De Japanse
steenhouwer
Lang geleden in het verre land Japan, leefde er in de bergen een arme
hardwerkende steenhouwer. Het was zijn taak de weg die door de bergen voerde,
begaanbaar te houden. Daarom was hij dag in, dag uit bezig met zijn houweel. Van
de rotsen langs de weg hakte hij stukken steen af, en deze brokken gebruikte hij
om gaten in de weg te vullen. Het was zwaar werk, de weg door de bergen was lang
en er waren altijd veel mensen op pad: eenvoudige boeren met hun vee voor de
markt, molenaars met zwaar bepakte ezels en deftige reizigers in prachtige
voertuigen. Als er dan zo"n rijke edelman voorbij kwam werd het hem vaak
teveel, de steenhouwer moest dan zuchtten terwijl hij zijn houweel met stevige
slagen op de rotsen deed neerkomen. Eens, op "n hete dag midden in de
zomer, passeerde er een lange stoet prachtig geklede mensen met in hun midden
een draagkoets. Naast de koets liepen wel zes dienaren die er voor zorgden dat
het de man in de koets aan niets ontbrak.
De steenhouwer zag de optocht voorbij trekken terwijl hij juist zijn bezwete
hoofd afveegde met een oude doek. "Ach", klaagde hij, "Zo"n
koning wordt gedragen, er wordt hem koele drank aangereikt en ik kan onder de
brandende zon mijn slavenwerk doen. Laat mij maar die koning zijn! Die heeft
tenminste macht". De reizigers verdwenen langzaam uit het zicht en de
steenhouwer wilde weer aan het werk gaan toen er klonk plotseling een diep
rommelend geluid uit de heuvels kwam. De man keek om zich heen, hij verwachtte
onweerswolken te zien. Maar de lucht was overal helder en droog. Hij schrok;
"Zou het dan een aardbeving zijn?" Er was nergens iets te zien, de
grond trilde niet en de rotsen waren zoals ze daar al duizenden jaren stonden:
onverwoestbaar voor wat dan ook. Verbaasd hoorde de steenhouwer het rommelen
dichterbij komen.
Het werd luider en ineens klonk er "n stem: "Wat hoor ik daar?"
"Ben je ontevreden met je bestaan?" De steenhouwer trilde van angst
omdat hij absoluut niet zag van wie de stem afkomstig was, het klonk werkelijk
overal om hem heen. "Ik ben de berggeest"sprak de zware stem, "Ik
zie wat jij ziet en ik hoor wat jij hoort". "Ben je ontevreden met je
bestaan?"herhaalde de stem van de berggeest. De steenhouwer stamelde iets
van een antwoord: "uhhh, uhhh, ach ja ,.....
.eigenlijk wel" Donderend en nog luider dan daarvoor antwoordde de
berggeest: "Dan kan ik je helpen!" Het was een heldere hemel en er
klonk een donderslag, de steenhouwer voelde alsof een reusachtige hand hem
optilde en hem door de lucht zwaaide. Het ging zo snel dat alles om hem heen
vervaagde, maar hij wilde het ook niet zien: nog steeds angstig kneep hij zij
ogen dicht. Plotsklaps werd hij neergesmeten. De steenhouwer wilde zich schrap
zetten om zijn val op de harde rotsgrond te breken, maar in plaats daarvan kwam
hij terecht op een zachte, vlakke ondergrond. Met zijn ogen nog dicht taste de
steenhouwer voorzichtig om zich heen. Het voelde als wol en het rook ook nog
bijzonder. Tegelijkertijd voelde hij een schommelbeweging als of hij in een boot
zat of in een draagstoel.
Op dat moment klonk er weer een stem, maar deze klonk veel zachter en mooier dan
die van de berggeest. "Heeft u goed geslapen meester?" Langzaam en
voorzichtig opende hij zijn ogen. Hij keek rond: het was een draagstoel! De stem
kwam van een meisje dat tegenover hem zat, het was een geisha. Haar zachte hand
bette zijn bezwete voorhoofd droog met een zijden doek.
Nu besefte de steenhouwer die er gebeurd was, hij had immers zo gemopperd toen
die deftige stoet voorbij kwam, en toen had hij gezegd: "Laat mij maar die
koning zijn!", En toen kwam die berggeest en die zei "Ik kan je
helpen!"En nu was hij werkelijk de koning. Het was geen droom, maar zou hij
nu werkelijk ook de macht van een koning hebben. "Ik heb dorst, geef me te
drinken"zei hij. Bijna op hetzelfde moment kwam er door de gordijn van de
draagkoets een dienaar die zich vooroverboog en een koele drank uitschonk in een
prachtig versierde beker.
Een andere dienaar bewoog een palmblad om hem koelte te brengen. Vanaf dit
moment liet de steenhouwer die nu koning was zijn macht goed gelden. Hij hoefde
maar met zijn vingers te knippen om iets te laten gebeuren. De koning genoot er
van. Hij was de machtigste van de wereld. Niets en niemand konden meer bereiken
dan hij. Tenminste..
.., Hij merkte dat er soms toch wel dingen waren die er voor zorgden dat niet
alles ging zoals hij wilde. Als het heel warm was dan verdroogde het land,
gingen de mensen niet aan het werk en leek het wel alsof de tijd stil stond. En
dat was de schuld van de zon. Toen hij op een warme dag in zijn draagkoets langs
de verdorde landerijen reisde, vervloekte hij de macht van de zon:
"Ach", klaagde hij," die zon die schijnt maar en schijnt maar,
zelfs een koning heeft niets meer te vertellen. Ik ben de baas, laat mij maar
die zon zijn!" Hij sloot zijn ogen om wat te gaan dutten toen er klonk
plotseling een diep rommelend geluid uit de heuvels kwam. Hij boog zich om naar
buiten te kijken waar het onweer vandaan kwam, maar de lucht was overal helder
en droog.
Hij schrok; "Zou het dan een aardbeving zijn?" De dragers en bedienden
sjokten echter rustig door en er was nergens iets te zien, de grond trilde niet
en de rotsen waren zoals ze daar al duizenden jaren stonden: Onverwoestbaar voor
wat dan ook. Opeens bedacht de koning die ooit steenhouwer was dat dit al eens
eerder was gebeurd.
"Wat hoor ik daar?" "Ben je ontevreden met je bestaan?"
"Ik ben de berggeest"sprak de zware stem, "Ik zie wat jij ziet en
ik hoor wat jij hoort". "Ben je ontevreden met je
bestaan?"herhaalde de stem van de berggeest. De koning was best wel
tevreden, het was alleen de zon die nog machtiger was. Hij stamelde iets
van:"uhhh, uhhh, nou...
..nee niet echt." Maar de berggeest leek het niet te horen, en hij
bulderde: "Dan kan ik je helpen!". Het was een heldere hemel en er
klonk een donderslag, de koning die ooit steenhouwer was voelde weer alsof een
reusachtige hand hem optilde en hem door de lucht zwaaide. Het ging zo snel dat
alles om hem heen vervaagde, maar bang als hij weer was wilde hij het ook nú,
niet zien: en hij kneep zij ogen dicht. Hij voelde plotseling totale rust en
stilte om hem heen. Weg was de zoete geur van de rijkdom en de macht.
Hij opende zijn ogen, wat hij nu zag was totaal nieuw voor hem, hij was in een
totaal andere wereld leek het wel. Om hem heen was niets, in de verte stond of
hing iets ronds in de lucht. Hij snapte er niets van en wilde zich achter de
oren krabben; maar hij had geen handen meer! In ieder geval was hij geen koning
meer. Hij keek naar de bol voor hem en merkte dat er steeds meer te zien was.
Hij zag dat de bol niet anders was dan de wereld en kon zelfs mensen zien. Zij
hielden een hand voor de ogen en keken smekend naar hem op. Het waren boeren die
bij verbrande akkers stonden. Ze keken naar hem? De steenhouwer die ooit koning
mocht zijn, was nu de zon geworden! Hij had geklaagd en gezegd: "Laat mij
maar de zon zijn!" De berggeest had hem gehoord en gezegd: "Ik kan je
helpen!" De zon had alle macht over de wereld, hij kon voedsel laten
groeien maar ook laten verdrogen.
De zon die ooit koning was, die ooit steenhouwer was, kon nu tevreden zijn. Hij
stuurde zijn stralen naar waar hij maar wilde en genoot van zijn kracht.
Tenminste...., hij merkte dat er soms toch wel dingen waren die er voor zorgden
dat niet alles ging zoals hij wilde. Al een paar zomers werd zijn werk
tenietgedaan door plotselinge regenbuien en verkoelende windvlagen.
Dat was de schuld van de wind! En de zon klaagde en mopperde: "Waar blijft
mijn macht als er zo mee gesold wordt, laat mij maar de wind en de storm
zijn!" De zon wilde nog wat verzengende stralen naar de woestijn sturen
toen er plotseling een enorm gedonder van de wereld kwam. Het gedonder
veranderde in een luide stem die bulderde: "Wat hoor ik daar?"
"Ben je ontevreden met je bestaan?" "Ik ben de
berggeest"sprak de zware stem, "Ik zie nog steeds wat jij ziet en ik
hoor nog steeds wat jij hoort". "Ben je ontevreden met je
bestaan?"herhaalde de stem van de berggeest. De zon had dit al eerder
meegemaakt en begreep dat dit de kans was om nog machtiger te worden, de vorige
keren was hij bang maar nu niet. De berggeest donderde : "Dan kan ik je
helpen!". De zon die ooit koning was, die ooit steenhouwer was, verwachte
weer van alles, maar er gebeurde niets...
...,alhoewel? De wereld draaide wel er snel. Het duurde even tot hij besefte dat
niet de wereld sneller bewoog maar dat hij zelf voortraasde over de aardbol. Hij
was de wind, hij was de storm! En dat zou de wereld weten, op de meest
onverwachte momenten zorgde hij er voor dat alles op zijn kop gezet werd. Dan
was hij een warm lentebriesje en dan ineens de herfststorm die bomen uit de
grond rukte. De wind die eens de zon was die ooit koning was, die ooit
steenhouwer was beukte en bulderde, woei en waaide en was tevreden.
Niets hield hem tegen, niets kon hem deren. Seizoen in, seizoen uit deed hij
zijn werk. Maar ook nu kon hij toch ook weer niet helemaal content zijn. Want er
waren dingen die leken te lachen om zijn kracht: de rotsen stonden op de
wereldbol zoals ze daar al duizenden jaren stonden: onverwoestbaar voor wat dan
ook. Zelfs met een oorkaan richtte de wind niets uit. Dus hij mopperde en
klaagde en hij was het nu zelf die de berggeest opriep: "Waar blijf je nu?,
Ik dacht dat je me zou helpen!" De wind die eens de zon was die ooit koning
was, die ooit steenhouwer was, wachtte op het bulderen dat van de aarde af zou
komen en hem zou helpen. Er bulderde inderdaad iets: niet van buiten af, juist
in hemzelf donderde het.
Er klonk nu geen stem; dat was ook niet nodig: hij werd zelf het wezen van de
rotsen, van het steen der wereld, van de bergen, van de heuvels: hij was de
berggeest! Denken was niet meer nodig, onveranderlijk, onbeweeglijk vast; Steen
bleef steen……….
Denken was niet meer nodig, onveranderlijk, onbeweeglijk vast; Steen bleef steen……….
Denken was niet meer nodig, onveranderlijk, onbeweeglijk vast; Steen bleef steen……….
Denken was niet meer nodig, onveranderlijk, onbeweeglijk vast; Steen bleef steen……….
Lang geleden in het verre land Japan, leefde er in de bergen een hardwerkende
steenhouwer. Het was zijn taak de weg die door de bergen voerde, begaanbaar te
houden. Daarom was hij dag in, dag uit bezig met zijn houweel. Van de rotsen
langs de weg hakte hij stukken steen af…
Een Volkssprookje uit Japan voor 7 jaar en
ouder
bron : De verhalenkalender
|