Het
Margrietelfje
Zacht deinden de margrieten op de zomerwind in het grasland heen en weer. De zon
scheen uit een diepblauwe hemel, na een fikse regenbui. De zon liet de
waterdruppels glinsteren als prachtige diamanten.
Het margrietelfje was niet zo vrolijk als de vogeltjes en de vlinders. Nee, zij
keek droevig naar haar bloemen. Het was ook geen wonder dat ze zo droevig was,
want de meeste witte bloembladeren lagen in het gras. Ze waren van de
bloemhoofdjes getrokken. Wie had dat nou gedaan? Het margrietelfje had geen idee
wie de dader kon zijn. Hij had het stiekem gedaan, vanmorgen vroeg toen het
elfje nog sliep. Wie doet nou zoiets, vroeg het elfje zich af. Het elfje begreep
het niet. Zuchtend haalde zij spinnendraad bij mevrouw spin en naaide alle
bloembladeren weer aan het gele bloemhoofdje vast. Het was een heel werk. De
hele dag was ze er druk mee en toen de avond kwam, brandden haar ogen van
vermoeidheid. Ze viel meteen in een diepe slaap.
De zon stond alweer hoog aan de hemel toen ze wakker werd. Maar veel tijd om
wakker te worden, had ze niet. Ze sperde haar ogen wijd open toen ze de ravage
zag. Alle bloembladeren waren er opnieuw afgerukt en lagen troosteloos in het
gras. "O nee," riep ze wanhopig, "niet weer!"
Maar de bloemblaadjes lagen op de grond en van de dader was geen spoor. Met
tranen in haar ogen liep ze weer naar mevrouw spin om nieuw spinnendraad te
halen. En weer ging ze aan het werk. Met veel geduld naaide ze bloemblaadje na
bloemblaadje aan de gele bloemhoofdjes vast. "Hé, zit je daar
alweer?" riepen een paar vlinders haar toe. "Jij hebt wel geduld, maar
het helpt je niet veel." "Hoe bedoelen jullie dat?" wilde het
elfje natuurlijk meteen weten. "Hebben jullie de dader soms gezien?"
"Dader? Die is goed", lachten de vlinders. "Het is Puntmutsje
maar." "Wat zeggen jullie? Puntmutsje, de boskabouter? Maar die doet
toch zoiets niet? Nee, dat geloof ik niet."
"Maar het is onze oude Puntmuts niet meer", zeiden de vlinders
tegelijk. En daarbij draaiden ze heel erg geheimzinnig met hun grote donkere
ogen. Het elfje begreep er niets meer van: "Wat bedoelen jullie nou
eigenlijk?"
"Puntmutsje is verliefd", giechelden de vlinders. "En hij weet
niet of zijn kaboutermeisje ook op hem verliefd is, begrijp je?" Nee, het
elfje begreep het niet. Maar ze het Puntmuts zelf gaan vragen. De volgende
morgen stond ze al heel vroeg op. Meteen zag ze Puntmutsje, die op een margriet
stond. Hij trok het ene na het andere bloemblaadje eruit en riep er telkens bij:
"Ze houdt van mij... Ze houdt niet van mij... Hiep-hiep-hoera, ze houdt wel
van mij..." Nu begreep het margrietelfje het: Puntmutsje probeerde zo te
zien of zijn kaboutermeisje ook verliefd op hem was! Sindsdien mag dat van het
margrietelfje. Tegen verliefdheid is nu eenmaal geen kruid gewassen, behalve het
margrietje.
|