De
Sterrendaalders
Er was eens een klein meisje wier vader en moeder waren gestorven, en ze was zo
arm dat ze geen kamertje meer had om in te wonen en ook geen bedje meer om in te
slapen, ze had ten slotte niet meer dan de kleren die ze aanhad en een stukje
brood dat iemand met een medelijdend hart haar had gegeven. Maar ze was lief en
braaf.
En omdat ze door iedereen was verlaten, vertrouwde ze maar op de lieve Heer en
liep ze het veld in. Daar kwam ze een arme man gen, die zei: 'Ach, geef me wat
te eten, ik heb zo'n honger.' Ze gaf hem het hele stukje brood, zei: 'God zegene
je', en liep door. Toen kwam ze een kind tegen dat jammerde en zei:
'Ik heb het zo koud op mijn hoofd, geef me iets om het te bedekken.' En ze zette
haar mutsje af en gaf het aan het kind.
Toen ze weer een poosje had gelopen, kwam ze een ander kind tegen, dat geen
buisje aanhad en het koud had, en ze stond het hare af. Even later kwam er een
kind zonder rokje, en ze gaf haar eigen rokje.
Na een poos kwam ze in een bos, en het was al donker geworden. Toen kwam er weer
een kind dat om een hemdje vroeg, en het brave meisje dacht: 'Het is donker en
niemand ziet me, ik kan mijn hemdje wel missen', en ze trok het uit en gaf het
weg. En toen ze daar zo stond en helemaal niets meer had, vielen opeens de
sterren uit de hemel, en het waren allemaal harde, glimmende daalders. En hoewel
ze haar hemdje had weggegeven had ze een nieuw hemdje aan, van het allerfijnste
linnen. En ze zocht de daalders bij elkaar en was voor de rest van haar leven
rijk.
|