De sneeuw en
het klokje
Toen God de aarde schiep in zes dagen, was er voor hem wel heel veel tegelijk
te doen. Er was zoveel te creëren dat er soms een tekort aan onderdelen was. Zo
was er voor het konijn geen normale staart meer over en moest het zich dan ook
behelpen met een raar opstaand wit staartje. Het muisje bleef grijs en voor het
roodborstje was alleen bruin nog over (pas veel later kreeg het zijn rode
borstje). Toen de regen, de sneeuw en de wind aan de beurt waren, bleken de
kleuren helemaal op. De sneeuw was hierover zeer ontstemd en weigerde zich terug
te trekken na de winter. De bossen en landerijen bleven bedekt onder een dik pak
doorzichtige sneeuw. De zaden waren weliswaar zichtbaar maar onbereikbaar onder
de kleurloze sneeuw, waardoor de dieren honger leden.
Door deze barre omstandigheden kreeg God medelijden met de planten en de dieren
en zei tegen de sneeuw dat ze een kleur aan een plant mocht vragen. Maar de
planten weigerden mee te werken. De gele katjes van de hazelaar wilde het zachte
geel niet afstaan. Ook de Duindoorn weigerde de oranje kleur van de bessen te
geven. De rode kleur van de bessen van de Gelderse Roos wilde de sneeuw zelf
niet omdat die te fel was.
De sneeuw werd toen heel boos. De wind, die ook geen kleur had gekregen, werkte
samen met de sneeuw. Hevige sneeuwstormen teisterden het land. Een klein klokje
zag dit allemaal aan en kreeg medelijden met de sneeuw. Toen de sneeuw aan het
uitrusten was van de laatste sneeuwstorm, riep het klokje dat de sneeuw haar
kleur mocht hebben. De sneeuw vond de witte kleur van dit klokje prachtig. De
sneeuw was zo geroerd over de gave dat ze besloot dat het klokje als enig
bloempje in de sneeuw mocht bloeien zonder te bevriezen. Het klokje was zo
dankbaar dat het zich sindsdien het 'sneeuwklokje" noemt.
mda Isilda
|