De schat van de trollen

In een klein boerderijtje in Zweden, helemaal in het noorden van Europa, woonde een kabouterfamilie. Een van de kabouters heette Jorrik. Hij was een hele jonge kabouter: hij was nog maar 100 jaar oud en had nog geen baard! De dochter van de boer zou binnenkort trouwen en Jorrik wilde haar graag een cadeau geven, want hij vond haar erg aardig.
 Hij zei tegen zijn vader, een oude, wijze kabouter:
'Ik ga een ketting stelen uit de schatkist van de trollen. Die geef ik Margarete cadeau voor haar huwelijk.' 'Geen sprake van!' zei zijn vader. 'De trollen bewaken hun schatkist dag en nacht, en als ze je betrappen, eten ze je op. Ik verbied je om de bergen in te gaan, ook niet met kerstnacht.' 'Waarom niet met kerstnacht?' vroeg Jorrik zo onschuldig mogelijk.
'Omdat de trollen die nacht hun rijkdommen tellen en zij het zo druk hebben, dat ze niets in de gaten hebben. Iemand die hun hol binnen durft te gaan, kan rustig zijn gang gaan... maar ik wil gewoon niet dat je aan de schatkist van de trollen denkt!' zei zijn vader.
Toch moest Jorrik er steeds aan denken. Eindelijk was het kerstnacht en de kabouters bleven laat op. Daarna ging iedereen slapen... behalve Jorrik. Heel stilletjes kroop hij uit bed en sloop hij de koude, donkere nacht in, zonder zich iets aan te trekken van de kou en de wind. Hij liep een heel eind door het bos, en kwam uiteindelijk bij de berg van de trollen. Hij klom over de stenen door zich vast te klampen aan de grassprieten, en moest lang zoeken naar een opening om in de berg te komen. Uiteindelijk zag hij een spleet waaruit licht kwam. Jorrik was zo klein dat het hem weinig moeite kostte om zich door de spleet naar binnen te laten glijden. Hij volgde de barst van de steen en kwam uit bij een enorme grot.
En daar zag hij de twee trollen. Ze zagen eruit zoals zijn vader en zijn grootvader hadden beschreven: heel groot, heel lelijk, met een grote mond en grote, behaarde klauwen in plaats van handen. Ze hadden het zo druk met het tellen van hun schatten in een grote kist, dat ze niet merkten dat Jorrik was binnengekomen. Heel stilletjes klom hij langs de kist, en klampte zich vast aan de spijkers en scharnieren. Toen hij boven was, zag hij een prachtige parelketting. Hij sprong in de kist om de ketting te pakken Op dat moment riep een van de trollen: 'Zo, we zijn klaar; we hebben alles geteld!'
En hij gooide klak! de kist dicht. De arme Jorrik zat gevangen in de kist!
Zou hij nu van honger en dorst omkomen?
Maar gelukkig was hij slim. Hij klom naar het slot en begon te piepen als een muisje: 'Pieeep! Pieeep! 'Hoor eens, er zit een muis in de kist', zei een van de trollen. 'Ik
ben dol op muizen, maar veel vlees zit er niet aan.'
Hij tilde het deksel op, stak zijn hand naar binnen en tastte in het rond, op zoek naar de muis. Toen had hij Jorrik te pakken. 'Hé daar!' riep het kaboutertje uit, terwijl hij de ketting stevig in zijn handjes geklemd hield. 'Ik ben geen muis!' 'Jij bent inderdaad geen muis', zei de trol, terwijl hij Jorrik aandachtig bekeek. 'Jij bent een kabouter. Leuk om je te ontmoeten... want ik heb nog nooit een kabouter gegeten!' En de trol lachte hard.
'Geef hem aan mij, ik doe hem bij de vulling voor de fazant', zei de andere trol, terwijl hij zijn lippen aflikte.
'Maar jullie kunnen me niet zomaar opeten! Ik heb een heel eind door de bergen gelopen. en ik ben heel vies', zei Jorrik.Toen bracht de trol hem bij de rivier die onderin de grot stroomde. Hij dompelde hem in het water en schudde daarna het water van hem af.
 'Kom op!' zei Jorrik ernstig. 'Dat doe je toch niet zo. Je moet de aarde van me afborstelen.'
'Pff!' zei de trol terwijl hij zijn schouders ophaalde. Maar hij zette Jorrik neer en ging een borsteltje zoeken. Toen keek Jorrik om zich heen en zocht een manier om te ontsnappen. Plotseling kreeg hij een idee!
Aan de rand van de rivier was een kruik vastgemaakt, die bedoeld was om water uit de rivier te scheppen. Hij sprong in de kruik, zonder de halsketting los te laten, en sneed met zijn mes het touwtje door waarmee de kruik vastzat. Net zoals een boot nam de kruik Jorrik mee, over de golven. Toen de trol weer terugkwam bij de rivier, schreeuwde hij zo hard, dat de berg ervan trilde. Maar hij kon niets meer doen! De rivier bracht Jorrik naar de voet van de berg en zette hem af bij de vallei, in de openlucht. Jorrik kwam zingend thuis, want hij was heel trots op zichzelf. Op de dag van haar huwelijk vond Margarete 's ochtends de mooie ketting op haar hoofdkussen. Ze begreep meteen wie haar dit cadeau had gegeven. Na het eten liet ze daarom op tafel een klein stukje taart achter, voor de kabouters.

Bewerking van een Scandinavisch sprookje.


Het verhaal, dat een variatie is op het thema van de Schat die is buitgemaakt op de reus, heeft hier als hoofdpersonages een kabouter en een trol. Kabouters zijn bekend in alle Europese landen, maar worden vaak anders aangeduid. Het zijn wezens die vriendelijk zijn voor mensen, bij wie ze vaak wonen. Soms halen ze streken met mensen uit, maar dit zijn nooit gemene streken. Trollen horen bij de Scandinavische folklore. In tegenstelling tot kabouters zijn trollen kwaadgezind. Trollen wonen in de bergen, bossen of onder de grond en kunnen klein zijn zoals kabouters, maar ook reusachtig groot. Trollen zijn te herkennen aan hun lange neus.