De
koningsdochter in de
vlammenburcht
Er was eens een arme man, die had zoveel kinderen als er gaten zitten in een
zeef, en alle mensen uit het dorp hadden al eens peet gestaan. Toen hem dan
opnieuw een zoontje geboren werd, zette hij zich aan de rand van de weg om de
eerste de beste voorbijganger als peet te vragen. Na een poos kwam er een oude
man aanlopen in een grijze mantel, en die vroeg hij peetoom te willen zijn. De
man willigde het verzoek in en hield de jongen mee ten doop. Daarop schonk de
oude man aan de arme een koe met een kalf; dat was op dezelfde dag ter wereld
gekomen als de knaap, het had een gouden ster op het voorhoofd en was voor het
jongetje bestemd. Toen de knaap groter was en het kalf al een grote stier was
geworden, bracht hij die elke dag naar de bergwei. Maar de stier kon spreken, en
steeds als ze op de berg kwamen zei hij tegen de jongen: 'Blijf jij maar hier en
ga slapen, dan zal ik intussen wel mijn wei zoeken.' Zodra de jongen sliep,
rende de stier als de vurige bliksem weg en kwam op de grote hemelwei en graasde
daar van de gouden sterrebloemen.
En wanneer de zon onderging ijlde hij terug en wekte de jongen, en dan gingen
ze naar huis. Zo gebeurde het iedere dag tot de jongen twintig jaar oud was.
Toen zei de stier op een dag tegen hem: 'Ga nu tussen mijn horens zitten en ik
draag je naar de koning. Vraag hem om een ijzeren zwaard dat zeven el lang is en
zeg datje zijn dochter wilt verlossen.' Spoedig kwamen ze bij de koningsburcht;
de knaap steeg af, trad voor de koning en zei waarvoor hij gekomen was. Die gaf
de herdersknaap graag het verlangde zwaard; maar hij had weinig hoop dat hij
zijn dochter nog zou terugzien, daarvoor hadden te veel dappere jongelingen al
vergeeft geprobeerd haar te bevrijden. Want zij was ontvoerd door een
twaalfkoppige draak ea die woonde ver weg, waar niemand kon komen. Eerst
versperde een onbeklimbaar hoog gebergte de weg en daarachter was een grote en
stormachtige zee en tenslotte woonde de draak in een vlammenburcht.
Al zou het iemand ook lukken om over de berg en de zee te komen, dan zouden
de machtige vlammen hem tegenhouden, en als hij daar toch heelhuids doorheen zou
komen, dan zou de draak hem om het leven brengen. Toen de jongen het zwaard had,
ging hij tussen de horens van de stier zitten en in een oogwenk stonden ze voor
de hoge bergwand. "Laat ons maar omkeren,* sprak de jongen, want het scheen
hem onmogelijk dat ze er overheen zouden komen. 'Wacht maar een ogenblik!' sprak
de stier en zette de knaap op de grond. Nauwelijks stond de jongen daar, of de
stier nam een aanloop en schoof met zijn geweldige horens het hele gebergte
opzij, zodat ze verder konden trekken. De jongen ging weer tussen de horens van
de stier zitten en spoedig waren ze bij de zee, 'Nu kunnen we wel omkeren,'
sprak de jongen, 'want daar komt niemand overheen!' 'Wacht maar een ogenblik,'
zei de stier, 'en hou je aan mijn horens vast.' Daarop boog hij zijn kop naar
het water en dronk en dronk de hele zee leeg; zo konden ze met droge voeten als
over een wei verdergaan. Nu kwamen ze spoedig bij de vlammenburcht.
Maar van ver kwam hun al zo'n geweldige gloed tegemoet dat de jongen het niet
meer uithield. 'Halt, niet verder!' riep hij de stier toe, 'anders verbranden we
nog!' De stier liep echter tot dicht bij de vlammen en braakte in één keer de
zee die hij had opgedronken over de vlammen uit, zodat ze meteen doofden en een
geweldige walm veroorzaakten, die de hele hemel met wolken bedekte. Maar daar
stormde uit de verschrikkelijke dampen de twaalfkoppige draak woedend te
voorschijn. 'Nu is het aan jou!' sprak de stier tegen de knaap, 'zorg datje het
ondier in één keer alle koppen afslaat!' De jongen verzamelde al zijn
krachten, nam het geweldige zwaard in beide handen en sloeg toen zo snel toe,
dat alle koppen van het monster op de grond rolden.
Maar nog kronkelde en sloeg het drakelijf zo heftig dat de aarde ervan
trilde. Nu nam de stier het lijf op zijn horens en slingerde het naar de wolken,
zodat er geen spoor meer van te zien was. Daarop sprak hij tot de jongen: 'Mijn
dienst is nu ten einde. Ga het slot binnen, daar vind je de koningsdochter, en
breng haar naar huis, naar haar Vader!' Met die woorden rende de stier weg naar
de hemelwei en de knaap heeft hem nooit meer gezien.
Maar in het slot vond de jongen de koningsdochter en die was zeer verheugd
dat ze van de afschuwelijke draak was verlost. Nu reisden ze naar haar vader en
vierden hun bruiloft en in het hele koninkrijk heerste grote vreugde. ..
Een Volksverhaal uit Duitsland voor 8 jaar
en ouder
|