De liefde van
Istar
Gilgamesj waste zijn vervuilde haar en reinigde zijn uitrusting. Hij gooide
zijn haar naar achteren op zijn rug. Hij trok zijn oude, vuile kleren uit en
kleedde zich in nieuwe. Hij hulde zich in een mantel en deed een riem om. Toen
Gilgamesj tenslotte zijn kroon opzette, liet de grote godin Isjtar, vanwege zijn
schoonheid, haar oog op hem vallen. 'Kom, Gilgamesj, wees mijn echtgenoot. Geef
mij je zaad. Wees mijn man, en ik zal je vrouw zijn.
Ik zal een wagen van lapis lazuli voor je laten inspannen met gouden wielen en
horens van elmesjoe,22 bespannen met stormen in de gedaante van grote muilezels.
Treed bij mij binnen, in wolken van cedergeur. Wanneer je mijn huis binnengaat,
zullen de kostbaar bewerkte deurposten je de voeten kussen. Koningen, voorname
mensen en vorsten zullen voor je neerknielen. De opbrengsten van bergen en
vlakten zullen ze jou als tribuut brengen. Mogen je geiten drielingen werpen en
je ooien tweelingen. Mogen je beladen pakezels sneller zijn dan muildieren, en
de paarden voor je wagen de vurigste renners. Moge je os onder het juk zijn
gelijke niet kennen.
' Gilgamesj deed zijn mond open, sprak en zei tegen de vorstelijke Isjtar: 'Wat
moetje ervoor hebben wanneer ik je neem? Zal ik je lichaamszalf geven of kleren?
Heb je brood nodig of ander voedsel? Moet ik je voedsel geven, goden waardig, en
dranken, koningen waardig? Laat de straat jouw verblijfplaats zijn. Iedereen die
zin heeft, zal je kunnen nemen. Je bent als een kachel die niet verwarmt in de
kou. pek dat degene besmet die ermee omgaat, een waterzak die water morst op
zijn drager, een kalksteenblok dat de tichelmuur omver stoot, een stormram die
vriend zowel als vijand verzwakt, schoeisel dat knelt. Wie is de minnaar die je
voor langere tijd liefhad? Wie van jouw vogels vloog weer vrij uit? Ik zal je
minnaars voor je opnoemen. Tammoez, je jeugdliefde, heb je veroordeeld tot
weeklagen jaar in jaar uit. Je hebt de veelkleurige allalloe-vogel bemind.
Daarna heb je hem geslagen en zijn vleugels gebroken.
Nu dwaalt hij door het bos en schreeuwt: 'Mijn vleugel, mijn vleugel’ Je hebt
van de leeuw gehouden, die de sterkste is. Zeven en nog eens zeven kuilen groef
je voor hem. Je hebt van het fiere strijdros gehouden. Zweep, sporen en karwats
waren zijn deel. Zeven dubbele mijl moest het rennen. Troebel water moest het
drinken. Zijn moeder Silili moet nu eindeloos om hem huilen. Je hebt van de
herder, de veehouder gehouden, die trouwhartig brood, in de as gebakken, voor je
opstapelde, die elke dag geitjes voor je slachtte.
Je hebt hem betoverd en in een wolf veranderd. Zijn eigen herdersjongens
verjagen hem nu. Zijn eigen honden bijten hem in de achterpoten. Je hebt van
Isjoellanoe, je vaders hovenier, gehouden, die geregeld manden met dadels voor
je meebracht en dagelijks je dis overlaadde. Je lonkte naar hem en ging op hem
af. "O, Isjoellanoe," zei je," laten we genieten van je
mannelijke kracht. Strek je hand uit, streel mijn geslacht." Maar
Isjoellanoe zei tegen je: "Wat wil je van mij? Heeft mijn moeder niet
gebakken, en heb ik niet al gegeten? Wat ik met jou zou eten zou brood met
scheldwoorden en vloeken zijn.
Je liet hem achter bij zijn werk, maar de zwengel gaat niet meer omhoog, de
emmer niet meer omlaagMij zou je net zo behandelen wanneer je van mij zou
houden!' Toen Isjtar deze woorden hoorde, werd ze woedend. Ze steeg op naar de
hemel, en toen ze aankwam bij Anoe, haar vader, begon ze te huilen. Voor Antoe,
haar moeder, stroomden haar tranen. 'Vader, Gilgamesj heeft me de hele rijd
uitgescholden. Hij heeft me allerlei schandelijke dingen toegevoegd,
scheldwoorden en vloeken.' Anoe opende zijn mond, sprak en zei tegen de grote
Isjtar: 'Heb je koning Gilgamesj niet zelf uitgedaagd? Daarom heeft hij je die
schandelijke dingen toegevoegd, die scheldwoorden en vloeken.' Isjtar deed haar
mond open, sprak en zei tegen Anoe, haar vader: 'Vader, geef mij de Hemelstier
om Gilgamesj te doden en zijn huis te verwoesten. Als je mij de Hemelstier niet
geeft, zal ik me wenden tot de onderwereld.
Ik zal de doden laten opstaan en ze de levenden laten verslinden. Er zullen meer
doden dan levenden zijn!' Anoe opende zijn mond, sprak en zei tegen de
vorstelijke Isjtar: 'Als je de Hemelstier van mij vraagt, zullen er voor Oeroek
zeven jaren van schaarste aanbreken. Breng voor de mensen graan bijeen. Laat
gras groeien voor het vee.' Isjtar zei tegen haar vader: 'Vader, ik heb al graan
opgeslagen voor de mensen, en voor gras voor het vee heb ik ook al gezorgd,
zodat ze de zeven jaren van schaarste kunnen doorkomen. Ik heb graan voor de
mensen bijeengebracht. Voor het vee liet ik gras groeien. :Geef me de teugels
van de hemelstier” toen Anoe hoorde wat Istar zei, legde hij de teugels van de
Hemelstier in haar handen.
Isjtar leidde hem naar de aarde. Toen de Hemelstier in Oeroek was aangekomen,
daalde hij af naar de rivier en dronk die in zeven teugen leeg. Door het gebries
van de Hemelstier opende zich een afgrond; honderd mannen van Oeroek vielen
erin. Door een tweede gebries opende zich nog een afgrond; tweehonderd mannen
van Oeroek vielen erin. Door een derde gebries opende zich nog een afgrond;
Enkidoe viel erin. Maar Enkidoe sprong eruit en greep de stier bij de horens. De
Hemelstier wierp hem zijn schuim in het gezicht en sloeg hem met het dikke einde
van zijn staart. Enkidoe opende zijn mond, sprak en zei tegen Gilgamesj:
'Vriend, we kunnen ons op vele overwinningen beroemen.
Hoe zullen we dit nu aanpakken? Ik zal hem opjagen en hem in het nauw drijven.
Ik zal hem bij het dikke einde van zijn staart grijpen en hem met twee handen
stevig vasthouden. Jij gaat voor hem staan en steekt je zwaard in zijn hals,
tussen de horens en de schoften.' En zo joeg Enkidoe hem op en dreef hem in het
nauw. Hij greep hem bij het dikke einde van zijn staart en hield hem met twee
handen stevig vast. Toen ging Gilgamesj als een volleerd stierevechter moedig
voor hem staan en stak zijn zwaard in zijn hals, tussen zijn horens en zijn
schoften. Nadat zij de stier hadden gedood, rukten zij zijn hart uit en legden
het neer voor Sjamasj. Zij traden terug, terwijl ze eerbiedig bogen.
Toen gingen ze zitten, broederlijk naast elkaar. Isjtar beklom de muren van het
Oeroek van de schaapskooien. Zij sprong op en stootte een vervloeking uit: 'Wee
Gilgamesj, die mij heeft vernederd en de stier heeft gedood.' Toen Enkidoe deze
woorden van Isjtar hoorde, Zijn darmen zal ik over je armen hangen.' l Toen
verzamelde Isjtar de vrouwen met het krulletjeshaar, de meisjes van plezier en
de tempelvrouwen om zich heen. Zij hieven een klaagzang aan bij de afgerukte
poot van de Hemelstier. Gilgamesj riep het werkvolk en alle ambachtslieden bij
zich. De vaklui prezen de dikte van de horens.
Zij waren als lapis lazuli. Hun gewicht was dertig mine. De dikte van hun wand
was twee duim. De zes goer olie die erin ging, bestemde Gilgamesj voor de
zalving van zijn beschermgod Loegalbanda. Hij nam de horens mee naar binnen en
hing ze op in zijn troonzaal. Zij wasten hun handen in de Eufraat. Zij reden
hand in hand door de straten van Oeroek. De verzamelde menigte keek toe.
Gilgamesj draaide zich om naar zijn dienaressen: 'Wie is de mooiste van de jonge
helden? Wie de sterkste van de mannen?' 'Gilgamesj is de mooiste van de jonge
helden! Gilgamesj is de sterkste van de mannen!' 'Isjtar, die wij woedend
de poot van de stier hebben toegeworpen, heeft niemand op straat om haar toe te
juichen!' Gilgamesj vierde feest in zijn paleis. ..
Een Mythe uit Perzie voor 12 jaar en ouder
|