De parelvisser

Er was eens een oude visser in China. Het was een arme visser en hij had een vrouw en maar 1 zoon, Siu. Het leven op de sampan was zwaar. Er waren heel veel vissers en de vangsten waren niet altijd zo goed.

Op een dag riep de oude visser zijn zoon bij zich. De oude man voelde zich al een aantal dagen niet goed en hij voelde dat zijn einde nabij was. 'Zoon', sprak de oude man 'Ik voel dat ik niet lang meer te leven heb. Het leven is altijd te kort om er echt wat van te maken. Maar ik heb een aantal dingen geleerd in mijn leven! Ik heb niet veel dat ik je kan nalaten maar er is één ding dat heel erg belangrijk is. Je moet het weten! Zorg goed voor de vogel! Zolang de vogel in je bezit is zul je het goed hebben. Ik weet het pas sinds kort, maar ik weet het zeker. Zorg er goed voor!' De zoon keek zijn vader verwart aan. 'U bedoelt dat beest in die kooi die buiten onder het afdak hangt? Hoe bedoeld u dat ik daar goed voor moet zorgen?'. De oude man kucht en herhaald: 'Zorg er goed voor! Het is het enige dat je zult erven, maar het is van onschatbare waarde!'

De volgende dag zeilde Siu uit om die dag aan de riviermonding zijn netten uit te gooien. Het was mooi weer maar veel vis zat er niet in de netten. Met maar een kleine vangst kwam hij 's avonds aan de afslagsteiger. 'Als dat nog langer zo door gaat moet ik toch maar eens wat anders proberen.' sprak hij in zichzelf, 'Laatst hoorde ik van een parelvisser dat de zaken daar boven verwachting gaan. Maar ja, daarvoor heb ik wel wat geld nodig anders krijg ik dat nooit klaar.'

Toen Siu 's avonds laat thuis kwam en zijn boot naast die van zijn vader afmeerde merkte hij meteen dat er iets mis was. Zijn moeder was er niet om hem te verwelkomen. Toen hij de kleine kajuit van zijn vaders boot binnenstapte hoorde hij zijn moeder zachtjes huilen. Hij kwam wat dichter bij en zag het bleke gezicht van zijn vader.

De volgende morgen voer Siu niet uit. Hij moest de voorbereidingen treffen voor de ceremonie van zijn vader. De hele familie moest worden gewaarschuwd en er moest hout komen en eten en drinken en er moest een bericht naar de wal. Siu had het druk met al dat geregel. En hij had niemand die hem erbij kon helpen want hij was de enige zoon.

Twee dagen later zat Sui op het achterdek van zijn sampan en dacht terug. Alles was goed gegaan. Zijn vader was in het kleine bootje vol takken en vuur langzaam de zee opgedreven. Na enige tijd had het vuur het bootje zo verwoest dat het geheel langzaam en met veel gesis was gezonken. Het enige wat nog over was, waren de gedachten aan de oude visser. Toen herinnerde Siu zich opeens het laatste gesprek met zijn vader. 'Zorg goed voor de vogel, zorg goed voor de vogel!.' 'O jee de vogel. Die had al een aantal dagen geen eten meer gehad.'

Hij ging meteen naar de boot van zijn moeder en zag dat zijn moeder met de vogelkooi op schoot zat. Zij was de vogel niet vergeten. De vogel floot een vrolijk liedje en had het schijnbaar erg naar zijn zin. Toen zijn moeder hem zag reikte ze hem de kooi aan en zei. 'Je vader wilde dat je de vogel zou krijgen als hij was overleden. Neem hem van mij over en zorg er goed voor.'

Bij zonsopgang vertrok Sui de volgende morgen weer naar zee. Het was heet die dag. De zon scheen en er leek weer een slechte visvangst op komst. De vogel had het echter prima naar zijn zin. Hij zat in zijn kooi onder het afdakje en floot alsof zijn leven ervan af hing. Tot grote verbazing van Sui had hij een heel goede dag. Het leek wel alsof de vis om zijn boot bleef hangen. Elke keer als hij zijn net uitwierp zat die vol met vis en hij moest vroegtijdig terug naar de afslag omdat de boot de vracht niet meer kon houden. Dat ging zo een aantal dagen door en Siu had al snel het bedrag bij elkaar dat hij nodig had om Parelvisser te worden.

Zijn moeder had zo haar twijfels. Doe het nou niet had ze een aantal keren tegen Siu gezegd, maar Siu was vastbesloten. In de parelvisserij lag zijn toekomst. Hij verkocht zijn netten en vislijnen en voer uit. De parelvissers waren niet blij met de komst van Siu. Nog een concurrent. Er ontstond zelfs een kleine ruzie toen de parelvissers ontdekten dat de onervaren jongen aan het einde van de dag met een grotere oogst thuiskwam. Het ging Siu goed. Het duurde niet lang of hij had een vermogen verdiend met het parelvissen.

Tijdens een rondreis over de landerijen ontmoette hij een leuke boerendochter. Hij trouwde en ging aan wal wonen. Dat was heel bijzonder, dat deed een visser nooit. Maar Siu dacht, 'Zo kan ik mijn lieve moeder toch nog een onbezorgde oude dag bezorgen.' Hij kocht een huis in ShiYan, midden tussen de landerijen van zijn schoonvader en liet zijn moeder overkomen.

De vogel kreeg een mooie plaats in de kamer. Maar toch voelde Siu zich vanaf het moment dat hij het huis betrok niet prettig. Het was een prachtig huis en hij had een lieve vrouw en zijn moeder had het prima naar haar zin, maar er was iets niet in orde. Het vogeltje floot niet meer ondanks zijn prachtige kooi en al het overheerlijke voer. Siu voelde zich ondanks alle geluk zelf ook erg bedroefd en het leek wel alsof niets meer wilde lukken. Tot overmaat van ramp stierf de kleine vogel een maand nadat hij in het huis was komen wonen.

Siu wilde weg van deze prachtige plek. Hij voelde diep in zich een drang om op reis te gaan.

Hij liet zijn vrouw en zijn moeder in het huis achter en ging op reis. Zijn gevoel zei dat hij naar het noordoosten moest reizen. De mensen onderweg waren vriendelijk en hulpvaardig. In Song gang zag hij een jongen langs de kant van het pad. Hij lag in de schaduw van een grote boom onder een deken te slapen. Siu ging naast hem zitten en de jongen kwam onder zijn deken vandaan. Hij was niet erg spraakzaam en scheen erg veel moeite te hebben met het uitbrengen van de woorden. Siu gaf de jongen wat droge vis uit zijn ransel. Samen aten zij en met handen en voeten kwam een gesprek op gang. De jongen maakte met zijn vinger tekeningen in het zand en Siu maakte gebaren met zijn handen. Na een lange gezellige middag wilde Siu maar weer eens verder. Maar voor hij ging drukte de jongen hem een stukje doek in de handen. Daarop waren een aantal Chinese tekens te zien, maar Siu kon de tekens niet lezen. De jongen maakte hem duidelijk dat hij naar Daliang moest gaan en wees met zijn arm in noordoostelijke richting.

Die avond sliep Siu in een gasthuis in Song-gong. Hij voelde zich gelukkig en sliep als een roos. Van de huisbaas hoorde hij dat hij alleen in Daliang kon komen door eerst naar Kanton te reizen. Het was geen moeilijke reis. De weg liep door een gebied met veel landbouw en bij de boeren kon hij altijd wel iets te eten kopen.

Van Houjie ging het naar Dongguan en vandaar naar Xintang. Daar ontmoette hij een oude man toen hij achter een bak met rijst met vis en groente zat. Siu vertelde hem waarom hij op reis was gegaan en hoe het hem tot nu toe was verlopen. De oude man luisterde vol aandacht en aan het einde van de avond zei hij tegen Siu. 'Je hebt een lap van de jongen gekregen. Daarop staat in oud Chinees dat je de vogel moet kopen die je op de markt van Daliang wordt aangeboden.' Siu kijkt de man vol verbazing aan. Hoe weet deze man dat hij een doek heeft gekregen van de jongen en hoe weet hij wat daar op staat? De man staat op en loopt weg. Siu loopt er achter aan maar kan hem niet meer inhalen, hoe hard hij ook loopt. Opeens is de oude man verdwenen en Siu keert terug naar de herberg.

De volgende dag komt hij aan in Kanton. Het is een grote drukke stad vol mensen en dieren. De mensen zijn er vriendelijk maar ook waakzaam. Er lijkt wat in de lucht te hangen en tijdens een praatje met een jonge magere vrouw komt hij erachter dat de mensen bang zijn voor een overstroming van de rivier. Het regent al dagen lang in het gebied en er waren al berichten dat het water buiten de oevers was getreden een eind stroomopwaarts. De mensen wisten dat als het daar al overstroomt dat het dan in de stad nog veel erger is. Siu kreeg dan ook het advies om hier niet te blijven maar om meteen door te reizen. Deze goede raad volgde hij maar wat graag op want het verhaal van de oude man volgde hem al de hele dag en hij was erg onrustig.

Om verder te reizen moest hij echter wel de rivier oversteken en toen hij aan de oever stond schrok hij wel een beetje. De anders zo rustige rivier was veranderd in een wilde stroom. Er was niemand die hem wilde overzetten maar hij hoorde wel dat er een eind stroomopwaarts een brug was waar hij zou kunnen oversteken. Een vriendelijk jonge man met paard en kar bracht hem erheen. Hij moest toch die kant op om zijn waren naar de markt te brengen. De kar was volgestapeld met allerlei groenten. Siu had al heel wat gezien bij zijn schoonvader op het land maar de omvang van deze groenteberg was onbeschrijfelijk. Het paard had het zwaar onder de last, maar de weg was vlak en daarom ging de reis toch nog snel.

Na een uurtje kwamen ze bij de brug aan. Het was er een drukte van belang. Alle zware voertuigen werden tegengehouden en mochten de brug niet over. De jonge man probeerde met veel praten de wachters te overreden dat hij echt naar de overkant moest, maar hij kon praten wat hij wou, het lukte hem niet. Siu was ondertussen afgestapt en ging te voet weer verder nadat hij de jongeman hartelijk had bedankt. Na nog een wijze raad om vooral voorzichtig te zijn bij het oversteken van de brug stapte Sui op de brug. Het zag er allemaal wat onrustig uit maar hij bereikte toch zonder problemen de overzijde. De weg ging bergopwaarts en dat gaf hem een mooi uitzicht over de stad.

Op en onder de brug nam het rumoer toe. Het leek erop dat hij maar net op tijd was geweest. De brug werd ontruimd en nog geen 10 minuten later ziet Siu de brug langzaam in de wilde golven van de rivier verdwijnen. Tegelijk begint het te regenen. Het is warm en nat en er is geen plekje waar Siu even kan schuilen.

Binnen enkele ogenblikken is hij doorweekt. Het uitzicht over de stad is in één klap verdwenen en de regenval is zo hevig dat hij geen 10 meter ver kan zien. De weg is blubberig en regelmatig moet hij kleine stroompjes die de weg kruisen oversteken. De rode plakkerige grond kleurt de onderzijde van zijn broek rood en zijn sandalen zijn een grote klomp modder. Zo wisselen geluk en ongeluk elkaar af op deze bijzondere dag. Er volgen modderstromen die grote delen van de weg volledig blokkeren. Opklaringen waardoor zijn kleding weer wat opdroogde maar ook tevens de modder droogde die weer als schuurmiddel in zijn sandalen achterbleef. Alles bij elkaar geen pretje. Tot overmaat van ramp kwam hij in een gebied dat totaal verlaten was en tegen de avond had hij nog steeds geen herberg gevonden om te overnachten.

De overnachting onder de blote hemel bracht opnieuw een verrassing. Het was al bijna morgen toen Siu met een schok wakker werd. Het was doodstil om hem heen en hij wist dan ook niet wat hem had gewekt. Het was zelfs bijzonder stil. De wind was gaan liggen en er was geen enkel geluid. Toen opeens, heel in de verte hoorde hij een vogeltje fluiten. Het leek op het gefluit van de vogel die hij jaren lang had gehad. En toen opeens was de lucht vol gefluit. Het was oorverdovend maar toch ook weer prachtig. Sui ging rechtop zitten en luisterde er vol verbazing naar. Wat een prachtige belevenis. Hij zag de zon waterig boven de horizon komen en besloot om maar meteen op weg te gaan. Hij had honger en moest nodig op zoek naar wat te eten en te drinken.

Na twee uur lopen kwam hij bij een boeren dorpje. De boeren waren al vertrokken naar het land en overal om het dorpje heen was het een drukte van belang. Boeren waren aan het spitten, onkruid wieden en watergeven. Een boerin gaf hem wat rijst en wat groente. Siu gaf haar in ruil een parel. De vrouw keek er gefascineerd naar. Ze vertelde Siu dat ze ooit eerder zo'n mooie parel had gezien. Dat was toen een rijtuig langs het dorp was gereden. Er had een dame in het rijtuig gezeten met een speld in het haar met net zo'n steen. Sui vertelde haar dat parels afkomstig zijn uit oesters. Het zijn dus geen stenen zoals u denkt. De vrouw trok aan een koord dat om haar nek hing en er kwam een klein doosje te voorschijn. Ze deed hem open en Siu's mond viel open van verbazing.

Het doosje was geheel gevuld met kleine blauwkleurige stenen. Het bleek turkoois te zijn. De vrouw haalde een van de kleine stenen eruit en stopte de parel er weer in. 'Hier,' zei ze en drukte de steen in Siu's handen. 'Deze past niet meer in mijn doosje. Daarom mag jij deze hebben. Ik ben erg gelukkig met mijn parel.' Siu stopte de turkooizen steen in het zakje bij zijn parels, bedankte de vrouw hartelijk en ging weer op weg. Het was drukkend warm en het zweet brak hem aan alle kanten uit. De weg ging heuvel op en heuvel af en in beide gevallen werd dat bemoeilijkt door de vele aardverschuivingen die door de laatste enorme regenbui waren veroorzaakt.

Na een lange, moeilijke tocht bereikte hij dan eindelijk Daliang. Op de markt zag hij een groot aantal kraampjes met allerlei etenswaren, kleding, manden en andere koopwaar. Een bijzonder kraampje trok zijn aandacht. Er zat een klein mannetje met een snor en een lange sik achter in de kraam. Hij dutte een beetje. De kraam was gevuld met allerlei oude spullen waar niemand belang bij scheen te hebben. Siu's aandacht werd getrokken door een klein houten doosje. Hij wilde het oppakken en toen hij zijn hand uitstak stond het mannetje opeens naast hem en hield hem tegen. 'Wat gaan we doen?' vroeg hij bot. Siu zei dat hij belangstelling had voor het doosje. 'Wat een rare koopman,' dacht hij. 'Dat kan zomaar niet, daar moet wat tegenover staan,' zei het mannetje.

Siu pakte zijn zakje met parelen en opende hem. 'Kijk, ik heb parelen om u te betalen,' sprak hij tot de man. 'Geef mij de blauwe steen, slechts dan mag u even kijken. Zo niet dan kunt U beter meteen doorlopen,' was het antwoord. Dit was pijnlijk. Siu was van plan het doosje te kopen voor zijn vrouw en had er de steen in willen stoppen. Nu zou hij moeten kiezen. De koopman had geen belangstelling voor de parelen maar wel voor de blauwe steen. Die zou dus wel meer waard zijn dacht Siu. Zo stonden ze nog een poosje naast elkaar en Siu zette zijn beste beentje voor om er meer uit te halen. De koopman was duidelijk. Er viel niet te handelen. Dat was het. Nemen of laten. De koopman wist blijkbaar dat Siu het doosje erg mooi vond. Siu haalde zijn laatste troef uit de kast en zei tegen de koopman dat het dan maar over moest gaan en liep weg. De koopman ging tot grote schrik van Siu terug naar zijn hoekje en dook weer in elkaar om zijn dutje te hervatten. Siu had toch minstens verwacht dat de koopman hem een hernieuwd bod had nageroepen, maar dat bleef uit. Hij wandelde het hele plein over maar steeds werd zijn blik weer getrokken naar de kraam in het hoekje met de duttende koopman. Hij had de grootste moeite om de drang diep in hem te onderdrukken die hem gebood terug te gaan naar de kraam en het doosje te kopen. Maar om daarvoor de blauwe kostbare steen op te offeren?

Voordat Siu het in de gaten had was hij het plein al weer rond en stond hij voor de tafel met het kleine houten doosje. De koopman eiste weer de blauwe steen als tegenwaarde. Als in een vertraagde droom gaf Siu de steen aan de koopman. Hij pakte het houten doosje van de tafel, opende hem en keek naar de inhoud. Het was leeg maar ook weer niet helemaal. Er kwam een geelgroene gloed van af en midden in de gloed was een beeld van een vogelkooi tussen twee leeuwen te zien. Plotseling was het doosje weg. Het loste helemaal op in de lucht. Hij keek naar de koopman, maar die was ook weg. Erger nog, er stond helemaal geen marktkraam meer in de hoek van de markt! Wat was er gebeurd? Een jonge man tikte hem op de schouder en vroeg of hij kon helpen. Het bleek dat hij helemaal geen marktkraam op die plek had gezien en dat hij het maar raar vond dat Siu daar op die open plek allerlei rare gebaren maakte. Siu keek in zijn buidel en zag dat de blauwe steen nog steeds weg was. Hij was zwaar teleurgesteld en voelde zich bedrogen. En het ergste was dat hij alleen zichzelf de schuld kon geven. De rest van de dag slenterde hij door Daliang. Hij kon maar geen rust vinden. Tot laat in de avond liep hij rond en elke keer kwam hij weer uit op het marktplein. Ten einde raad ging hij op zijn hurken in de hoek van de markt zitten waar hij eerst de kraam had gezien. Alle markt lui waren al vertrokken, de verloren resten van de groenten achterlatend.

Toen 's morgens vroeg de vegers langskwamen zat hij er nog en toen alles netjes was aangeveegd en de eerste marktkooplui al weer aan het uitpakken waren, zag Siu opeens aan de overkant van het plein twee leeuwen aan weerszijden van een grote deur staan. Voor de deur stond de kleine marktkoopman die hem gisteren zo had beetgehad te wenken. Toen Siu naar hem toeliep haalde hij een prachtige vogelkooi achter zijn rug vandaan. Hij gaf hem zonder een woord te zeggen aan Siu. In de kooi zat dezelfde vogel die hij van zijn vader had gekregen. Toen hij de kooi aannam voelde hij dat de lap in de zak langzaam naar buiten kwam en in de handen van de koopman gleed. Siu staarde de koopman met grote ogen aan en de koopman zei. 'Maak de vogel blij en laat hem buiten fluiten.'

Toen was de koopman opnieuw verdwenen maar de kooi rustte nog in zijn handen. De vogel zat op het doosje dat hij zo mooi had gevonden. Het zag er nu grauw en dof uit en leek niet meer op het prachtige kleinood dat hij in de kraam had gevonden. De vogel floot alsof het weer morgen werd en Siu genoot van alle klanken. Na een uitgebreide maaltijd ging hij op weg naar huis. De tocht had lang genoeg geduurd en hij verlangde weer naar huis. Naar zijn vrouw en zijn lieve moeder. Het duurde een week voordat hij weer thuis aankwam. Iedereen was blij hem weer te zien en toen hij 's avonds voor zijn huisje zat en zijn familie luisterde naar de vele verhalen die hij te vertellen had herinnerde hij zich het gesprek met de boerin. De werkelijk betekenis van het gesprek werd hem nu pas echt duidelijk.

Een paar jaar later werd de eerste oogst gekweekte parelen naar boven gehaald en werd Siu geprezen om zijn slimheid. De delta van de parelrivier is tot op de dag van vandaag nog steeds het centrum van de parelkweek. En als je goed zoekt zijn er nog steeds heel veel mensen die een vogel in een kooi buiten hebben hangen. Zij hopen allen op het geluk dat Siu eens met zo'n vogel heeft gehad. Allerlei soorten vogels worden geprobeerd maar of ze de goede vinden?

geschreven door Pieter Medema