Over een man
die het huishouden wilde doen
Er was eens een man die altijd nijdig was. Nooit kon zijn vrouw hem een plezier
doen, nooit had hij een hartelijk woord voor haar. Het was tijdens de oogst dat
hij op een avond laat thuiskwam. Op het land was het verschrikkelijk geweest,
thuis was het niet beter. Razend en tierend liep hij rond. 'Ach, lieve man,' zei
z'n vrouw, 'maak je toch niet om alles zo kwaad! Laten wij morgen eens ruilen.
Ik neem de zeis en ga het veld in om te maaien, en jij mag de huishouding doen.'
Haar man keek verbaasd, maar vond het wel een goed idee.
De volgende morgen ging de vrouw al heel vroeg met de maaiers naar het land. Met
de zware zeis op de schouder stapte ze stevig door. De man ging het huishouden
doen. Het allereerst wilde hij de boter kamen. Maar hij was nog maar pas bezig
of hij kreeg dorst. Hij daalde de keldertrap af. Een pot bier zou best smaken!
Maar nauwelijks had hij de kraan opengedraaid of hij hoorde het knorren van een
biggetje in de keuken. Hij rende de trap weer op, want owee als dat beest het
botervaatje zou omgooien! Toen hij zag dat het vat al gekanteld was en de big
gulzig de room oplikte die eruit druppelde, werd hij zo woedend dat hij helemaal
niet meer aan het biervat dacht. Hij schoot op het varken af en toen hij het bij
de deur kon grijpen, gaf hij het zo'n ontzettende klap dat het voor dood bleef
liggen. Op dat ogenblik drong het tot hem door dat hij met een bierpul in zijn
hand stond. Gauw de keldertrap af. Al het bier schuimde over de vloer en het vat
was leeg! Hij liep de melkerij binnen, vulde het vaatje opnieuw met room en
begon te kamen. Want hij wilde die middag beslist boter hebben! Hij was echter
nog maar net bezig toen hij bedacht dat de koe in de stal die dag nog niets te
eten en te drinken had gekregen. Zenuwachtig keek hij op de klok. Het is veel te
ver om haar nu naar de kudde te brengen, dacht hij, laat ik haar liever op het
dak zetten. Het dak van het huis was bedekt met graszoden en het gras was
prachtig hoog opgeschoten.
En daar het huis naast een hoge heuvel was gebouwd, zou het heel gemakkelijk
zijn het dier, over een plank, van de heuvel naar het dak te leiden. Maar het
vaatje boter kon hij niet in de keuken laten staan, want zijn kleine jongen was
daar aan het spelen en kon het omstoten... Daarom nam hij het vaatje op zijn rug
en liep naar buiten. Voordat hij de koe op het dak wilde brengen, moest het
beest toch wat drinken. Vlug haalde hij een emmer, om water uit de bron te
scheppen. Maar zodra hij zich bukte schoot het botervat naar voren en alle dikke
room liep langs zijn nek het water in.
Het werd al middag en nu het met de boter steeds mis ging, moest hij maar
grutten gaan koken. Eerst een ketel met water boven het vuur! Net had hij dat
gedaan of hij bedacht dat de koe, die hij zo-even op het dak had gebracht, best
naar beneden zou kunnen vallen en zijn nek breken. Hij pakte een touw en ging
het dak op. Daar sloeg hij het stevig om de hals van de koe, toen wierp hij het
touw door de schoorsteen, ging naar beneden en maakte het haastig om zijn eigen
been vast. Want het water kookte al en hij moest nu nodig de grutten erin doen.
Terwijl hij flink stond te roeren in de gruttenbrij, stortte de koe van het dak
naar beneden en het touw trok de man met een vaartje de schoorsteen in. En daar
hing hij, kon niet heen of weer en de koe, dat arme dier, zweefde tussen hemel
en aarde en zag ook geen kans om los te komen. De vrouw liep met de laatste
maaiers naar huis.
Ze zag de koe die hulpeloos boven de grond hing en sneed in één ferme klap met
haar zeis het touw door. Op datzelfde ogenblik vloog de man de schoorsteen uit
en stond, ondersteboven, met zijn hoofd in de pruttelende gruttenbrij! Sinds die
dag leert de man elke dag iets in het huishouden, hij kan zelfs een eitje
bakken. ..
Een Verhaal uit Europa voor 11 jaar en ouder
|