Het
regenprinsesje
Kleine Wieteke zat voor het raam en keek droevig naar buiten. Niks aan, dacht
ze, ik houd niet van de regen. Al de hele dag stroomde de regen onophoudelijk
vanuit een grijze hemel naar beneden. "Je kunt niet eens buiten
spelen", zei Wieteke en keek boos naar de natte tuin.
"Natuurlijk kun je buiten spelen", riep plotseling een stem. Verbaasd
keek het meisje om zich heen, maar zag niemand. "Ik ben buiten, kijk maar
goed onder je raam." Wieteke opende het raam en zag meteen een lief meisje
staan, dat haar lachend aankeek. "Hé, wie ben jij?" wilde Wieteke
weten. "Ik ben de regenprinses en ik ben gekomen om met jou buiten te
spelen. Ga je mee?" "In de regen, daar is toch niks aan", vond
Wieteke en keek met een vies gezicht naar de regen. "Nou en of daar wat aan
is. Vlug, trek je regenjas aan. Dan zal ik je laten zien hoeveel plezier je kunt
hebben in de regen Schiet op", riep het regenprinsesje. Toen ze buiten
waren, sprong het prinsesje zomaar in een grote plas. Wieteke moest het
natuurlijk ook doen. "Maar dat is leuk", lachte Wieteke en sprong
meteen in een nog grotere plas, zodat het water hoog opspatte. Toen het tweetal
een aantal plassen verder was, liet het prinsesje de kikkers zien, die in de
regen net zo hoog sprongen als de meisjes. "En nu laat ik je mijn kasteel
zien, maar eerst ga ik iets moois schilderen. Let maar op", zei het
prinsesje en haalde uit haar wijde regenmantel een schilderspalet te voorschijn.
De penselen haalde zij uit een mouw van haar mantel en toen begon ze zomaar in
de lucht te schilderen. Wat werd het mooi, het werd..."Een regenboog,"
riep Wieteke luid, "wat prachtig. Nu weet ik meteen wie de regenboog
schildert."
"Daar kijk je van op, hé?" lachte het prinsesje. "Deze regenboog
is de weg naar mijn kasteel. Geef me je hand, dan laat ik je mijn land zien. Het
ligt achter de wolken, heel hoog boven de aarde. Het is het regenland, waar de
prachtige regenwouden bloeien. Wil je het zien?" Dat wilde Wieteke dolgraag
zien en ze gaf het regenprinsesje haar hand. Blij riep ze:
"Ik had nooit gedacht datje in de regen zo veel pret kon hebben."
"Dat dacht ik al. Als je mijn land ziet, ga je nog meer van de regen
houden", antwoordde het prinsesje en wilde Wieteke naar boven trekken. Maar
net toen Wieteke wilde vragen of de zon ooit in dat regenland scheen, gleed ze
uit en viel met een luide gil van de regenboog naar beneden. Geschrokken keek ze
om zich heen en zag dat ze niet van de regenboog naar beneden gevallen was, maar
van de stoel. Het was maar een droom, dacht Wieteke, maar toen zag ze tot haar
grote verbazing dat haar regenjas, die op grond lag, kletsnat was van de regen.
Haar laarzen zaten onder de modder en het raam stond wijd open. Toen Wieteke naar
buiten keek, zag ze een prachtige regenboog. Het was net of er een klein meisje
bovenop stond dat naar haar zwaaide, of was het toch de regenprinses?
Bron: Mijn leukste elfenverhaaltjes – Christl Vogl
|