Kay en de IJskoningin

Kay was een dromer. In de klas kon juffrouw Wilma soms aan hem zien, dat hij weer eens niet oplette. Zijn ogen leken dan heel ver weg te staren en je kon gewoon zien, dat Kay eigenlijk helemaal niets zag. Zijn juffrouw zei dan wel eens tegen hem: "Kay, waar zit je met je gedachten?". Het leek dan net alsof de jongen wakker schrok! Met een schok ging hij dan rechtop zitten. Dan keek hij de juffrouw aan, alsof hij haar nog nooit had gezien! Langzaam leek hij dan weer terug te komen in de klas! "Ik zat geloof ik een beetje te dromen!", zei hij dan. "Opletten hoor!", antwoordde juffrouw Wilma, "anders wordt je nog een domme jongen!". Maar verder was er niets bijzonders aan Kay te zien. Hij deed gewoon mee op het speelplein, ook met wilde spelletjes! En, Kay kon heel aardig voetballen! Eigenlijk helemaal geen bijzondere jongen. Toch beleefde deze Kay een heel vreemd avontuur! Het was zomervakantie geworden. Kay was natuurlijk over gegaan naar de volgende groep. Zo'n dromer was hij nou ook weer niet! De meeste kinderen gingen naar het zuiden. Een paar naar Spanje, maar ook veel klasgenootjes gingen naar Frankrijk of naar Italië. Kay ging niet naar het zuiden. Hij ging met zijn vader en moeder naar Noorwegen! "Wij gaan niet een hele vakantie in de hitte zitten puffen!", had vader gezegd, "Wij zoeken het koele noorden op!". Als je Kay had gevraagd, waar hij het liefst naar toe zou gaan, dan had hij ook voor Italië of zoiets gekozen. Hij zag zichzelf al lekker wegdromen aan een prachtige, blauwe zee. Maar nee, Kay moest naar het koude Noorden. Ze zouden zelfs naar de Poolcirkel gaan. Kouder kon zowat niet! Het was een hele reis. Noorwegen was al een heel eind weg, maar die Poolcirkel was nog heel veel verder. Maar na een twee weken rijden met auto en caravan was het gezin dan toch in het hoge noorden aangekomen. Hammerfest was de meest noordelijke stad van Europa en daar stonden ze nou op een camping "Dit wordt kou lijden!", had Kay gedacht. Maar dat viel wat mee. Echt warm was het niet, maar het vroor toch ook niet. De zon bleef daar zelfs ook de hele nacht doorschijnen. Eind juli zou het 's nachts even donker beginnen te worden. In de buurt van de camping waren wel stranden, maar zwemmen kon je daar toch niet. Kay maakte soms lange wandelingen langs het strand en langs de rotsen. Op een dag kwam hij op zo'n wandeling een oude vrouw tegen. Ze had een prachtige, rode muts op haar hoofd. Ze knikte naar Kay en toen liep ze verder. Kay keek haar na. Ze had ook nog een opvallend soort jak aan en daardoor kon hij haar nog lang volgen. Terwijl hij de vrouw verder zag lopen, verdween ze opeens uit zijn gezicht. "Hé, waar zou die gebleven zijn?", dacht hij. Hij besloot dezelfde kant op te lopen. Een kwartier later hoorde hij een zacht kreunen! Hij liep in de richting, waar dat geluid vandaan kwam. En opeens zag hij de vrouw weer! Ze lag in een tamelijk ondiepe spleet in de rotsen en haar linkerbeen lag in een vreemde hoek naast haar lichaam! Kay begreep meteen, dat de vrouw haar been had gebroken! Wat moest hij beginnen! De vrouw praatte wel tegen hem, maar hij verstond er geen woord van! Toen pakte de vrouw een steen en daarmee probeerde ze wat te tekenen. Dat viel niet mee, want de rots waarop ze wilde tekenen was net zo hard als de steen. Maar opeens zag Kay wat ze tekende! Het leek wel een tent! Zo'n driehoek met de punt naar boven. En boven op de punt zaten de uiteinden van een stel stokken! De vrouw wees in een bepaalde richting. En ze bleef maar in die richting wijzen. "Wat moet ik nou toch doen?", dacht de jongen, "in die richting zal haar tent wel zijn, maar misschien is dat wel een hele dag lopen!". Toch wilde hij proberen om de vrouw te helpen. Hij wees naar de tekening, toen naar zichzelf en tenslotte in de richting, waarnaar de vrouw had gewezen. De vrouw knikte en Kay ging op pad. Na een half uur kwam hij bij een vrij hoge heuvel. Kay besloot de heuvel op te klimmen om te kijken, of hij daarvandaan een tent zou kunnen ontdekken. Toen hij helemaal boven was zag hij het meteen! Daar, niet zo ver bij hem vandaan, zag hij een vlakte met een paar tenten. Bij de tenten graasden grote dieren. Het leken wel herten, maar dan veel groter! Kay besloot er naar toe te lopen. Het laatste stuk viel mee! Al gauw stond hij bij de eerste tent. Een man kwam op hem aflopen en die begon meteen tegen hem te praten. Natuurlijk snapte Kay er niks van. Hij begon zich trouwens zorgen te maken. Het was ondertussen al ver in de middag en het was nog een heel eind naar de camping. Hij wist niets beters te doen, dan in de richting te wijzen waar hij vandaan was gekomen. Ergens achter de hoge heuvel. Hij wees op zijn hoofd en toen naar het hoofd van de man die naast hem stond. Die man had net zo'n mooie muts op als de vrouw. De man leek hem te begrijpen. Hij riep wat naar mannen, die in de buurt stonden te kijken. Daar kwam al iemand aanlopen met zo'n groot hert bij zich. Het dier werd voor een soort karretje gespannen en Kay en nog twee mannen klommen in de wagen. Met een vaartje reden ze naar de plek toe, waar hij de vrouw had achtergelaten. Kay dacht: "Dat beest loopt zo hard, dat is nou vast een rendier!". Toen ze bij de vrouw aangekomen waren werd die voorzichtig in de wagen geladen en nu ging de tocht niet terug naar de tenten, maar naar Hammerfest. Daar brachten ze de vrouw meteen naar een ziekenhuis. De mannen uit de tenten klopten Kay op zijn schouders en ze schudden wel twintig keer zijn handen maar toen klommen ze toch weer op de kar en begonnen ze aan de terugreis. Kay stond een beetje verloren om zich heen te kijken. Opeens stond er een jonge dokter naast hem. Die pakte Kay bij zijn arm en samen liepen ze naar de auto van de dokter. "Camping?", vroeg de arts. Kay knikte. Hij noemde de naam van de camping en de dokter startte de auto. Vijf minuten later waren ze bij de caravan. De dokter liep mee naar zijn ouders. In het Engels vertelde hij, dat Kay de oudste vrouw van een grote Lappenstam het leven had gered. Haar volk noemde haar "De IJskoningin"! Toch was het avontuur hiermee niet helemaal afgelopen! Een paar dagen voor ze terug zouden reizen naar Nederland reed er zo'n rendierkar de camping op. Twee mannen keken zoekend om zich heen. Toen ze Kay zagen begonnen hun ogen te glimmen! Ze reden meteen naar hem toe. Van één van de twee kreeg Kay een prachtig bewerkte muts èn een houten plank, waarop je een vrouw zag, die met een gebroken been in een spleet van de aarde lag.