Het kind dat
tegelijk met de peren werd
verkocht
Eens had een man een pereboom die hem vier korven peren per jaar opleverde.
Maar één jaar gebeurde het, dat hij er slechts drieëneenhalf van maakte, en
hij moest er vier naar de koning brengen. Daar hij niet wist hoe de vierde korf
vol te krijgen, stopte hij er zijn kleinste dochtertje in en vervolgens dekte
hij haar toe met peren en bladeren. De korven werden naar de voorraadkamer van
de koning gebracht en het kindje rolde er tezamen met de peren uit en verstopte
zich. Het was daar nu in die voorraadkamer en daar het niets anders te eten had,
knabbelde het van de peren. Na een tijdje bemerkten de bedienden dat de voorraad
peren verminderde en zij vonden ook de klokhuizen. Zij zeiden: "Er moet een
muis of een mol zijn die de peren oppeuzelt: wij moeten eens goed kijken,"
en toen zij in het stro grabbelden, vonden zij het kindje. Zij spraken er tegen:
"Wat doe jij hier? Kom maar met ons mee en dan help jij in de keuken van de
koning.
"Zij noemden haar Peertje en Peertje was zo"n flink kindje, dat zij
in korte tijd beter wist te werken dan de dienstmeisjes van de koning, en zij
was zo lief, dat iedereen haar graag mocht. Ook de zoon van de koning, die haar
leeftijd had, was altijd samen met Peertje en zij gingen veel van elkaar houden.
Terwijl het meisje in jaren toenam, nam ook de afgunst van de dienstboden toe.
Die hielden een tijdje hun mond, maar vervolgens gingen zij een poging doen om
haar kwaad te berokkenen. Zo gingen zij vertellen dat Peertje opgeschept had,
dat zij de schat van de heksen wilde pakken. Het gerucht bereikte de oren van de
koning, die haar bij zich riep en tegen haar zei: "Is het waar dat jij
beweerd hebt, dat jij de schat van de heksen wilt pakken?"Peertje
antwoordde: "Dat is niet waar, Heilige Kroon: ik weet van niets." Maar
de koning hield vol: "Jij hebt het gezegd en dan moet jij je woord
houden," en hij joeg haar het paleis uit, om die schat te halen. En Peertje
maar lopen, en de avond viel.
Zij ontmoette een appelboom en hield niet stil. Zij ontmoette een perzikboom
en hield weer niet stil. Zij ontmoette een pereboom, klauterde tussen de takken
en sliep in. "s Morgens stond er aan de voet van de boom een lief oud
vrouwtje. "Wat voer jij daar in de hoogte uit?"vroeg het oudje haar.
En Peertje vertelde de moeilijkheid waarin zij zich bevond. Het vrouwtje zei
tegen haar: "Hier, neem deze drie pond reuzel, en drie pond brood en drie
pond negerkoren en loop steeds door." Peertje bedankte haar hartelijk en
vervolgde haar weg.
Zij kwam bij een plaats, waar een oven was. En daar waren drie vrouwen die
hun haren uittrokken en met de haren veegden zij de oven aan. Peertje gaf hun de
drie pond negerkoren en de vrouwen gingen daar de oven mee aanvegen en lieten
haar door. En Peertje weer aan het lopen en zij kwam op een plek, waar drie
bulhonden waren, die blaften en de mensen aanvielen. Peertje gooide hun de drie
pond brood toe en zij lieten haar passeren. En Peertje weer lopen en zij kwam
bij een rivier met rood water, dat bloed leek en zij wist niet, hoe zij daar
moest oversteken. Maar het oudje had haar gezegd, wat zij zeggen moest:
"Mooi watertje, zeg, weet je? Als ik mij niet reppen moest, dan dronk ik
graag 'n beetje." Bij die woorden trok het water zich terug en liet haar
doorgaan.
Aan de overkant van die rivier zag Peertje een van de mooiste en grootste
paleizen die er op de wereld waren. Maar de deur ging zo snel open en weer
dicht, dat niemand er door naar binnen kon. Toen smeerde Peertje met de drie
pond reuzel de scharnieren en de deur ging nu langzaam open en dicht.
Binnengekomen in het paleis, zag Peertje het kistje met de schat op een
tafeltje. Zij nam dat en wilde teruggaan, toen het kistje begon te spreken.
"Deur, maak haar dood. Vermoord haar, deur!"zei het kistje. En de deur
antwoordde: "Nee, dat doe ik niet, want ik was al in zo lang nie gesmeerd
en dat heeft zij gedaan!" Peertje kwam aan de rivier en het kistje zei:
"Rivier, ver zwelg haar! Laat haar verdrinken, rivier!"En de rivie
antwoordde: "Nee, dat doe ik niet, want zij heeft mi "mooi
watertje"genoemd.
" Zij kwam bij de honden, en het kistje zei: "Honden, eet haar op!
Verslind haar, honden!"En de honden: "Nee dat doen wij niet, want zij
gaf ons drie pond brood."Vervolgens kwam zij langs de oven. "Oven,
verbrand haar Laat haar bianden, oven!"En de vrouwen: "Nee, dat doen
wij niet, want zij heeft ons drie pond negerkoren gegever en zo konden wij onze
haren sparen." Toen Peertje bijna bij huis was, wilde zij, nieuwsgierig als
alle meisjes zijn, zien wat er in het kistje zat. Zij deed het open en er glipte
een kip met gouden kuikentjes uit. Die trippelden zo vlug weg, dat ze niet meer
in te halen waren. Peertje holde ze achterna. Zij kwam langs de appelboom en
vond ze niet; zij kwam langs de perzikboom en ook daar vond zij ze niet; zij
kwam langs de pereboom en daar was het lieve oude vrouwtje met een stokje in de
hand, dat de kip met de gouden kuikentjes hoedde.
"Sjöh, sjöh," riep het oudje en de kip met de gouden kuikentjes
ging het kistje weer in. Toen zij weer naar huis ging, kwam de zoon van de
koning haar tegemoet, die zei: "Als mijn vader je vragen zal, wat jij als
beloning wilt hebben, zeg dan: die kist vol kolen die inde kelder staat."
Op de drempel van het koninklijk paleis stonden het personeel, de koning en
iedereen van de hofhouding en Peertje gaf aan de koning de kip met de gouden
kuikentjes. "Vraag wat je wilt," zei de koning," en ik zal het je
geven."En Peertje antwoordde: "De kist met kolen die in de kelder
staat."Ze gaven haar de kist met kolen. Zij maakte die open en daar sprong
de zoon van de koning uit, die er zich in verborgen had. De koning kon niets
anders doen dan goed te vinden dat de twee met elkaar trouwden.
|