Ontvoerd door de computer

Met een bliep gaf de computer aan dat hij klaar was met verbinding maken. Puck schoof achter de computer en keek toe hoe de startpagina langzaam geopend werd. Puck, wat doe je? riep Joost van beneden. Ik ga even kijken of ik nog mail heb. Sasja zou nog mailen, riep Puck terug. Dat gaat je eigenlijk helemaal niet aan, denkt ze erachteraan. Oh. Nou, doe je best. Maar schiet wel op. Ik moet Thomas nog wel even over het huiswerk bellen. Joost stampte de trap af. Vlieg op, dacht Puck. Ze kon niet zo goed met haar broer opschieten. Het was twee jaar ouder en dacht altijd dat hij de baas over haar mocht spelen.

Ha, de startpagina was helemaal geladen. Puck klikte op de inlogbutton. Onder in beeld verscheen een balkje, waarin een blauw streepje steeds groter werd. Toen dat streepje halverwege het balkje was, versprong het scherm. Een wit beeld was zichtbaar. Langzaam maar zeker verscheen het inlogscherm. Hè, hè, zuchtte Puck. Je zat altijd zo lang te wachten. En soms was je dan binnen vijf minuten klaar. Snel tikte ze haar loginnaam in en het wachtwoord. Weer even wachten en eindelijk was Puck in haar mailbox. Hé, drie nieuwe e-mails. Eén reclamemail, het beloofde mailtje van Sasja en nog een vreemde e-mail. Eerst klikte Puck het reclamemailtje aan. Er stonden geen interessante dingen in. Hup, de prullenbak in ermee. Nu stonden er nog maar twee berichten in het postvak. Als eerste was Sasja's e-mail aan de beurt. Sasja schreef dat het goed met haar ging. Tja, dat wist Puck zelf ook nog wel. Ze had haar vanochtend op school gezien. Maar toen Puck verder las, trok ze een vreemd gezicht. Sasja schreef: Puck, maak alleen mailtjes open van mensen die je kent. Op het journaal was, dat er meerdere mensen per e-mail ontvoerd waren. Ik weet het, het klinkt raar, maar het is wel zo. Nee, ze hadden geen bewijzen. Er is een groot politieteam op de zaak gezet, maar er zijn nog geen resultaten. Puck, pas op!! Prachtig verhaal, Sas, maar ik geloof het niet. Jammer. Lachend klikte Puck op beantwoorden. Sas, je droomt. Zoiets kan toch helemaal niet! Ik weet het, er kan veel tegenwoordig, maar dit... Nee, dit gaat me toch iets te ver. Jammer, je grap is mislukt. Ik verzin wel iets om je terug te pakken. Reken daar maar op. Groetjes en tot morgen op school. Puck. Puck klikte op verzenden. Zo, ze zou Sasja laten merken dat ze niet zomaar in haar grapjes trapte. Sasja had een rijke fantasie, die ze regelmatig gebruikte. Meestal tegen Puck, omdat ze wist dat die sommige dingen snel geloofde. Puck zuchtte. Leuke vriendin, dat wel. Maar ze kon behoorlijk vervelend zijn.

Puckie, schiet op. Als je zo door gaat kan ik Thomas pas morgen bellen. En dat is echt te laat, hoor! Joost kwam de trap naar zolder op. Ach, Joostje, toch. Straks heb je je huiswerk niet af. Wat zal de juf dan boos zijn. En dat moeten we niet hebben, hè?! Puck keek Joost vol gespeelde medelijden aan. Schat toch. Nog net kon ze een mep ontwijken. Hou je mond. Je kraamt allerlei onzin uit. Joost stampte de trap af. Puck grinnikte. Ze richtte zich weer op de computer. Even het laatste mailtje lezen, dan kon Joost zijn vriendje bellen. Over het huiswerk, zoals hij zei.Maar Puck dacht daar heel anders over. Joost was niet zo iemand die braaf zijn huiswerk deed. Puck opende de onbekende e-mail. Dit is de dag van je leven!! stond er met grote letters in. Tuurlijk, dacht Puck. Maar ze was wel nieuwsgierig geworden. Vandaag heb je de kans een geurprogramma op je computer te installeren. Hiermee kun je bij de plaatjes die je op onze internetsite bekijkt de bijbehorende geur ruiken! Het enige wat je hoeft te doen, is hieronder met je vinger te wrijven. Daardoor activeer je het al ingebouwde geurmechanisme. Laat ik dat maar eens proberen. Puck las de tekst nog eens. Er kan me toch niets gebeuren, dacht ze. Wrijf hier stond er onder in het e-mailtje. Op een grote blauwe knop was een vingertje getekend. Daar gaat 'ie, dacht ze. Puck strekte haar vinger uit naar de knop. Ze was tien centimeter van het scherm verwijderd was, toen er rimpels in kwamen.
Hé, dacht Puck verwondert, het werkt. Maar hoe dichter ze bij kwam, hoe meer het beeld begon te golven. Plotseling raakte haar vinger de koude draaikolk die was ontstaan. Toen ging alles heel snel. De draaikolk werd groter, het hele scherm was een draaiende massa. Pucks vinger zakte er steeds verder in weg. Langzaam verdwenen haar hele hand, haar arm, haar schouder en zelfs haar hoofd. Puck werd helemaal door de computer opgeslurpt. Ze voelde nog net dat ze werd opgetild van haar stoel, toen viel alles weg.

Puck! Joost stampte de zoldertrap weer op. Stom kind, nu moet je het internet uitzetten. Puck? Hij keek verbaast de zolder rond. Puck zat niet meer achter de computer, maar hij stond nog wel aan en ook de verbinding met internet was intact. Ik snap haar niet, dacht Joost. Het is niets voor Puck om het internet aan te laten staan als ze er niet bij is. Dat zou haar geld kosten. Joost haalde zijn schouders op, verbrak de verbinding en sloot de computer af. Hij kon nu eindelijk Thomas bellen.

Puck kwam bij in het donker. Opeens flitste er licht aan. Even later zag ze een jongen achter een raam zitten. Hij leek haar niet te zien. Hij staarde naar het raam. Toen hoorde Puck bekende geluiden. De jongen maakte verbinding met internet. Hij zat natuurlijk achter de computer. En zij zat op de een of andere manier in zijn computer. Even later voerde hij zijn wachtwoord in en kwam hij in zijn mailbox terecht. Heel vaag zag Puck in de weerspiegeling van het glas dat hij een zelfde mailtje als zij opende. Wacht eens even. Er begon een lichtje te branden bij Puck. Ze was opgezogen door de computer. Opeens kwamen de woorden van Sasja weer terug. Op het journaal was, dat er meerdere mensen per e-mail ontvoerd waren. Chips, ze was ontvoerd! Ze was ontvoerd via de computer. Nu was ze in een ruimte waarop ook de computer van de jongen was aangesloten. En die jongen stond op het punt om ook ontvoerd te worden. Puck stond op en holde naar het raam. Dat was natuurlijk het scherm van de computer van de jongen. Oh nee, daar was de knop al. Puck begon op het raam te bonzen. Het doffe geluid van het gebons vulde de ruimte. Het klonk helemaal niet als gebons op glas. Maar de jongen hoorde haar niet. Al snel begon de draaikolk. Puck werd bijna weggeblazen, maar ze bleef bonzen. Tot ze opeens geraakt werd door een arm die door het raam kwam. Daarna spuugde de draaikolk de jongen helemaal uit, recht tegen Puck op. Samen vlogen ze naar de andere kant van de ruimte, waar ze even als verdoofd lagen.

Puck keek versuft om zich heen. Waar was ze? Oh ja, in de ruimte 'achter' de computer. En wie was dit? De jongen die ook ontvoerd was. Hij kwam langzaam bij. Hé. Hallo, zei Puck vriendelijk. De jongen schoot overeind. Wie, wie ben jij? stotterde hij. Dag, ik ben Puck. En jij? Ik ben Steven. Wat doe ik hier? De jongen keek om zich heen. Nou, Steven. Ik weet niet of je dat wel wilt geloven. Puck deed het hele verhaal. Van het e-mailtje van Sasja tot het moment dat Steven naar binnen vloog. Oh, dus jij beweert dat ik ontvoerd ben omdat ik een rottig e-mailtje geopend heb. Steven stond op,liep een rondje en keek Puck met grote ogen aan. Die zuchtte. Ik wist dat je het niet zou geloven. Puck stond op en liep naar hem toe. Ik sta hier echt niet een partijtje te liegen. Oké, oké, rustig maar. Steven ging naast haar zitten. We doen we nu? Heb jij een idee? vroeg hij haar na een korte stilte. Laten we de ruimte onderzoeken op deuren of geheime openingen, opperde Puck. Maar zover kwam het niet.

Opeens brak de vloer onder hen open. Het leek alsof hij afbrokkelde. Puck gilde en ging staan. Ook Steven stond op. Ze renden naar de rand van de ruimte. Daar drukten ze zich plat tegen de muur. Maar de vloer brokkelde steeds verder af en het gat werd steeds groter. Angstig greep Puck Steven vast en samen vielen ze de diepte in.

Met een doffe bons belandden Puck en Steven op de grond. Er was een grote deken over uitgespreid, die hun val een beetje brak. Puck stond op. Ze strekte haar spieren door een rondje te lopen en ging weer naast Steven zitten. Hoe gaat het? vroeg ze, eigenlijk een beetje overbodig, want hij keek ongelukkig voor zich uit. Ik voel me gebroken, antwoordde hij. Ze hadden namelijk een hele tocht gemaakt. Onder de ruimte achter de computers had een trechter gezeten. Via die trechter waren ze in een glijbaan terechtgekomen. Ongeveer tien lange minuten hadden ze daarin rondgesuist. Nu lagen ze hier. Hulpeloos in het donker. En nu? Puck doorbrak de stilte. Tja. Steven zuchtte en ging languit op de deken liggen. Wachten. Hij keek Puck aan. Weet jij iets beters? Ja. Ik ga hier echt niet liggen wachten tot ze me komen bevrijden. Je weet nooit hoe lang dat duurt. Verontwaardigd stond Puck op. Help mij eens. Ze begon aan de deken te trekken en met hulp van Steven rolde ze hem op. Even later kropen ze over de grond, terwijl ze met hun handen om zich heen voelden. Puck, kom eens hier, riep Steven plotseling. Puck stond op en liep snel naar hem toe. Wat is er? Voel eens. Een ring. Puck zakte naast Steven op haar knieën en voelde op de plaats die hij aanwees. Hé ja, je hebt gelijk. Vol hoop begon ze aan de ring te peuteren, tot hij los kwam. Trekken, riepen Puck en Steven tegelijk en samen trokken ze aan de ring. Piepend en krakend kwam een luik omhoog. Hoera! We kunnen hier weg, juichte Puck. Hoop je, liet Steven er op volgen. We mogen geen sporen achterlaten, vervolgde hij. Zorgvuldig rolde hij het kleed weer uit, tot bij het luik. Puck had ondertussen ontdekt dat er stangen langs de rand van de put onder het luik zaten, die als trap gebruikt konden worden. Puck schoof op haar buik achterstevoren naar het gat en liet zich erin zakken. Voorzichtig begon ze de trap af te dalen. Steven rolde het laatste stuk kleed op zijn plaats, kroop er onderdoor naar het gat en liet zich er ook in zakken. Zachtjes sloot hij het luik boven zich.

Stop! Puck zette haar voeten op een betonnen vloer onder aan de trap. We zijn er, denk ik, zei ze en deed een stap naar achteren om Steven erbij te laten. Wel laag, hoor, zei Steven en hij wees op een gang, die horizontaal verder liep. Dat wordt kruipen. Volg mij maar. En daar gingen ze weer. Steven voorop, met Puck in zijn kielzog.

Opeens hield de gang op. Omdat het donker was, zag Steven dat niet en tuimelde hij een meter naar beneden. Hij viel met een dreun boven op een houten kist. Puck hoorde de bons wel, maar dacht dat Steven ergens tegenaan stootte en kroop rustig verder. Maar ook zij viel de gang uit, boven op Steven. Wat een spontane actie, grinnikte die. Puck werd rood, maar kon er ook wel om lachen. Puck hees zich omhoog en hielp Steven overeind. Ze waren in een loods terechtgekomen. Overal om hen heen stonden houten kisten. Tjonge, wat zou hier inzitten? vroeg Puck zich hardop af. Meteen begon ze aan het deksel van een kist te trekken. Dat vloog eraf en kletterde met veel lawaai op de grond. Geschrokken bleven Puck en Steven stokstijf staan. Oef, niemand heeft ons gehoord. Wees wat voorzichtiger, Puck. Steven kwam naast Puck staan en samen keken ze in de kist. Hunkie. Wat zijn dit voor een vage apparaten? Puck pakte een klein, groen apparaatje uit de kist dat wel wat van een minuscule mobiele telefoon had. Wacht eens even... Hiermee worden mensen ontvoerd! riep ze uit. Steven keek haar niet-begrijpend aan. Kijk, mensen kopen een computer. Nou, in die computer zit zo'n apparaatje. Mensen zijn blij met de computer. Velen zullen e-mail nemen via die computer. Ja? Steven knikte, maar begreep het nog steeds niet. Toe nou, Steven. Zo dom ben je nou toch ook niet? Puck zuchtte en vertelde verder. Dit apparaatje registreert het e-mailadres. Mensen krijgen dat het beruchte ontvoermailtje. Als ze het openen, wordt dat apparaatje geactiveerd. Mensen raken het beeldscherm aan en door dit ding worden ze als een elektrisch stroompje vervoerd, net als iets dat je in je telefoon zegt. Oké? Duidelijk? Steven knikte. De mensen worden in de ruimte achter de computer weer in mens omgezet door een ander soort mobieltje. Logisch eigenlijk. En door het 'mobieltje' in mijn computer kon jij mij op de muur zien. Je bent geniaal, Puck! Dank u, zei Puck beleefd en ze maakte een buiging. Oké. Laten we er een paar meenemen en maken dat we wegkomen. Puck deed nog een greep in de kist. Vijf apparaatjes verdwenen in haar broekzak.

Opeens ging er verder op een deur open. Puck en Steven doken achter de kist. Shit, fluisterde Puck. Stil, siste Steven terug. Voorzichtig schoof hij het deksel op de kist. Nog één bestelling, Joop, klonk een mannenstem. Een donker silhouet verscheen in de deuropening. Een kleine man liep de loods in en opende een kist. Uit de kist haalde hij één apparaatje. Van dezelfde soort die Puck en Steven net ontdekt hadden. Kom, Fred. We moeten daar voor etenstijd zijn. De man die met Joop was aangesproken hield de deur voor de klein man, Fred, open. Die liep ernaartoe en samen verdwenen ze. De deur viel achter hen in het slot.

Oef. Dat was even schrikken. Puck stond op. Laten we nu nog sneller maken dat we wegkomen. Behoedzaam sloop ze met Steven achter zich langs de wand van de loods. Toen ze bij een raam met donker glas langs kwamen, hoorden ze opeens geluid. Er kwam geroezemoes van achter het raam. Geef eens een pootje, fluisterde Puck tegen Steven. Steven vouwde zijn handen samen en Puck ging er met een voet in staan. Ze trok zich omhoog aan een scheur in de muur en tuurde door een gaatje boven in het raam. Mensen. Geschrokken keek ze Steven aan. De ontvoerde mensen, antwoordde Steven. We moeten hier nu weg en de boel bij de politie aangeven, zei Puck en ze liet zich weer op de grond zakken. Samen liepen ze verder. De deur bleek in het slot te zitten. Maar het was een oud slot en Puck wrikte hem open met een oude sleutel die ze bij zich had. De deur ging krakend open en kwam uit op een plein. Steven en Puck slopen het plein op en de deur viel weer achter hen in het slot. Rondom het plein stond een hek, zagen ze na een paar passen lopen. Gelukkig was dat open.

Kom, rennen! Puck en Steven renden ze hard als ze konden naar het hek. Opeens klonk er een vloek van een zijpleintje. Joop en Fred stonden daar een bestelbusje in te laden. Er ontsnappen twee, riep Joop en hij zette de achtervolging in. Puck gilde. Steven greep haar bij haar pols en trok haar mee, het plein af een straat in. Ken jij deze stad? vroeg Puck in paniek. Ja, een beetje. Hij ligt in het zuiden van het land. We zijn hier eens met vakantie heen geweest. Maar vraag me niet hoe het hier heet, hijgde Steven. Ze gingen de bocht om. Puck bleef even staan en keek achterom. Daar komt hij al aan, gilde ze, toen ook Joop, gevolgd door Fred, de bocht om kwam. Steven begon weer te rennen en trok Puck mee. Het politiebureau. Die kant uit, riep Steven. Hij wees op een bordje boven hun hoofd. Ze volgden de pijlen die ze onderweg tegenkwamen.

Ik kan niet meer, Puck stond stil. Ren jij maar door. Toe dan! Van achteren kwam Joop op Puck afgerend. Hij greep haar vast. Weg!! gilde ze. Steven aarzelde nog even en begon toen weer te rennen. Vijf minuten rende hij aan een stuk door, op de hielen gezeten door Fred. Het politiebureau, gelukkig, dacht hij, toen het politiebureau na een bocht in zich kwam. Hij was nog maar op een paar meter afstand, toen twee handen hem van achteren vastgrepen. Fred grinnikte vals en hield hem in de houdgreep. Het op tijd, fluisterde hij. Maar Steven gaf zich nog niet gewonnen. Hij probeerde zich los te worstelen en begon luid te schreeuwen. Als snel kwam er een politieagent naar buiten gestormd. Help, hij heeft mij en nog meer mensen ontvoerd, schreeuwde Steven. De agent riep iets het bureau in en er kwamen nog twee mannen naar buiten. Met z'n drieën renden ze op Steven en Fred af. Die schrok, liet Steven los en vluchtte weg. Twee agenten achtervolgden hem, en kregen hem een straat verderop te pakken. Fred werd het politiebureau ingevoerd.

Gaat het met jou? vroeg de eerste agent. Steven keek Fred na. Plotseling schrok hij op. Puck, stammelde hij. Puck? De agent keek hem vragend aan. Ik ben samen met Puck ontsnapt, maar zij is gegrepen. We moeten haar redden, zei de agent. Kom mee, in de auto. Hij rende naar een politieauto en hield het portier voor Steven open. Hij sprong zelf voorin en scheurde weg. Onder het rijden vroeg hij versterking. Toen dat geregeld was, wende hij zich tot Steven. Wat is er nou precies gebeurd? Steven vertelde het hele verhaal, in korte, duidelijke zinnen. Ik heb over die ontvoering gehoord, zei de agent, toen Steven was uitgepraat. Ja, op ons bureau was er ook een team mee bezig. Meer kon hij niet zeggen, want ze hadden de loods bereikt. Nu Steven hem goed bekeek, bleek het een loods onder een flat te zijn. Dat is toch wel slim bedacht, fluisterde hij.

Het hek bleek dicht te zijn. Dat heeft die andere vent gedaan, toen hij hier met Puck aankwam, dacht Steven grimmig. Kom, zei de agent tegen hem. Samen klommen ze over het hek heen. Toen ze er net over waren, arriveerden er nog twee politieauto's. De agent bij Steven wenkte hen. Samen met Steven rende hij voorop naar het gebouw. Het was er maar één, zei je toch? vroeg de agent. Steven knikte. De agent trapte tegen de deur. Handen in de lucht. Dit is de politie! Hij richtte het pistool dat hij snel had getrokken naar binnen. Achter in de loods was Joop bezig Puck op een stoel vast te binden. Ze had een stuk krant in haar mond. Wss! gilde ze. Joop schrok zich rot, maar beseft dat hij geen kant op kon en gaf zich over. Steven holde naar Puck en maakte haar los. Van blijdschap omhelsde zij hem. Euh, sorry. Snel liet ze hem los. Ach joh, geeft niet. Steven lachte onhandig.

Het was twee weken later. Steven en Puck liepen uit het hoofdbureau van de politie in de stad waar de loods was. Daarbinnen waren ze bedankt voor hun rol in het oprollen van de e-mailontvoerdersbende. Beiden hadden ze een lintje, bloemen en een ere-agentmedaille gekregen. Ze hadden taart gegeten en het hele verhaal uitgebreid aan iedereen die wilde luisteren verteld. De agent die met Steven mee was gegaan om Puck te bevrijden, vertelde dat Fred en Joop de namen van meerder mensen die bij de organisatie waren betrokken hadden genoemd. Bijna de hele bende e-mailontvoerders, die in meerdere landen actief waren, was door Puck en Steven opgerold. De twee tieners waren beretrots. Nu stonden ze samen op de stoep voor het gebouw. Nou, en nu? Puck bleef staan. Wachten, grinnikte Steven. Vergeet het maar. Puck lachte. Ze dacht aan wat er gebeurd was. Als ze dat kleine zinnetje niet had gezegd, hadden ze hier waarschijnlijk niet gestaan. Uit haar jaszak haalde Puck een stuk papier. Kijk, zei ze. Ze schreef er wat op. Mijn e-mailadres en telefoonnummer. Ze gaf het papiertje aan Steven. Dank je, zei die. Ik hoor wel van je, zei Puck. Toen draaide ze zich om en liep naar haar ouders, die op het parkeerterrein stonden te wachten.

door Rianne Wijmenga