Het Rode-klaverelfje

Het kleine dennenappelmannetje zat bovenop een paddenstoel. Bedroefd keek hij om zich heen, zuchtte diep en begon luid te jammeren: "Wat ben ik toch een heel ongelukkig mannetje. Iedereen is gelukkig en ik heb j nooit, écht nooit geluk. Het geluk heeft me voorgoed verlaten. Als dat geen reden is om te huilen, dan weet ik het niet meer. Wat ben ik ongelukkig."
De wind miste door het hoge gras. Zacht boog hij de grashalmen op en neer. Het leek alsof het gras dat prettig vond, alsof de grashalmen meedansten met de wind. Maar de rode klaver, die danste zeker op de maat van de wind. Blij keek het klaverelfje omhoog naar de zon en de wind, en zij vond dat het een mooie dag was. Maar plotseling voelde ze op haar gezicht een paar druppels. "Wat krijgen we nou," riep ze, "regen? Maar dat kan toch niet. De lucht is blauw en er is geen wolkje aan de hemel te zien. Daar moet ik het mijne van weten." Resoluut klauterde zij tegen een lange steel van haar bloemen omhoog. Nu kon zij over het gras uitkijken. Ze zag niets bijzonders. Maar daar kreeg ze weer een spetterdruppel op haar neus. Verbaasd keek ze omhoog, naar de paddenstoel die daar middenin het grasland stond. En daar zag ze een klein dennenappelmannetje zitten, dat vreselijk huilde. Hij huilde tranen met tuiten. Aha, dacht het elfje, daar komen de waterspetters vandaan. Maar waarom huilt het ventje zo hartverscheurend? Nieuwsgierig vloog het elfje naar boven, naar het mannetje op de paddenstoel. "Hé," vroeg ze, "waarom huil je zo?" Even hield het mannetje op met huilen, zo verbaasd was hij over de onverwachte visite. Maar toen begon hij nog erger te huilen en riep snikkend: "Omdat ik zo verschrikkelijk ongelukkig ben..."
"Maar waarom ben je zo ongelukkig?" wilde het elfje weten. "Omdat... omdat... nou, omdat de anderen altijd geluk hebben en ik nooit", huilde het mannetje. "O, is dat het", zei het elfje. "Maar waarom zorg je er dan niet voor dat jij ook geluk hebt? Zo moeilijk kan dat toch niet zijn?"
"O nee?" antwoordde het mannetje een beetje snibbig. "En hoe doe je dat dan?" "Ik geef je een klavertje," zei het elfje, "maar niet één met drie bladeren, maar eentje met vier bladeren. Die zijn erg zeldzaam, neem dat maar van mij aan. En zo'n klavertje brengt je geluk."
"Echt waar?" Het mannetje kon het haast niet geloven. "Echt waar", verzekerde het elfje trouwhartig, plukte snel een klavertje vier en gaf dat aan het dennenappelmannetje. Met stralende ogen nam hij het geluksklavertje aan en bedankte het elfje. Sindsdien heeft hij altijd geluk dankzij het rode-klaverelfje, dat iedereen die het klavertje vier vindt, geluk brengt.