De kerstboom
Bomen worden in vrijwel alle culturen op de een of andere manier vereerd. Bij
veel voorchristelijk volken was de eeuwig groene boom het symbool van groei,
licht en bloei. Op oude afbeeldingen uit Babylon zien we Nimrod altijd met een
groenblijvende tak in zijn hand. In Egypte was de palmboom een representatie
voor de boomgeest Osiris. In Rome werd de dennenboom vereert en was verbonden
met de god was Baal-Berith (=heer van de den). De spar was het symbool voor de
Germaanse Midwinterviering. In Engeland en Amerika gebruikt men de mistletoe
(ook vogellijm of maretak genoemd) als symbool van vriendschap. In India
versiert men bijvoorbeeld bananenbomen. Ook gebruikt men hier mangobladeren in
plaats van hulst en olielampjes in plaats van kaarsen. In de vijfde eeuw dook de
spar op als Boom des Levens in mysteriespelen in Germaanse kerken. De boom werd
behangen met appels (de zonde) en ouwel (de redding). Later werden de appels en
ouwel vervangen door koekjes in allerlei leuke vormen. In de negende eeuw
verbood Karel de Grote het opzetten van een kerstboom en in de tiende eeuw deed
paus Martinus II hetzelfde in Italië. Pas in de zeventiende eeuw dook de
versierde spar weer in het openbaar op. Een aquarel uit 1601 vertoont St.
Christophorus bij een boom vol etens- en drinkwaren, waar het kerstkind naar
grijpt. En iets later, uit 1605, komt het bericht uit Straatsburg: men richt met
Kerstmis een dennenboom in de kamer op en behangt die met veelkleurig geknipt
papier, appelen, oblieën, klatergoud. In de 18e eeuw wordt nog herhaaldelijk
melding gemaakt dat voornamelijk de zeer rijke mensen een boom in huis plaatste.
Pas in 1841 werd dit gebruik door Prins Albert de echtgenoot van Koningin
Victoria ontdekt. Hij liet een grote dennenboom optuigen naar Duits voorbeeld en
al snel volgde de Engelse adel en later ook de gewone burgers. Toen overigens in
1851 door een paar Duitse emigranten in Amerika, een grote "kerstboom"
werd neergezet, vonden de bestaande kerken het zo'n vreselijke heidens gebruik
dat men de minister er toe bewoog de kerstboom te laten weghalen. Ook het
Vaticaan waarschuwde in de 19e eeuw tegen "de invoering van het heidense
gebruik van de kerstboom" in Italië. In het begin van de negentiende eeuw
zette deze traditie goed door in ons land. Heden (1999) koopt 45% van de
Nederlandse huishoudens (ruim 3 miljoen) een kerstboom. In zeven procent van de
verkopen betrof het een kunstboom. 1,1 miljoen huishoudens had geen boom in
huis. In de meeste gevallen ging het hier om eenpersoonshuishoudens. De boom met
kluit wint terrein. In 1999 had 64% van de verkochte bomen een kluit. Er worden
steeds duurdere bomen gekocht, zoals blauwsparren en de Nordmann-spar. De
gemiddelde prijs van een boom met kluit was 21 gulden. Ruim eenderde van de
bomen werd gekocht bij een tuincentrum, 17% bij een handelaar op straat en 16%
bij de kweker. Het liedje: "o, dennenboom o, dennenboom, wat zijn uw takken
wonderschoon", geeft wel aan dat de boom nog vereerd wordt. Het vereren van
bomen of boomgeesten is al heel oud en is voornamelijk vanuit de noordelijke
landen tot geheel Europa door gedrongen. Zo vinden we op een Zweedse
rotstekening zelfs een afbeelding dat men een boom meeneemt op reis per schip,
om zo een voorspoedige reis te garanderen.
|