De reis van
een melodie
'Waar komt muziek eigenlijk vandaan, opa?' vroeg een jongen aan zijn
grootvader. 'Hoe zijn tonen en melodieën ooit zijn ontstaan?' 'Ik zou het niet
weten, mijn jongen', sprak opa. 'En er is niemand die dat weet. Mensen maken nu
eenmaal muziek en hoe dat komt, is een groot raadsel. Ieder vogeltje zingt zoals
het gebekt is, ieder schepsel heeft zijn eigen lied. Grote mensen spelen hun
grote mensenmuziek en kinderen zingen hun kinderliedjes. Maar zelfs de beste
muzikant ter wereld zou je niet kunnen vertellen waarom muziek bestaat. Muziek
ís er gewoon.
'Kijk naar de natuur', ging grootvader verder. 'Het ruisen van de wind in de
bomen of het klotsen van rivierwater, is dat geen schitterende muziek?! Het
gekwaak van kikkers en het gefluit van vogels, zijn dat geen prachtige liedjes?
In de natuur wordt elke dag nieuwe muziek geboren. Een klein melodietje kruipt
uit het ei, groeit op en wordt langzaam groot. Dan krijgt het vleugels en gaat
het een reis door de wereld maken, op zoek naar avontuur en oren die willen
luisteren. Heeft de melodie het oor van een mens bereikt, dan groeit ze weer
verder. Via oor en hart, via mond en hand, van de ene mens naar de andere. Al of
niet met hulp van een muziekinstrument. Deze reis eindigt nooit.
Ik ken een bijzonder verhaal over de reis van een melodie. Misschien kan dat je
vraag een beetje beantwoorden.' En grootvader begon te vertellen.
'In het Russische dorpje Machnovka woonde eens een muzikant die Chajim heette.
Toen hij nog een kleine jongen was, had hij van zijn vader een klarinet
gekregen. Na enkele muzieklessen van vader kon Chajim al aardig geluid uit zijn
toeter krijgen. Toen hij wat ouder werd, ging Chajim in de leer bij Pedotsur,
een beroepsmuzikant uit Berditsjev. Van Pedotsur leerde hij alle kneepjes van
het muzikantenvak: hoe je een mooie klank maakt en versieringen het beste
speelt.
Maar hij leerde ook dat een melodie pas echt goed klinkt, als je je hele hart
erin legt. Op een dag was Chajim de beste muzikant in Machnovka geworden. Hij
kon zijn klarinet laten huilen en lachen, laten zingen en dansen. Om die reden
was Chajim een graag geziene gast op bruiloften, partijen en dorpsfeesten. Zijn
enige zwakke punt was dat hij geen nieuwe melodieën kon bedenken, daarvoor
moest hij telkens naar andere muzikanten toe.
Maar Chajim wist inmiddels al heel wat melodieën uit zijn hoofd, zodat hij
haast nooit muziek tekort kwam. Toch kende Chajim op zeker moment een groot
gebrek: er waren geen feesten meer in Machnovka om als muzikant geld mee te
verdienen.
Op den duur had hij geen rooie cent meer op zak. Hoera! Eindelijk werd in het
dorp weer eens een bruiloft aangekondigd. De oudste dochter van de familie Katz
zou gaan trouwen en de Katzen behoorden tot de rijkste en sjiekste mensen van
Machnovka. Voor Chajim kwam dit bericht als een geschenk uit de hemel. Zonder
twijfel zou hij op het feest mogen spelen en de bruid aan het lachen en huilen
krijgen met zijn meeslepende muziek. Chajim schrok zich echter een hoedje, toen
hij hoorde dat de familie Katz niet hém, maar zijn leermeester Pedotsur uit
Berditsjev wilde vragen om te spelen.
Wat was er aan de hand? Er zouden enkele familieleden op de bruiloft komen die
aan alles zeer hoge eisen stelden, ook aan de muziek. Daarom moest Pedotsur
speciaal voor deze gelegenheid een nieuwe melodie bedenken. 'Ik kan onze gasten
toch geen oude koek voorzetten?!', had vadertje Katz gezegd.
Nieuwe muziek bedenken was voor Pedotsur een fluitje van een cent. Maar Chajim
had pech, want hij kon geen nieuwe liederen op bestelling leveren. De rijke
bruiloft zou aan zijn neus voorbij gaan. Iedereen in het dorp was het erover
eens: eigenlijk zou die arme Chajim moeten spelen op het trouwfeest. Hij kon
immers spelen als de beste en anders zou hij moeten gaan logeren bij Tante
Armoede en bedelend langs de deuren moeten trekken. De dorpsoudsten besloten
daarop te gaan praten met de familie Katz. Na lang overleg ging het feest ook
voor Chajim door, hij mocht alsnog spelen op bruiloft.
Maar op voorwaarde dat hij eerst nieuwe muziek ging halen bij Pedotsur, zijn
leermeester uit Berditsjev.
Dat betekende twee dagen reizen per koets, een nieuwe melodie leren en daarna
snel terugkeren naar Machnovka. De familie Katz zou alles betalen. Hoe luidt het
gezegde ook alweer? "Een schlemiel heeft altijd mazzel, een pechvogel kent
steeds geluk"?! Toen Chajim aankwam in Berditsjev, bleek de vogel die hij
zocht helaas gevlogen. Pedotsur was op reis gegaan en zou voorlopig niet
terugkeren. Wat moest Chajim nu? Wachten op de thuiskomst van zijn leermeester?
Daarvoor had hij geen tijd. Over twee dagen begon de bruiloft en de terugreis
zou hem zeker een dag kosten. Chajim ging op de stoep zitten met zijn handen in
het haar. Was dit het eind van het liedje, ook al was het nog niet eens
begonnen? Nee, gelukkig niet! Plotseling spitste Chajim zijn oren, want in de
verte hoorde hij muziek.
Een vrolijke melodie kwam langzaam dichterbij. Aan het einde van de straat zag
hij ineens een meisje dansen, begeleid door twee muzikanten die viool en
klarinet speelden. Het meisje had kleurige linten in het haar die dwarrelden in
de wind. Ze danste met een tamboerijn in de hand en zong bij elke deur haar
lied. Chajim zag hoe de mensen het meisje wat geld toewierpen. Hij luisterde
aandachtig naar haar lied dat hij niet eerder had gehoord. 'Die freilach lacht
en weent tegelijk. Het is verdriet om op te dansen en geluk om bij te huilen.
Precies wat ik nodig heb!', riep Chajim uit. Hij sprong een gat in de lucht.
Terwijl hij met de koets terug naar huis reed, bleef hij onderweg voortdurend
het lied van het meisje herhalen. Als hij de melodie zou vergeten, was zijn hele
reis voor niets geweest. Maar het gekke was: hoe vaker Chajim het lied voor
zichzelf neuriede, hoe meer de melodie van klankkleur veranderde. Op den duur
was het geen vlot, vrolijk dansliedje meer, maar een trage klaagzang. Het werd
een treurige melodie, een kale bazetsen waarmee een muzikant de bruid aan het
huilen moet zien te krijgen. Want een bruiloft zonder tranen is als een put
zonder water.
De traditie van veel dorpsjoden wil nu eenmaal dat een bruid móet huilen op
haar trouwdag, want als getrouwde vrouw staat haar straks een hard en droevig
leven te wachten. En mocht de bruid op haar bruiloft niet uit zichzelf kunnen
huilen, dan wilde verdrietige muziek haar wel een handje helpen. Op de bruiloft
van Rivkele Katz speelde Chajim heel gevoelig zijn nieuwe melodie. De bruid
haalde haar zakdoekje al tevoorschijn, voor Chajim een goed teken! Maar even
later stapten enkele feest-gangers op Chajim af. Ze waren joden uit de grote
stad Kiev en vonden al die dorpse gewoonten maar niks. Deze gasten wilden geen
treurzang horen, ze wilden alleen maar dansen. 'Kom op, kerel! Je moet sneller
spelen!, riepen ze. 'Is dit een bruiloft of een begrafenis?' Chajim ging gewoon
door met zijn spel, uit zijn klarinet klonk nog steeds een gedragen, droevige
melodie.
Plotseling begon een van die gasten op zijn vingers te fluiten. Het was precies
dezelfde melodie als die van Chajim, maar dan veel sneller en wilder. Chajim
speelde rustig door. De rest van het bruiloftsorkest volgde echter het gefluit
en speelde steeds sneller en harder waardoor de zachte melodie van hun
orkestleider werd overstemd. Al snel had de onstuimige dansmuziek het
klarinetspel van Chajim opgeslokt als een wild en allesverslindend monster.
Chajim stopte met spelen, maar het orkest raasde verder als een blind paard in
volle galop. Alle aanwezigen in de zaal begonnen uitbundig te dansen en mee te
brullen: bruid en bruidegom, ouders, familie. De trouwzaal was één kolkende
massa van springende en gillende mensen.
Het wilde beest was niet meer te stoppen. Chajim keek vanaf de zijkant van het
podium toe als een klein, verdrietig vogeltje. Zijn melodie - en ook het lied
van het dansende meisje uit Berditsjev - was stevig de nek om gedraaid. Dat was
meer dan Chajim kon verdragen. Hij droop af als een geslagen hond, met de staart
tussen de benen. Dit was echter niet het eind van het liedje. Voor Chajim wel,
maar niet voor zijn melodie. Die kroop uit het ei en kreeg vleugels.
Dat ging als volgt. Een van de gasten op het bruiloftsfeest van Katz was matroos
op een schip. Toen hij na zijn verlof weer ging varen, nam hij die wilde
dansmelodie mee aan boord. Dat liedje maakte hem zó vrolijk tijdens de lange
dagen op het water, dat hij het leerde aan zijn scheepsmaatjes. De matroos zong
het voor, de anderen zongen het regel voor regel na. Binnen de kortste keren
kende de hele bemanning het bruiloftsmelodie van Chajim, zelfs de stuur-man en
de kapitein. Alle matrozen zongen het lied uitbundig mee, terwijl de drank
rijkelijk vloeide. Als de zeemannen zo door waren blijven drinken, waren ze vast
en zeker aan lager wal geraakt.
Maar de koude zeelucht maakte hen op tijd weer nuchter. Kort daarop kwam de
haven van Odessa in zicht. Het schip meerde af in de haven en daar gingen alle
matrozen van boord. Natuurlijk zochten de zeelui meteen de eerste de beste kroeg
op die ze konden vinden. En onder het genot van een groot glas bier werd het
lied van de matroos die op de bruiloft in Machnovka was geweest nog een keer
gezongen. Niet één keer, maar wel tien keer. Tot de hele kroeg het mee kon
brullen. Onder al die gasten in de kroeg zat ook een berentemmer die bij het
circus van Moskou werkte.
Na het bezoek aan zijn oude moeder in Odessa reisde de berentemmer weer terug
naar Moskou. Het drinklied van de matrozen ging mee in zijn koffer. Toen de man
aankwam bij het circus waar hij werkte, was hij in een opgewekte bui. Wandelend
door de piste van het circus floot de berentemmer een vrolijk wijsje en zonder
het te beseffen blies hij daarmee de melodie van Chajim nieuw leven in. De
violist van circusorkest hoorde het fluitspel van de berentemmer en begon met
hem mee te neuriën. Diezelfde avond speelde het circusorkest een nieuwe melodie
tijdens het trapezenummer van de acrobaten. Terwijl de acrobaten op het slappe
koord allerlei halsbrekende toeren uithaalden, speelde het orkest Chajim's
melodie die in een nieuw circusjasje was gestoken. Hoe gevaarlijker het
acrobatennummer, des te spannender de muziek van het orkest.
Menselijke beweging en meeslepen-de muziek smolten samen tot één geheel. Na
afloop van het nummer applaudiseerde het publiek luidruchtig. Het kunst- en
vliegwerk van de acrobaten had tesamen met de melodie de mensen betoverd.
Vanwege het grote succes ging deze acrobatische muziek nog vele jaren mee in het
circus. Na verloop van tijd kon iedereen het meeflui-ten: van clown tot
acrobaat, van stalknecht tot spreekstalmeester. Zelfs de circusberen leken het
mee te brommen. Zo leefde het lied van Chajim nog jaren na de bruiloft verder in
het circus. Maar op een dag verkocht het circus van Kiev alleen nog maar
afgesleten kunstjes uit de oude doos en bleef het publiek weg.
Er kwam geen geld meer in het laatje en alle artiesten werden ontslagen. Een
klein aantal vond werk in een ander circus, maar drie acrobaten en een muzikant
gingen op straat spelen om nog wat te verdienen. Chajim's melodie ging mee in de
vioolkoffer. In de stad Rowne stond de violist te spelen naast een oud
draaiorgeltje. Voor hem sprongen de drie acrobaten - twee mannen en een meisje -
om de beurt op elkaars nek en maakten een levend bouwwerk. Daarna gooiden de
mannen het kind in de lucht. Het meisje maakte een dubbele salto en kwam
vervolgens hard met haar blote voetjes op de straatstenen neer. Haar naam was
Perele - kleine parel.
De violist speelde op zijn krakkemikkige viool en werd begeleid door fluittonen
uit het draaiorgeltje. Het was de melodie van Chajim die dankzij viool en
orgeltje aan een zoveelste leven was begonnen. De tonen zuchtten en kreunden,
net als het meisje Perele. Ze danste, sprong en deed lenig haar kunststukjes,
maar ze was doodmoe en kon op den duur niet meer op haar benen staan. Niemand
zag hoe zwaar het meisje het eigenlijk had, niemand hoorde hoe ze zachtjes
huilde na elke sprong. 'De voorstelling moet doorgaan', zei Perele zuchtend
tegen zichzelf. 'Tot je erbij neervalt', voegden de twee andere acrobaten er in
stilte aan toe. Zo gebeurde het ook.
Perele viel neer, haar voeten waren helemaal kapot van het springen. Kort daarna
werd ze ernstig ziek. De straatacrobaten lieten haar halfdood achter in het dorp
en reisden verder. 'We kunnen niet op je wachten. Het leven gaat door', hadden
de mannen tegen haar gezegd.
Na maandenlange verzorging in het ziekenhuis knapte Perele gelukkig op en na een
half jaar kon ze weer een beetje lopen. Maar dansen en springen was er niet meer
bij, aan haar ziekte zou ze voortaan een mank been overhouden. 'Als ik geen geld
meer kan verdienen met mijn benen, dan maar met mijn stem', dacht ze.
Perele besloot om zingend langs steden en dorpjes te trekken, in de hoop op een
gulle gift. Ze zong voortdurend het lied van de viool en het draaiorgeltje, want
een ander lied kende ze niet. Met dat lied op de lippen zwierf ze jarenlang
rond.
Op een dag kwam Perele - inmiddels een jonge vrouw geworden - in het dorpje
Machnovka en zong ook daar haar lied. Wie goed luisterde naar het lied van de
jonge bedelvrouw, hoorde hoe ze smeekte en om medelijden riep. De klanken van de
melodie zeiden: "Het is koud en ik ben arm. Ik heb honger en geen plek om
te slapen. Help me alsjeblieft!"Toch klonk er ook hoop door in dit lied.
De melodie zong verder: "Al ben ik mank en zwerf ik rusteloos rond, God zal
mij dragen en rust schenken". De inwoners van Machnovka gaven Perele wat
geld of stopten haar een stuk brood toe. Er kwamen kinderen voorbij die ademloos
bleven luisteren naar haar ontroerende lied. Een jongetje gaf haar na afloop een
appel, omdat hij het zo mooi had gevonden.
Toen de kinderen verderliepen, reisde de melodie van Perele met hen mee door de
straten. De kinderen wandelden al fluitend in de richting van het huis van reb
Sholem Rosenberg, een van de Talmoedgeleerden in Machnovka. Reb Rosenberg zat
dag in dag uit, uur in uur uit te studeren in de heilige boeken. Hij sloeg zijn
boeken haast nooit dicht en kwam zijn deur bijna niet uit.
Stel je voor dat hij enkele heilige momenten van studie zou moeten missen! Maar
reb Rosenberg was wel een eenzaam man geworden, want hij ging zelden of nooit
bij andere mensen op bezoek. De dorpsbewoners hadden het inmiddels afgeleerd om
de bolleboos te storen in zijn heilige bezigheden, want dan werd hij woedend.
Reb Rosenberg was volop in zijn studie verdiept, toen de fluitende kinderen
langs zijn kamer liepen. 'Wegwezen, stelletje vlegels!' riep de geleerde zonder
van zijn boeken op te kijken. De kinderen besteedden geen aandacht aan zijn
gescheld en liepen vrolijk fluitend verder. Even later wandelde ook Perele al
zingend door zijn straat. Eerst klonk haar lied nog ver weg, maar de klanken
kwamen steeds dichterbij. Reb Rosenberg deed zijn gordijnen dicht en ontstak een
kaars.
Op een gegeven moment klonk haar zangstem helder en duidelijk, ze stond bij zijn
voordeur. Reb Rosenberg stopte zijn vingers in de oren en probeerde verder te
lezen. Maar het lied kroop tussen zijn vingers door en nestelde zich in zijn
oren. Hij deed zijn baard in de mond en beet erop alsof hij door hevige pijnen
werd gekweld. Door een kier in het gordijn zag hij een jonge vrouw staan.
'Scheer je weg, vuile dibboek!', schreeuwde de geleerde. 'Probeer me niet te
verleiden met je akelige gezang! Oprotten en vlug een beetje!' Het werd stil op
straat. De melodie stopte, de vrouw liep stilzwijgend verder.
Toch was het gevaar voor de studeerkamergeleerde nog niet geweken. Want de helse
klanken van die bedelvrouw bleven vastzitten in zijn hoofd en gingen er niet
meer uit. Bidden, studeren, niets lukte meer. Zelfs na een nacht van diepe slaap
stond reb Rosenberg de volgende morgen weer op met dat vreselijke lied in zijn
oren. Zingen, wat had hij daar een hekel aan! Gebeden en liederen zegde hij
liever op in plaats van die te zingen, zoals ieder ander deed. 'Zingen leid
alleen maar af van de heilige woorden', zo vond hij. Het duurde vele lange weken
voordat hij de melodie met pijn en moeite uit zijn hoofd had weten te zetten.
Eenmaal per jaar reisde reb Rosenberg naar de rabbi van Bratslav om nieuwe
wijsheden op te doen die hij daarna in zijn eentje kon verwerken.
Het was weer eens zover. Na een lange reis naar Bratslav kwam hij aan in het
huis van de rabbi. Hij zat aan tafel met andere volgelingen van de rabbi en
ontdekte dat zijn leermeester een vreemde bui had. Hij gaf geen onderwijs, zoals
anders altijd het geval was. Ook discussieerde de rabbi niet met zijn
leerlingen, zoals hij gewoonlijk deed. De Rabbi van Bratslav zat stil in zijn
stoel en zweeg in alle talen. Het leek wel of hij ingespannen luisterde naar een
geluid in de verte. Toen verscheen er ineens een glimlach om zijn mond.
'Laten we zingen', riep de rebbe plotsklaps en zette een vrolijk liedje in.
Iedereen aan tafel stemde daarna in, behalve reb Rosenberg. Toen het gezang
voorbij was, keek de rabbi hem aan. 'We zullen nu onze geleerde gast uit
Machnovka de eer geven om een nigoen, een hemelse melodie voor ons te zingen.'
Sholem Rosenberg hapte naar adem.
'Zingen, hoe moet dat in hemelsnaam?!? Ik ken geen liederen en ik krijg nooit
één fatsoenlijke noot uit mijn keel!' Zijn leermeester keek hem vriendelijk
doch vastberaden aan: 'Vooruit, laat ons niet wachten met zingen. Dit is een
bijzonder heilig moment.' Reb Rosenberg begon onwennig enkele tonen te zingen.
Hij stopte en zong even later nog wat klanken die met horten en stoten over zijn
lippen kwamen. Langzaam maar zeker groeide er een lied, het was als een
bloemknop die voorzichtig openbrak. Hij zong de melodie van Perele, de jonge
bedelvrouw die voor zijn deur had gestaan. Het was het lied dat als een
langgerekte echo in zijn hoofd had geklonken.
Maar tegelijkertijd was het ook de bruiloftsmelodie van Chajim in wéér een
nieuwe gedaante. Niet te geloven! Voor het eerst van zijn leven zong reb Sholem
Rosenberg, de stijve boekenwurm uit Machnovka. De rabbi begon de nigoen met hem
mee te zingen.
Op een gegeven moment zongen alle aanwezigen uitbundig mee en liet reb Rosenberg
zich helemaal meeslepen.
Het gezang werd steeds luider en vrolijker, de melodie stroomde door alle ramen
en deuren naar buiten. Iedereen op straat die het lied uit het leerhuis hoorde
komen, werd erdoor gegrepen. De mensen buiten luisterden alsof er engelen uit de
hemel waren neergedaald om op aarde te komen jubelen. Sommigen op straat
begonnen mee te zingen. Het leek eeuwig te duren. Toen de stilte was weergekeerd
en de zingende geleerden weer op aarde waren geland, nam de rabbi het woord.
'Sholem Rosenberg, jij hebt een kind van God beledigd door haar "vuile
dibboek"te noemen. Haar lied kwam niet uit de hel, maar rechtstreeks uit de
hemel.
Je hebt de bron van ware vreugde niet herkend en hebt een zingende engel de deur
geweigerd.' Reb Rosenberg boog van schaamte zijn hoofd. 'Rabbi, leg me voor
straf een boete op, dan zal ik betalen voor mijn misdaad.' 'Ik vraag slechts
één ding van je', sprak de rabbi zachtmoedig. 'Neem de zingende bedelvrouw die
je verjaagd hebt ten huwelijk. Dat is het gebod dat ik je opleg. Daarmee
gehoorzaam je aan de wet van de liefde, een groter gebod dan eindeloos gepluis
in de heilige boeken.' Na lang zoeken vond reb Sholem Rosenberg eindelijk de
jonge bedelvrouw Perele en trouwde haar.
Op hun bruiloft klonk vrolijke muziek - dat zal niemand meer verbazen - en
natuurlijk werd ook dat éne lied gespeeld. De melodie die zo'n lange reis had
gemaakt langs vele stemmen en instrumenten, met tonen die telkens een andere
klankkleur hadden gekregen. Dat lied had onderweg vele ontdek-kingen gedaan en
nieuwe wegen gevonden. Na alle avonturen was dat lied eindelijk thuisgekomen op
een bruiloft in Machnovka.' Grootvader besloot zijn verhaal en zweeg. De
kleinzoon op zijn schoot keek hem vol verwondering aan. In de verte hoorden ze
een vrolijke melodie langzaam wegsterven. 'Ik kan dit allemaal weten, mijn
jongen', zei grootvader na een tijdje, 'want die Talmoedgeleerde en zingende
bedelvrouw waren mijn ouders.
Zonder die hemelse muziek had ik geen leven.' ..
Een Chassidische legende uit Polen
van
Gottfrid Van Eck (Verteller)
voor 11 jaar en ouder
|