De tovenares
Circe
Lang en ver had Odysseus in zijn omzwervingen over de zee gezeild toen hij
met zijn bemanning bij een eiland met de naam Aia belandde. Daar woonde de
machtige tovenares Circe, de dochter van de zonnegod Helios. Nadat Odysseus en
zijn metgezellen gerust hadden en hij getreurd had over zijn vrienden die
tijdens de lange tocht hun leven hadden verloren, beklom de held een heuvel in
de buurt van het strand om te zien of er ook mensen op het eiland woonden. In de
,verte zag hij achter een bos rook opstijgen. Odysseus, door nieuwsgierigheid
geprikkeld, beraadde zich langdurig of hij op onderzoek zou uitgaan om de
herkomst van de rook te vinden. Uiteindelijk leek het hem het beste om eerst
naar zijn metgezellen terug te keren om met hen te overleggen. Toen de held over
zijn ontdekking had verteld werden allen door grote droefheid bevangen. Ze
dachten aan de afschuwwekkende cycloop Polyfemos en aan de Laistrygonen,
allemaal menseneters, en ze klaagden luid.
Maar Odysseus wilde perse weten waar hij aan toe was met die rook. Daarop
verdeelde hij zijn manschappen in twee groepen van tweeëntwintig man. De ene
groep werd aangevoerd door Eurylochos, de andere door Odysseus zelf. Toen lieten
ze het lot beslissen welke groep op verkenning zou uitgaan, en dat lot trof
Eurylochos.
Wenend en bedroefd trok Eurylochos met zijn groep naar het onbekende, niet
wetend wat hem te wachten zou staan. N adat ze een flink stuk van de weg hadden
afgelegd, zagen ze op een lage heuvel in een bebost dal het mooie huis van de
tovenares Circe liggen; het was prachtig gebouwd met bewerkte stenen. Rond het
huis zwierven vele dieren, bergwolven en leeuwen slopen rond. Ze waren tam en
besprongen de mannen niet, maar omringden ze voorzichtig als wilden ze zich
tegen Eurylochos en zijn mannen aan vleien. De dieren waren eigenlijk mensen die
door Circe waren betoverd en in dieren veranderd. Eurylochos en zijn mannen
waren bang voor de dieren en gingen door de poorten van het bouwwerk naar
binnen. Daar hoorden ze een bekoorlijke melodie uit het huis komen. Circe zat in
haar weefstoel en werkte aan een schitterend tapijt. Ze riepen naar binnen en de
mooie tovenares kwam naar buiten en nodigde hen vriendelijk uit naar binnen te
komen; en allen volgden haar, behalve Eurylochos, want hij vermoedde onheil.
In haar prachtige huis liet Circe de vreemdelingen op schitterende stoelen en
tronen plaatsnemen en gaf hun een geurige wijn te drinken waarin ze kaas, meel
en honing had gemengd. Maar heimelijk had Circe ook bedwelmende toversappen door
de wijn gemengd waardoor de mannen hun vaderland vergaten en bij haar op het
eiland bleven. Nauwelijks hadden de mannen van Eurylochos van de zoete wijn
geproefd of Circe nam haar toverstaf en raakte hen aan. Meteen veranderden ze in
borstelige varkens. In plaats van menselijke klanken brachten ze alleen nog maar
geknor voort: maar hun verstand bleef normaal, dat werd door de tovenarij niet
aangetast. Zo zagen ze er uit als varkens, maar ze dachten en gedroegen zich nog
als mensen. De tovenares sloot ze vervolgens op in de stallen en gaf ze eikels
als voer.
Lang wachtte Eurylochos voor het stenen huis, maar zonder succes, zijn mannen
kwamen niet meer terug. Met onrust in zijn hart spoedde hij zich terug naar
Odysseus. Hij kon echter geen woord meer uitbrengen, zozeer was zijn hart door
angst bevangen; uit zijn ogen stroomden de tranen. Pas na lang aandringen van de
anderen om toch alles te vertellen, zei hij dat al zijn mannen in het stenen
huis waren gelokt en dat niemand van hen was teruggekeerd. Odysseus begreep
meteen dat er haast geboden was en greep snel zijn zwaard en beval Eurylochos
hem naar het huis te leiden. Eurylochos smeekte Odysseus op zijn knieën om hem
niet mee te nemen omdat niemand uit het toverhuis terug zou keren. 'Blijf dan',
zei Odysseus toen, 'ik zal alleen gaan, want het is mijn plicht' en hij snelde
weg om zijn metgezellen te redden.
Maar als de nood het hoogst is, dan is de redding vaak nabij. Toen Odysseus met
bezwaard gemoed op weg was naar het huis van de tovenares, kwam de god Hermes in
de gedaante van een jonge man naar hem toe en zei: 'Vreemdeling, je vrienden
zijn door de tovenares Circe als varkens in de stal opgesloten. Als je er naar
toe gaat om ze mee terug te nemen, zal het je als hen vergaan. Circe zal je ook
in een varken veranderen en opsluiten. Maar ik zal je helpen. Neem dit
toverkruid, het heet moly, en ruik er aan. Als Circe de toverwijn voor je mengt,
zal deze plant je beschermen en zal je niet in een dier veranderen. Drink alleen
de wijn die de tovenares je geeft. Als ze je met haar toverstaf beroert, trek
dan je zwaard en stort je op haar alsof je haar van het leven wilt beroven. Laat
haar niet los voordat ze bij de goden heeft gezworen je niets te doen en je
metgezellen te bevrijden en weer in mensen te veranderen.' Toen gaf Hermes
Odysseus de heilzame wonderplant moly: de wortel was zwart, maar de bloesem wit
als melk. Voor een mens is het moeilijk de plant uit te graven, maar de goden
kunnen alles.
Snel ging Odysseus weer op weg naar het huis van de tovenares. Daar aangekomen
riep hij luid de bewoonster en meteen trad Circe door de poort naar buiten en
nodigde hem uit naar binnen te komen. Ze liet hem op een prachtige stoel
plaatsnemen en bood hem de wijn aan. Maar toen ze hem met haar toverstaf
aanraakte en daarbij zei: 'Ga nu naar de varkensstal en ga daar liggen',
gebeurde er niets, Odysseus behield zijn menselijke gestalte. De held stortte
zich met getrokken zwaard op de verbaasde tovenares en dreigde haar te doden.
Circe gilde luid en wierp zich aan de voeten van Odysseus. 'Wie ben jij?' snikte
ze, 'Waar kom je vandaan? Waarom heeft mijn toverdrank geen vat op je? Ben jij
soms Odysseus, die naar mij toe zou komen, zoals de god Hermes mij verkondigde?
Berg toch snel je zwaard op en kom mee naar mijn bed waar we de liefde kunnen
genieten.' Maar Odysseus antwoordde haar: 'Hoe kan ik aardig tegen je zijn en je
liefhebben terwijl je mijn vrienden in varkens hebt veranderd. Ik zal niet in je
bed komen als je niet meteen de heilige eed zweert om mij niets te doen.' Circe
zwoer meteen de eed.
De liefelijke dienstmaagden van Circe maakten een bad en een maaltijd voor
Odysseus. De held zat daar echter met een hart vol droefenis en raakte spijs
noch drank aan. Toen de mooie tovenares, vol verlangen om met hem het bed te
delen, hem naar zijn zorgen vroeg, zei hij: 'Hoe kan ik mij laven, hoe kan ik
mij aan de liefde overgeven, als ik telkens er aan moet denken hoe mijn vrienden
daar buiten als varkens in een stal woelen en vieze eikels moeten eten? Er zal
geen vreugde in mijn hart heersen voordat ze verlost zijn.' En meteen ging Circe
naar buiten, dreef de varkens de stal uit, en bestreek ze met een heilzame
wonderzalf; toen vielen de borstels van de varkens en hun menselijke aangezicht
keerde terug. Allen werden weer mannen, en ze waren daarbij veel jonger dan ze
eerst waren.
Grote vreugde heerste alom toen de vrienden Odysseus herkenden. Tranen en jubel
vermengden zich toen ze elkaar in de armen vielen, zelfs Circe was door dit
weerzien geroerd en snikte.
Een jaar lang woonden ze bij Circe, Odysseus en de tovenares beminden elkaar.
Toen vroegen de mannen aan Odysseus om aan terugkeer naar het vaderland te
denken. De held wierp zich aan de voeten van de tovenares en smeekte haar hen te
laten vertrekken. En Circe, die Odysseus en zijn mannen toegenegen was, liet ze
met een hart vol droefenis vertrekken. Ze wilde hen niet langer tegenhouden.
Maar eerst moest Odysseus nog naar de zielen in de onderwereld afdalen. Daar zou
de vrome ziener Teiresias hem over zijn terugreis vertellen.
Verantwoording
De tovenares Circe
Bron: Homerus, Odyssee 10, 133 e.v.
Sprookje over een tovenares en over mensen die in dieren
worden veranderd (vergelijkbare motieven zijn bij de gebroeders Grimm te vinden,
zoals de prins en de kikker). Circe doet zeker denken aan de heksen uit de ons
bekende sprookjes. Vooral de beschrijving van haar huis en haar eerste optreden
doen aan de gebroeders Grimm denken, met name aan Hans en Grietje. Een ander
motief zien we in het toverkruid moly.
|