Een
hulpvaardige geest
Er leefde eens een brahmaan (priester)
die de naam Sanoebhoeti droeg. Hij was arm als de
mieren en hield zich al bedelend in leven. Zijn
vrouw was een feeks. Zij kookte de rijst waarmee
haar man van zijn dagelijkse bedeltochten
thuiskwam. Die at zij in haar eentje op. De arme
brahmaan moest genoegen nemen met de restjes eten
die zij, samen met de vuile vaat, voor hem liet
staan. Elke dag maak te de vrouw een touw. Daarmee
gaf ze haar man,s nachts een stevige afranseling.
Al met al was het huwelijksleven van Sanoebhoeti
een hel op aarde.
op een dag stuurde een bemiddelde dorpsgenoot
sanoebhoeti met een boodschap naar een ver gelegen
plaats. Hij zou tien dagen wegblijven. op de dag
dat hij zou terugkomen, zat zijn vrouw met tien
touwen op zijn komst te wachten. Haar handen
jeukten om elk van de tien touwen op zijn rug te
laten dansen. Maar sanoebhoeti werd ergens
opgehouden. Toen hij "s nachts nog steeds niet was
komen opdagen, werd het zijn vrouw te veel. Zij
pakte de touwen en liep ermee naar de plek buiten
het dorp, waar een oude vijgenboom groeide. om
haar woede te koelen, sloeg ze één voor één alle
tien de touwen stuk op de bast van de boom.
sinds mensenheugenis leefde juist in die
vijgenboom een geest. Hij leed alle pijn, die de
vijgenboom onder de zweepslagen van de vrouw te
verduren kreeg. Maar na de zoveelste mep werd het
hem te veel. Luid gillend kwam hij uit de boom en
zette het op een lopen.
Hij was nog niet ver, toen hij een man zag met een
goed gevulde bedelnap in zijn hand en een zak
rijst op het hoofd. Het was sanoebhoeti, die op
weg naar huis was. De geest sprak hem aan en vroeg
naar zijn naam en woonplaats. sanoebhoeti stelde
zich voor en gaf hem de naam van zijn dorp. Daarop
vertelde de geest dat een vrouw uit dat zelfde
dorp de vijgeboom, waarin hij woonde, een
verschrikkelijk pak slaag gegeven had en dat hij
in grote pijn had moeten vluchten. Hij vroeg zich
af hoe sanoebhoeti het kon uithouden in een dorp,
waar zo,n afgrijselijk mens woonde. sanoebhoeti
begreep dat hij met een geest te maken had. Daarom
sprak hij langzaam en beleefd: "Mijn hemel! De
feeks die de boom waar jij in huisde heeft
afgeranseld, is niemand minder dan mijn eigen
vrouw. Elke avond trakteert ze mij op zo,n pak
slaag. Kijk maar eens hoe ruw mijn huid is;
sanoebhoeti toonde hem zijn rug, die hard was en
waarop de striemen nog duidelijk zichtbaar waren.
De geest had medelijden met de arme brahmaan en
zei: "Als zij jou iedere dag slaat, waarom leef je
dan met die vrouw samen? waarom blijf je bij haar,
waarom ga je niet weg? welk genoegen schep je in
haar? zij heeft mij maar één keer afgeranseld en
ik ben gillend van ellende weggerend. Hoe is het
mogelijk dat jij zoiets dag in, dag uit verdraagt.
En dat jij hier nog staat te popelen om het
voedsel, dat je bij elkaar gebedeld hebt, naar
haar toe te brengen, is voor mij een compleet
raadsel."
"Ach meneer," sprak sanoebhoeti, "ondanks het
dagelijkse pak rammel, blijf ik bij haar omdat zij
voor mij kookt. Ik ben een berooide nietsnut. Ik
heb geen familie waar ik heen kan. Wat moet ik
doen?" En als een hulpeloos klein kind, barstte de
brahmaan in tranen uit.
De geest, wiens gewoonte het was om als een
hongerige tijger mensen op te eten, was begaan met
het lot van sanoebhoeti. "Arme brahmaan, huil
niet! Ga niet naar huis en doe wat ik je zeg. Niet
ver van hier ligt een grote stad. Daar heerst
koning Doergadatta en hij heeft een dochter. Ik
zal in haar lichaam gaan zitten en er is geen
geestenbezweerder die me er weer uit krijgt. Ik
zal haar levensbloed drinken tot zij nauwelijks
meer van een geraamte te onderscheiden is. over
een paar weken kom jij naar die stad en maakt het
nieuws bekend, dat je de geest uit het lichaam van
de prinses kunt drijven. Eerst moet je van de
koning een belofte afdwingen. Laat hij je een
aantal dorpen en rijkdom schenken, als blijkt dat
jij in staat bent zijn dochter met succes te
genezen. Dan ga je naar haar toe en fluistert in
haar oor dat je de brahmaan bent die onder de
vijgeboom woont. op dat ogenblik zal ik uit haar
lichaam treden. Je kunt er zeker van zijn; over
een maand ben jij een rijk man en kun je een goede
vrouw huwen. "
sanoebhoeti viel aan de voeten van de geest en
prees hem de hemel in, terwijl hij zijn vrouw het
vagevuur toewenste. De geest, die duidelijk
ingenomen was met deze lofzang, nam afscheid. En
sanoebhoeti? waar hij heen moest, dat wist hij
niet. Maar teruggaan naar zijn vrouw, dat in geen
geval.
Die zelfde nacht nog trad de geest het lichaam van
de prinses binnen. Met een ijselijke gil vloog zij
haar bed uit. Haar echtgenoot schrok wakker en
toen hij vroeg wat haar bezielde, sprong zij boven
op hem en begon in het wilde weg te bijten. Met
enige moeite wist hij te ontkomen en waarschuwde
haar ouders. Het slaperige echtpaar kwam kijken
wat er loos was met hun dochter. Ze waren de kamer
nog niet binnen of het meisje viel hen luid
grommend en tandenknarsend aan. omdat hij er
stellig van overtuigd was dat zijn dochter door
een boze geest bezeten werd, plaatste de koning
haar achter gesloten deuren. Al zijn pogingen om
haar te genezen waren vergeefs. Ze at niet en ze
sliep niet, met de dag werd ze magerder. Koning
Doergadatta gaf de hoop op dat zijn dochter deze
beproeving kon overleven. In het paleis heerste
grote verslagenheid, iedereen liep met een wolk op
het voorhoofd rond.
Het was rond deze tijd, dat sanoebhoeti
arriveerde. overal in de stad spraken de
onderdanen van de koning over de prinses. Ze
vertelden hem dat haar leven in gevaar was en dat
zij niet lang meer te leven had. sanoebhoeti ging
naar het paleis en vertelde de bewakers dat hij
gekomen was om de prinses te genezen. Hij werd
voor de koning geleid. Toen deze de in lompen
geklede sanoebhoeti zag,
weigerde hij te geloven dat zo iemand in staat kon
zijn de prinses beter te maken. Daarop daagde
sanoebhoeti de koning uit: "Ik kan uw dochter
verlossen van de geest die haar teistert. Lukt het
mij niet, dan plaats ik mijn leven in uw handen.
Blijkt daarentegen mijn poging wel succesvol te
zijn, dan moet u mij belonen met een gift van
twaalf dorpen en mijn gewicht in goud." De koning
nam de uitdaging aan en liet onmiddellijk een
schriftelijke toezegging klaarmaken. sanoebhoeti
was nu verzekerd van zijn beloning en vroeg de
koning om hem zijn dochter te laten zien. Met een
gevolg van twaalf lijfwachten bracht de koning hem
naar de kamer waarin de prinses opgesloten zat.
Terwijl sanoebhoeti de deur openmaakte,
waarschuwde de koning hem: "Ga die kamer niet
binnen, het is niet meer mijn dochter, maar een
duivel die daar binnen is. Je komt onvoorbereid,
je hebt helemaal geen toverspullen bij je. J e
hebt zelfs geen maatregelen genomen om jezelf te
beschermen. Zij zal je aanvallen, zij is
gevaarlijk. "
Op het gelaat van sanoebhoeti verscheen een
glimlach. "Alleen kwakzalvers vertrouwen op dat
soort kunstgrepen, ik niet," antwoordde hij.
Daarop ging hij de kamer binnen en deed de deur
achter zich op slot. In de kamer was het een
ravage. De vloer lag bezaaid met scherven van
spiegels en lampen. Van het bed was niets meer
heel en de kussens waren allemaal verscheurd.
Toen de prinses sanoebhoeti langzaam op zich af
zag komen, begon zij luidkeels te krijsen. Ze
pakte een poot van het stukgeslagen bed en nam een
aanvallende houding aan. sanoebhoeti raakte in
lichte paniek, hij vouwde zijn handen en zei:
"Luister! Ik ben de brahmaan die onder de
vijgeboom woont. Ik ben op uw aanraden gekomen. De
koning zal mij twaalf dorpen en een berg goud
schenken, kijk maar, hij heeft zijn belofte op
papier gezet. Door uw goedheid ben ik nu een rijk
man."
De geest die in het lichaam van de prinses zat,
had sanoebhoeti,s woorden gehoord en sprak: "zo,
daar ben je dan. Het was mijn voornemen jou rijk
te maken. Ik ben blij dat het mij gelukt is. Zoek
een andere vrouw en wees gelukkig. Ik zal de
prinses verder met rust laten. Maar knoop het
volgende goed in je oren: het is mijn lust en
leven om in het lichaam van jonge prinsesjes te
treden. Ik zal spoedig een andere prinses vinden
en mocht jij gevraagd worden om haar te genezen,
weiger dan, want het kan je dood betekenen. Let
goed op wat je doet." Nadat hij was uitgesproken,
verliet de geest het lichaam van de prinses en
verdween.
Tegelijkertijd viel de prinses op de grond en
bleef roerloos liggen. sanoebhoeti opende de deur
van de kamer en kwam met een stralend gezicht naar
buiten. De koning klampte hem direct aan en vroeg
vol ongeduld: "Is het je gelukt, heb je de geest
uitgedreven?,
"Gaat u zelf maar kijken hoe haar toestand nu is,,
antwoordde sanoebhoeti. De koning en zijn
lijfwachten slopen op hun tenen de kamer binnen.
Toen hij zachtjes haar naam riep, opende zij
langzaam de ogen. Met zwakke stem maakte ze
kenbaar dat ze honger had en dat ze iets wilde
eten. Vanaf dat moment at de prinses weer, en
onder de goede zorg van haar moeder was zij binnen
een paar dagen geheel hersteld.
In de ogen van koning Doergadatta was sanoebhoeti
niet minder dan een god. Hij bracht hem
buitengewone hulde en overstelpte hem met
eerbetoon. Hij schonk twee keer zoveel dorpen als
hij hem eerder had beloofd en gaf hem bovendien
een prachtig huis in de stad. Vervolgens zag hij
erop toe dat sanoebhoeti met een dochter van de
hofpriester in het huwelijk trad. De eens zo arme
brahmaan leed nu een vredig bestaan. Hij was rijk
en leefde in weelde.
Nog geen zes maanden later kwam daar echter
verandering in. De vorst van een naburig gelegen
koninkrijk schreef Doergadatta dat zijn dochter
van een boze geest bezeten was. Reeds drie
geestenbezweerders hadden hun pogingen om haar te
genezen met de dood bekocht, zonder dat er enige
verbetering in haar toestand te bespeuren viel.
Hij verzocht Doergadatta om de vermaarde
sanoebhoeti naar zijn hof te zenden. Alleen hij
kon zijn dochter beter maken. Hij had al een
palankijn gestuurd om hem op te halen.
Doergadatta riep Sanoebhoeti bij zich en las hem
de brief voor. "J e moet hem gaan helpen," sprak
de koning. "wanneer je eenmaal zijn dochter
geneest, zal men jou ook in andere streken
roemen."
sanoebhoeti,s hart zonk hem in de schoenen. Hij
sprak gedwee: "o edele vorst, het uitdrijven van
geesten moet u niet luchthartig opvatten.
Jarenlang heb ik de goden gediend en mijzelf alle
wereldse geneugten ontzegd. Dank zij de
geestelijke kracht die ik door zo,n leven te
leiden ontwikkeld had, was ik in staat de geest
uit uw dochters lichaam te bannen. Het gevecht met
een kwade geest is een uitputtende slag. Ik ben
niet in staat om die voor een tweede maal aan te
gaan. Mijn eigen geestelijke ontwikkeling zou
erdoor teloorgaan. Neemt u het mij niet kwalijk
indien ik uw verzoek niet kan eerbiedigen. "
Doergadatta was echter niet met mooie woorden te
vangen. Hij wees erop dat de koning een nauwe
bloedverwant was en dat zijn reputatie op het spel
stond; hoe kon hij het verzoek van een familielid
negeren. Hij beloofde sanoebhoeti dat hij hem in
de toekomst nooit meer zou betrekken in een
dergelijke onderneming. sanoebhoeti kon niet
langer weigeren. De volgende dag vertrok hij in de
palankijn die de koning van het buurland gestuurd
had. Tijdens de reis stonden zijn gedachten niet
stil. Wat een ramp is dit. Ik ben op weg om een
geest uit te drijven, terwijl ik op dat terrein
absoluut geen ervaring heb. Ik ben er zeker van
dat de geest in kwestie dezelfde is als degene die
mij geholpen heeft rijk te worden. Hij heeft mij
nog zo gewaarschuwd om hem in de toekomst niet
meer lastig te vallen. Het lot drijft mij ertoe om
zijn waarschuwing in de wind te slaan. Als hij mij
doodt, zoals hij mij beloofd heeft, is het mijn
verdiende loon. Waarom heb ik de koning niet de
waarheid verteld? Waarom ga ik door met deze
poppenkast? Enkel een mirakel kan mij nog redden.
Toen Sanoebhoeti bij het paleis arriveerde, gaf de
koning hem een hartelijke ontvangst. Hij werd
omringd door andere geestenbezweerders. Zij
vroegen hem naar zijn werkwijze en of hij nog
spullen nodig had voor de bezwering. Maar
Sanoebhoeti had niets nodig. Hij gaf enkel te
kennen dat hij zo spoedig mogelijk naar de kamer
wilde waarin de prinses lag.
De koning wees hem de weg. Vastberaden stapte
sanoebhoeti in zijn eentje de kamer binnen en deed
deur achter zich dicht. Toen de prinses hem zag,
begon ze luid gillend op en neer te springen.
Sanoebhoeti bracht zijn handen bij elkaar en zei :
"Ik ben de brahmaan die onder de vijgeboom woont.
Ik kom u mijn eerbied betonen;
"Drommelse kerel die je bent,, sprak de geest die
in het lichaam van de prinses zat. "Ben je mijn
waarschuwing soms vergeten? Heb ik je niet bevolen
om nooit meer in mijn buurt te komen!Je bent zeker
niet tevreden met de rijkdom die je door mijn
inspanning hebt vergaard. Dat was niet genoeg en
nu waag je je leven, in de hoop op meer;
Sanoebhoeti deed alsof hij bang was en antwoordde:
"uw goedheid zal ik nooit vergeten, u bent meer
dan een vader voor mij. Is het dan mogelijk dat ik
uw waarschuwing in de wind zou slaan? Rampspoed
achtervolgt mijn leven. Niet wetend hoe ik daar
een halt aan toe kan roepen, ben ik bij u gekomen
om advies. Nadat u mij zo goed geholpen heeft, was
ik zes maanden lang gelukkig. Maar geluk en
ongeluk leven onder één dak. op de een of andere
wijze is mijn eerste vrouw erachter gekomen dat ik
door uw toedoen zo rijkelijk door koning
Doergadatta beloond ben. Terwijl het mij voor de
wind ging, knoopte zij elke dag een touw om mij
mee af te ranselen. Al die honderdtachtig touwen
heeft zij op een wagen geladen en is ermee naar
mijn huis gereden. Toen ik haar zag, raakte ik
geheel van streek. Ik ben naar u toe gevlucht voor
hulp. Destijds hebt u mij van haar bevrijd. Red
mij voor een tweede maal, ik smeek het u. Ik ben
uw nederige dienaar, alstublieft, bescherm me; En
met die laatste woorden wierp hij zich aan de
voeten van zijn weldoener.
Terwijl de geest dit relaas aanhoorde, begon hij
te beven van angst en zei: "o Sanoebhoeti! Haar
zweepslagen op de vijgeboom zal ik nooit meer
vergeten. Je zegt dat ze op een wagen, beladen met
touwen, naar jouw huis gekomen is. Blijft zij
daar? Of weet ze waar je nu bent en is ze jou
gevolgd? Vertel op, waar zit die vrouw van jou?"
Sanoebhoeti antwoordde: "Het schijnt dat ze
helderziend is. Zonder het aan iemand te vragen,
wist ze waar ik woonde. Ik weet dat ze mij weer op
het spoor is. Ze kan elk ogenblik in deze stad
aankomen. Helpt u mij toch een weg te zoeken om
aan haar razernij te ontsnappen;
Daarop sprak de van schrik bevangen geest: "Dop
jij je eigen boontjes maar. Het is jouw lot,
uiteindelijk ben jij met haar getrouwd. Ik ga mijn
eigen huid redden. Ik vlucht naar een eiland, waar
ik voor eens en voor altijd van haar af zal zijn."
De geest verliet het lichaam van de prinses en was
in een oogwenk verdwenen. Armoede maakt slim.
Sanoebhoeti prees de goden voor de list, die hem
op het juiste moment te binnen was geschoten. Hij
kwam de kamer uit en zei tegen de koning dat de
prinses genezen was. De koning beloonde hem
rijkelijk en zorgde voor een groots vaarwel.
Sanoebhoeti keerde terug naar huis en leefde nog
lang en gelukkig.
EINDE
|