De spookkinderen van Matamoros

Mijn moeder vertelde het me en vaag herinner ik me zelf er ook nog wat van. Hoewel wij toen nog klein waren. Het moet in de dagen voor de revolutie zijn geweest. Mijn broer en ik waren toen misschien vier of vijf.

In die tijd leefde mijn familie aan deze kant van de straat en we hadden een grote tuin grenzend aan de estero (een soort meer). De bossen waren dicht begroeid, met veel struikgewas en grote bomen vlak bij de oever. Het waren vredige tijden. Mijn vader moest naar de ranch voor zijn werk. Moeder en wij bleven thuis. We waren de enige mensen in deze omgeving. We hadden niets te vrezen. Mijn moeder had haar werk en wij speelden. We waren kinderen, begrijpt u? We gingen naar het meer en speelden de hele dag.

Op een dag kwamen we thuis en vertelden we onze moeder dat we een paar kinderen hadden ontmoet. We speelden met hen aan het meer. U weet hoe kinderen zijn. Ze fantaseren van alles, vooral tijdens het spelen. Daarom bekommerden mijn ouders er zich niet om. Kinderspel, zeiden ze. Het gebeurde altijd 's middags als mijn moeder een poosje op bed ging liggen. Wij gingen weg en speelden met de kinderen aan het meer. 's Avonds kwamen we terug en vertelden het onze moeder. Nou, tot ze ons begonnen te geloven, was er een hele tijd verstreken en het duurde nog langer tot moeder ons vroeg hoe die kinderen eruitzagen. Het kleine meisje was blond en in het wit gekleed en de kleine jongen had een blauw shirt aan.

Tot op een dag moeder tegen vader zei: "Hoor eens. Denk je dat daarginds iemand woont?" - "Wat zeg je daar? In een omtrek van vele mijlen zijn er hier geen andere mensen." - "Maar de kinderen beschrijven toch heel precies hoe die kinderen eruitzien met wie ze spelen." - "En jij ge!ooft hen!" Vader werd kwaad. Dus zei ze niets meer.

De volgende middag ging de moeder niet slapen. Ze wachtte tot wij weg waren. Toen volgde ze ons. Nou, ze vertelt dat ze bij een kleine open ple k in het bos kwam en dat ze juist toen ze ons zag, iets wits achter een boom zag verdwijnen; iets wat eruitzag als een rok. Ja, zo had het haar geleken. Ze had ons geroepen en gevraagd: "Wat doen jullie? Hebben jullie weer met die kinderen gespeeld?"

"Ja," hadden wij gezegd. Ze was bang geworden. Ze had ons voor zich uit gedreven en was regelrecht naar een oude schaapherder gegaan, die op onze grond woonde. De oude man was meegegaan en langs het pad naar de oude plek meegelopen.

Ja, en toen zag ze hen zoals wij hadden gezegd. Maar toen de man opdook renden de kinderen weg achter een boom en verdwenen. De oude man pakte zijn stok en liep naar de plek waar de kinderen waren verdwenen. Daar was niets. Alleen een opening in het struikgewas, met onkruid overwoekerd. Hij zei: "Daar moet toch achter te komen zijn". Hij wurmde zich door de opening. Toen hoorde hij een geluid, een soort gejammer en voor zich zag hij een kleine grot tussen de takken. Er zat een zwart e bond en die ontblootte zijn tanden. Uit zijn ogen schoot vuur.

"Geloofd zij de Maagd Maria!" bracht de man nog uit en sloeg een kruis. Dat moet hem gered hebben, want de bond bewoog zich niet. Hij gromde alleen en keek hem strak aan. Langzaam, heel langzaam liep de man achteruit.

Later liep een groep mannen met geweren en machetes naar de plek, maar ze konden niets vinden. Sommigen dachten dat daar geld begraven moest liggen. Maar onze vader wilde niet dat ze er naar zochten. Toen de priester erbij kwam, bad hij op de betreffende plek. En vanaf dat moment is er nooit meer iets te zien geweest.

Ze zeggen, dat die kinderen daar gestorven zijn broer en zus. Vele jaren ervoor, na de oorlog tegen de Amerikanen, zou dat gebeurd zijn. Ze waren met hun oom uit Texas gekomen. Ze hadden goud en zilveren munten meegebracht. En toen had de oom hen uit hebzucht vermoord. En de hond? Dat was de duivel... of de oom die in hel moet zijn gekomen.

EINDE