Het
Klimopelfje
Tjonge, dacht het kleine klimopelfje, wat zou ik graag daar boven in de
boomnis op de paddestoel zitten. Maar hoe kom ik boven? Wacht, ik probeer gewoon
naar boven te klimmen. Maar hoe het elfje ook haar best deed, het lukte niet. De
boomschors van de oude, dikke eik was veel te ruw en grof.
Ik maak een ladder van mijn klimopstelen, dan lukt het vast, dacht het elfje.
Maar het elfje was helemaal niet handig. Telkens brak de stelenladder en het
elfje vlocht er dikke knopen in. Het werd een mandje, toen een lange sliert,
toen weer een ronde bal, maar een ladder werd het niet.
"Nee," zuchtte het elfje, "nee, zo lukt het niet. Maar wacht
eens, waarvoor heb ik dan vleugels? Ja, natuurlijk, ik vlieg gewoon naar boven!
Wat dom van me, dat ik daar niet eerder op gekomen ben." Maar ook dit lukte
niet, omdat haar vleugels geen echte vleugels waren, maar groene klimopbladeren.
Moe en verdrietig ging ze op haar bladeren zitten om uit te rusten. Daar kwam de
wind langs. Lachend droogde hij de kleine zweetdruppeltjes van het elfje en
vroeg: "Vertel eens, hoe kom je zo bezweet? Je hebt zeker heel erg hard
gewerkt." Het elfje antwoordde: "Ik probeer al een hele poos om
bovenin de boomholte te komen, maar het lukt me gewoon niet, wat ik ook
probeer."
"Ik begrijp het. Jij wilt natuurlijk bovenin de boom wonen. Ik moet zeggen,
dat het een prachtige woning voor een klimopelfje is. Ik weet wel hoe jij daar
boven kunt komen. Knip je haar maar eens af", zei de wind en waaide door de
wilde ragebol van het elfje.
"Mijn haar? Je lijkt wel niet wijs! Ik zou niet weten waarvoor je het nodig
hebt", riep het elfje verontwaardigd. "Niet direct boos worden,"
zei de wind, "ik bedoel het goed. Kijk, als je je haar afknipt en het om de
klimopstelen bindt, kunnen die zich hechten aan de boomschors. Zo kun je
gemakkelijk naar boven klimmen. Begrijp je het nu?" Nu begreep het elfje
wat de wind bedoelde. Het was eigenlijk een heel goed idee van de wind.
Trouwens, kort haar zal mij heus wel goed staan, dacht het elfje. Zij knipte
haar haren af, pakte de dikke klimopstelen en wond haar haren eromheen. De
stelen hadden nu allemaal kleine haarwortels, waardoor ze zich heel gemakkelijk
aan de boomschors konden vasthouden. Het elfje kon nu zo naar boven klimmen. Wat
was het elfje blij dat zij eindelijk in de boomnis op de gele zwavelzwam zat en
van het uitzicht kon genieten. Toen de wind weer langs kwam, moest hij lachen
terwijl hij haar kortgeknipte haren streelde.
Sindsdien klimt de klimopplant in de hoogste bomen. Dat kost geen enkele moeite,
dankzij de haren van de klimopelfjes.
|