Het
Klaprooselfje
"De andere bloemenkinderen hebben een heerlijke geur of ze bloeien dagen
achter elkaar of ze hebben verschillende kleuren, maar wat heb ik?" klaagde
het klaprooselfje. "Ik ben alleen maar rood, verder niets. Ik geur
helemaal niet en ik bloei maar één dag. Eigenlijk ben ik maar een heel gewone
bloem." Ze vond zichzelf zo zielig dat ze niet eens zag hoe mooi alles om
haar heen er uitzag. Dat was heel erg jammer en dat vond de eendagsvlieg ook.
Daarom ging hij vlak voor haar neus zitten en zei:
"Wat kijk je somber. Op zo'n heerlijke zomerdag hoor je te stralen."
"Ach," zuchtte het elfje, "ik wou dat ik een roos of een viooltje
of een prachtige grote zonnebloem was."
"Waarom wil jij dat zo graag zijn?" vroeg de vlieg. "Die hebben
veel meer dan ik. Hun bloemen leven veel langer dan die van mij",
antwoordde het elfje. "Dat is zo, maar kijk eens naar mij, ik leef ook maar
één dag. Maar deze dag is voor mij alles en die dag is fantastisch. Dat zal
voor jouw bloemen ook zo zijn, denk je niet?" zei de vlieg terwijl hij het
elfje ernstig aankeek. "Maar ik vind het voor jou ook zielig, dat jij maar
één dag leeft. Wil jij dan ook niet een bijtje zijn, of een vlinder?"
"O nee, mij niet gezien. Ik ben best tevreden met wat ik ben. Kijk maar
naar jezelf, jij hebt toch ook genoeg om tevreden mee te zijn?" vroeg de
vlieg. Verbaasd keek het elfje naar de vlieg en zei: "O ja? Wat dan?"
"De mensen vinden je maanzaadjes heel lekker. Ze maken er maanzaadbroodjes
of maanzaadbolletjes mee. En er wordt olie van gemaakt. Wist je dat niet?"
"Nee", zei het elfje met grote ogen. "Dus mijn bloemen zijn
nuttig?" De eendagsvlieg knikte en zei: "Ja, ben je nu tevreden met
jezelf?" "Ja, ik blijf zo als ik ben", riep het elfje blij, pakte
een zaadbol en strooide het zwarte maanzaad om zich heen. Ze schaamde zich een
beetje omdat ze zo ontevreden was geweest. Eén ding had ze nu geleerd: iedereen
heeft iets waar hij trots op kan zijn.
|