Nasreddin
Hodha en de olijfolie
Er was eens een jaar waarin de hele olijfoogst was mislukt. In het vroege
voorjaar hadden hevige hagelstormen de jonge, tere bloesem kapotgeslagen. En
omdat een ongeluk zelden alleen komt, was de zomer zeer, zeer droog geweest. De
grond was opengescheurd en de kluiten aarde waren zo hard als steen. De grote,
blauwgrijze olijfbomen droegen aan het einde van de zomer slechts weinig en dan
ook nog kleine vruchten. De persen die de fonkelende olie uit de vruchten knepen
waren snel opgedroogd. Het tekort aan olie betekende een regelrechte ramp. Men
gebruikt de olie niet alleen voor het bakken van vlees, en het aanmaken van sla,
maar ook voor het vullen van de olielampjes.
De zuivere, lichtgele olie is in zijn natuurlijke, transparante staat uit
zichzelf al lichtgevend; eenmaal ontstoken verspreidt zij zelfs een hemels wit
licht. Het beloofde een donkere winter te worden. Gelukkig bood de sultan hulp
door de kraan van zijn olievoorraden een kiertje open te draaien. Iedere week
kwam er een ezel uit de hoofdstad, beladen met twee kruiken vol olie. Lang
vóór hij kwam, stonden de mensen reeds in een lange rij te wachten. Want vaak
bleek dat de kruiken al leeg waren, als de rij wachtenden nog over het plein
kronkelde. Ook Hodja stond te wachten in de rij. Langzaam, langzaam schoven de
mensen naar voren.
Ieder kruikje werd voorzichtig gevuld met de kostbare olie. Tenslotte was Hodja
aan de beurt. "Effendi, waar is uw kruikje?"vroeg de man die de olie
verdeelde. "Ik heb geen kruikje."Maar waar moet ik u dan olie
inschenken?"Ik heb geen olie nodig," zei Hodja tegen de verbaasde
man."Dat begrijp ik niet," zei hij," waarom staat u hier dan in
de rij?"Als ik niet in de rij ga staan, denken de mensen, dat ik thuis nog
voldoende olie heb. Dan komen ze morgen allemaal bij mij om te lenen. .
Een Volksverhaal uit Turkije voor 10 jaar en ouder
|