Een middagje in het bos

'Ga je mee!' riep Michieltje die er hard aan kwam rennen naar Leontientje. Leontientje woonde een paar huizen verder en was net even aan het spelen in de tuin 'Waar naar toe dan?' vroeg ze.
'We gaan naar het bos, ga je nou mee?' 'Ik moet het even vragen' riep Leontientje terwijl ze naar binnen rende.
En ja hoor het mocht.
Daar gingen ze op weg naar het bos samen met de ouders van Michieltje.
Het was wel een stukje rijden in de auto, maar dat vonden ze niet erg want in de auto kun je veel leuke spelletjes doen.
Zo telden ze auto's. '1, 2, 3, 4, ,5, 6, ….. nou dat zijn een boel auto's' zuchtte Leontientje, 'er zijn er nog veel meer hoor' zei Michieltje 'wel honderdduizend'. 'Ja maar die gaan vast niet naar het bos,' zei Leontientje. 'Misschien niet, maar wij lekker wel zei Michieltje.' 'We zijn er al bijna.' zei de moeder van Michieltje.
En ja hoor ze konden het bos al zien.
Ze zagen allemaal hoge bomen met mooie gekleurde blaadjes staan.
'Zo lijken ze helemaal niet zo groot het vanuit de verte' zei Leontientje.
'Nee ik ben nu veel groter dan die bomen lijkt het,' zei Michieltje.
Even later waren ze er.
De moeder van Michieltje pakte nog even gauw een rugzak uit de auto (daarin zat een kleedje om op te kunnen zitten en wat lekkers voor straks om in het bos te kunnen eten) en toen liepen ze het bos in. Michieltje en Leontientje huppelden vooruit.
Na een tijdje lopen kwamen ze bij een mooi plekje.
'Hier kunnen we mooi ons kleedje even neerleggen om lekker even te zitten,' zei de moeder van Michieltje. Michieltje en Leontientje vonden dat ook.
De vader van Michieltje liep naar een boom en ging er naast staan, de boom was veel groter dan hij.
'Nu, zo van dichtbij zijn de bomen toch best groot hè,' zei hij. 'Nou en of , wel zo groot als het huis,' Michieltje.
'Nou dan kan je ook in deze boom gaan wonen,' grapte Leontientje. 'Ja dat lijkt me spannend,' zei Michieltje, 'en dan neem ik…. deze boom' en hij pakte een grote beukenboomvast.
Hij zag het al helemaal voor zich.
Zo'n grote boom en dan daarin een mooie grote boomhut en het liefst zo hoog mogelijk.
Leontientje rende naar de boom er naast en greep die vast en riep; 'dan is deze van mij, dan zijn we buren.'
'Ja leuk, dan maken we een brug van de ene naar de andere boom en de kunnen we zo overlopen naar elkaar,' riep Michieltje enthousiast.
'Ojaaaa leuk dat doen we,' gilde Leontientje weer terug,
'En dan mogen jullie bij ons op de thee komen,' riep Michieltje naar z'n vader en moeder.
'Dat vind ik reuze aardig,' zei Michieltjes moeder.
'Ik ook' zei z'n vader, 'maar hoe weet je nu dat je wel in die boom kunt wonen?,
misschien woont er al iemand.' 'Ja dat zou nog best wel eens kunnen,' zei de moeder van Michieltje.
'Hè, hoe kan dat nou, niemand woont toch echt in bomen?' zei Michieltje.
'Bovendien zie ik niets in deze boom, geen boomhut ofzo,' zei Leontientje die om hoog keek, de boom in.
'Jullie kijken ook veel te hoog,' zei de vader van Michieltje,
'je moet veel en veel lager kijken,' Michieltje en Leontientje keken elkaar eens aan en keken toen naar de grond.
'Ik zie niets, jij wel?' vroeg Leontientje. 'Nee ik zie alleen wat blaadjes en wat blubber', antwoordde Michieltje.
'Jullie kijken ook niet naar de goede plek,' zei de moeder van Michieltje.
'Kijk maar eens beneden naar de boom, helemaal onderaan de stam, zien jullie die lange dingen die de grond in gaan?.
Nou die dingen heten de wortels van de boom.
Kijk daar maar eens goed tussen.'
Ze zochten allebei hard en liepen om de boom heen.
'Maar waar zoeken we dan naar?' vroeg Leontientje die nu toch wel erg nieuwsgierig was geworden.
'Naar een kabouterhuisje natuurlijk,' zei vader.
'Een kabouterhuisje?' vroegen ze allebei tegelijk.
'Ja een kabouterhuisje,' antwoordde moeder.
Leontientje en Michieltje keken elkaar verbaasd aan.
'Maar kabouters wonen toch in een paddestoel?' vroeg Leontientje.
'Ja maar ze wonen ook wel eens in een boom,' zei de vader van Michieltje weer.
'Ik geloof er niets van' zei Michieltje.
'Kom maar mee dan zoeken we samen wel naar de deur,' zei de vader van Michieltje en hij liep naar de boom toe.
Michieltje liep toch ook maar mee want stel je voor dat het echt waar was, een echt kabouterhuisje in een boom, dat wilde hij toch niet missen.
Ze liepen om de boom heen en keken onderaan tussen de wortels van de boom. Opeens zagen ze het.
'Hier is het" riep de vader van Michieltje, 'kijk maar eens goed'.
Leontientje en Michieltje keken nieuwsgierig naar de plek waar vader naar stond te wijzen.
Het was inderdaad onderaan de boom. Tussen de wortels van de boom was een soort opening, het leek een beetje op een holletje.
'Is dat het?' vroeg Leontientje.
'Ja dat is de deur van het huisje, hier gaan ze naar binnen,' zei vader.
'Ja maar het is zo donker,' zei Michieltje, die het nu toch wel een beetje geloofde.
'Komen jullie maar even hier bij me op het kleed zitten, dan zal ik jullie vertellen hoe dat komt,' zei moeder.
Michieltje en Leontientje huppelden naar het kleedje toe en gingen gezellig bij moeder zitten terwijl vader de limonade pakte uit de rugzak en deze aan hen gaf.
'Kijk', zei de moeder van Michieltje, 'het is zo donker omdat ze nu slapen, en bovendien kun je het huisje dan niet zo makkelijk vinden'.
Michieltje en Leontientje waren muisstil.
Moeder vertelde verder; 'ze slapen nu omdat ze vanavond weer goed wakker moeten zijn voor het feest.
Het feest?, wat voor een feest en mogen wij ook komen?' vroeg Leontientje die wel heel erg nieuwsgierig was geworden.
'Het is een bosfeest, en nee ik denk niet dat jullie kunnen komen want jullie zijn helaas veel te groot.'
Het feest is alleen voor de kabouters en elfjes die in dit bos wonen,' vertelde moeder verder.
'Wauw,' zuchtte Michieltje, 'wat lijkt me dat mooi. Wel jammer dat we niet mogen komen,' zei Leontientje.
'Ja,' zei moeder, 'het is heel mooi feest.
De kabouters en elfjes dansen de hele nacht in het maanlicht en eten lekkere beukennootjes en kastanjes.
En als de elfjes moe zijn dan rusten ze gewoon even uit op een elfenbankje.'
'Kijk dat zijn deze,' zei vader en hij wees een platte paddestoel aan die aan de stam van de boom groeide.
Het leek inderdaad een bankje vonden Michieltje en Leontientje.
'Hé,' zei Michieltje 'zouden kabouters ook koekjes lusten?'
'Vast wel', zei Leontientje.
'Ik weet het niet,' zei de moeder van Michieltje, 'maar we kunnen een koekje voor ze achterlaten, dat krijgen ze vast niet zo vaak.'
'Goed,' zei vader 'dan leggen we een lekker koekje neer vlak bij de deur van het kabouterhuisje in de boom.
En dan is het nu toch echt tijd om weer eens naar huis te gaan.'
En zo gebeurde het. Ze legden het koekje neer en gingen weer terug.
Ze hadden een heerlijke middag in het bos gehad, maar Michieltje en Leontientje konden nergens anders aan denken dan het bosfeest.
's Nachts droomden ze ook van het mooie bosfeest, ze droomden over de kabouters en elfjes die dansten.
Ze droomden ook over hun koekje, dat de kabouters zo lekker vonden en zo waren ze toch nog een beetje op het feest al was het maar in hun droom.

door Mariëtte Purmer uit Ruurlo