De
kabouterfamilie
Vader Roodmuts, een kabouter, had een lange, witte baard.
En zijn vriendje Rein, het vosje, had een lange bruine staart.
Moeder Roodmuts, vrouwkabouter, had een snoetje, appelrond.
Ze had óók een heel lief vriendje, dat was Vlek, een grote hond.
Zusje Roodmuts, met haar vlechtjes, had een leuke rode toet.
Ook zij had een heel lief vriendje, 't was een poes, die heette Roet.
Broertje Roodmuts, met zijn kuifje, had een korte blonde baard.
En zijn paardje, trouwe merrie, was voor hem het meeste waard.
|