkelijke
verslagen op schrift bewaard gebleven, afkomstig van nuchter ingestelde,
betrouwbare ooggetuigen, die in een andere richting lijken te wijzen. In de
jaren dertig van de vorige eeuw heeft zich op het eiland Benbecula, een van de
Hebriden, iets bijzonder merkwaardigs voorgedaan. Daar zou toen een zeemeermin
zijn waargenomen door meerdere eilandbewoners, onder wie een kind dat een steen
pakte en het schepsel daar dodelijk mee trof. Een paar dagen later spoelde het
kadaver aan en toen de plaatselijke diender dat onderzocht, vond hij dat dit
genoeg menselijke trekken vertoonde om het wezen een fatsoenlijke begrafenis
waardig te achten. De "zeemeermin" werd daarop pal voor de kust
begraven, in een heuse doodskist. De begrafenis werd bijgewoond door vele
eilandbewoners, die ervan overtuigd waren dat het hier werkelijk om een
zeemeermin betrof.
"Zeker" weten?
Een soortgelijk voorval deed zich voor op 5 januari 1900, toen Alexander Gunn,
een Schotse landeigenaar die ter plaatse veel aanzien genoot, op ongeveer 5
kilometer ten zuidwesten van de baai van Sandwood, in de Schotse Hooglanden,
langs het strand wandelde. Daarbij liep hij toen een vrouw tegen het lijf die op
nog geen twee meter van hem vandaan op een rots uitgestrekt lag. Maar tot zijn
verbazing ontdekte hij even later aan de andere kant van de rots een grote
vissenstaart. Daaruit kon hij alleen maar concluderen dat hij te maken had met
een heuse zeemeermin. Volgens de berichten staarden de twee elkaar een paar
minuten verbijsterd aan- de zeemeermin was niet in staat om te vluchten omdat
het laagtij was- tot de angst het won van de verbazing en Gunn het op een lopen
zette. Vanaf die dag tot aan zijn dood in december 1644 is Gunn altijd heel
stellig geweest over wat hij gezien had: "Het was echt geen zeehond. Voor
mijn part zeg je maar dat ik getikt ben, maar ik heb wel degelijk een zeemeermin
gezien. En dat krijgt niemand uit mijn hoofd gepraat". Opvallend is wel dat
vanuit dezelfde omgeving sindsdien nog een groot aantal van dit soort
waarnemingen zijn gemeld.
Al deze verhalen vormen slechts een fractie van de verhalen die over de
zeemeerminnen de ronde doen. Veel van deze waarnemingen zijn minstens zo
gedetailleerd en afkomstig van al even respectabele ooggetuigen als in de hier
gegeven voorbeelden. Dus wat hebben die nu eigenlijk gezien? Echte
zeemeerminnen, met alles erop en eraan, of iets meer alledaags? Het is de
gewoonte van een zoöloog om dergelijke berichten af te doen als een verkeerd
uitgelegde waarnemingen en te verklaren dat het om zeehonden of -koeien moet
zijn gegaan. Natuurlijk is het zo dat die dieren allebei voor een deel hetzelfde
uiterlijk hebben als een zeemeermin. Maar zeekoeien hebben een simpele,
onmiskenbare lichaamsvorm die zelfs de meest kippige of laveloze matroos nooit
zal aanzien voor een zeemeermin, zeker niet van dichtbij. Bovendien zijn er ook
zeemeerminnen waargenomen buiten de tropische gebieden waar zeekoeien normaliter
voorkomen.
De verkeerde?
Zeehonden zijn veel slanker en hebben ook grotere, sprekende ogen, waardoor ze
veel meer weg hebben van een zeemeermin dan zeekoeien. Ook kunnen ze hoge,
ietwat zangerig klinkende geluiden voortbrengen die lijken op het hypnotiserende
gezang waarmee zeemeerminnen volgens de verhalen de matrozen het hoofd op hol
brengen. Daar staat tegenover dat het een onbetwistbaar feit is dat zeelui een
andere ooggetuigen die veel met de zee te maken hebben, te goed vertrouwd zijn
met de beesten om ze aan te zien voor een zeemeermin. Tegen deze achtergrond
bezien kan het heel moeilijk worden afgedaan als een vorm van visserslatijn.
Maar als zeemeerminnen werkelijk bestaan, wat zijn het dan precies voor wezens?
Op die vraag werd in 1960 nieuw licht geworpen toen de Britse wetenschapper Sir
Alister Hardy verklaarde dat de mens niet afstamde van tweebenige, op het land
levende wezens, maar van aapachtige die in het water leefden. Omdat voor het
bestaan van een dergelijke soort nooit bewijzen zijn gevonden, kreeg deze
theorie in kringen van paleontologen weinig bijval. Maar schrijfster Elaine
Morgan maakte zich sterk op het fenomeen toch van deze kant te benaderen. Zij
heeft uitgebreid onderzoek gedaan en haar bevindingen gepubliceerd in onder meer
haar bestseller The Aquatic Ape Hypothesis ("De wateraap - een
hypothese"), die een schat aan anatomische , fysiologische en
gedragswetenschappelijke bewijzen bevat die de ideeën van professor Hardy
lijken te ondersteunen. Het meest radicale en provocerende onderdeel van de
theorie van de "wateraap" is wellicht nog de stelling dat er mogelijk
een parallelle evolutie heeft plaatsgevonden. Zo is wel gespeculeerd dat het
goed denkbaar is dat de "wateraap" inderdaad heeft bestaan, maar dat
er tegelijkertijd andere apen waren die op het land leven, waar uiteindelijk de
mens zoals wij die kennen uit is voortgekomen. De andere soort zou dan in zee
zijn gebleven en zich daar hebben ontwikkeld, zonder ooit het water te verruilen
met het droge.
Het kan dan best zijn dat die soort nog steeds bestaat. Als het inderdaad zo
ligt, hoeven we ons niet langer af te vragen of de zeemeerminnen echt bestaan.
Dat neemt niet weg dat tot het moment dat een goed bewaard gebleven karkas of
zelfs maar een fossiel gevonden is en kan worden onderzocht kan worden, het
eeuwenoude mysterie niet is opgelost
|