De hoge plaats
van dubbel negen
Heel lang geleden leefde er in het district Runan iemand die Heng Jing
heette. Zijn beide ouders waren nog in leven en hij had vrouw en kinderen. Met
zijn allen leefden ze van een paar kleine schrale akkers die ze ijverig
bewerkten, en ook al hadden ze het niet breed, toch hadden ze genoeg te eten om
zich erdoorheen te slaan. Maar onverwachts werden ze door het ongeluk getroffen.
Langs beide oevers van de rivier de Ru brak de pest uit en iedereen werd daarmee
besmet. De lichte gevallen moesten het bed houden, de zware gevallen verloren
hun leven. Lijken lagen overal, want er was niemand om ze te begraven. In dat
jaar stierven ook de ouders van Heng Jing aan die ziekte.
Al in zijn jeugd had Heng Jing volwassenen horen vertellen dat er in de rivier
de Ru een pestspook woonde dat ieder jaar te voorschijn kwam om rond te waren
tussen de mensen, en waar hij kwam, daar bracht hij de besmettelijke ziekte van
de pest met zich mee. Toen Heng Jing van zijn ziekte was hersteld was hij
vastbesloten een leraar te zoeken die hem zou kunnen leren het pestspook te
verslaan en zo het volk te bevrijden van deze plaag. Toen hij hoorde vertellen
dat er in de zuidoostelijke bergen een onsterfelijke woonde die Fei Changfang
heette, pakte hij meteen wat kleren bij elkaar en trok de bergen in om hem te
zoeken. Toen Heng Jing het gebergte was binnengetrokken had hij geen enkel idee
waar, tussen de honderden pieken en duizenden toppen, de onsterfelijke zou
wonen. Maar zonder de ontberingen te vrezen zocht hij de ene berg na de andere
af en stak hij de ene beek na de andere over. Toen hij op een dag zo verder trok
zag hij opeens een sneeuwwitte duif voor zich staan, die onophoudelijk naar hem
knikte. Heng Jing wist niet waarom, maar hij beantwoordde de groet.
Plotseling vloog de duif op om een meter of vijf, zes verderop weer neer te
strijken en opnieuw onophoudelijk naar Heng Jing te knikken.
Toen Heng Jing dichterbij kwam, vloog de duif weer op. Heng Jing had het nu
begrepen en hij volgde de duif steeds verder. Toen ze nog enkele bergen waren
overgetrokken kwamen ze op een plaats waar tussen de donkere dennen en groene
cipressen een oude tempel stond, en op het langwerpige bord boven de poort van
de tempel stond in gouden karakters geschreven: "Woning van de
onsterfelijke Fei Changfang". De duif liet Heng Jing in de steek om in de
lucht boven de binnenplaats koerend rond te vliegen. Toen Heng Jing bij de poort
kwam, bleek de zwartgelakte deur stevig gesloten. Vervuld van zijn oprechte
verlangen knielde hij buiten voor de poort neer, en hij waagde het niet ook maar
een vin te verroeren. Hij bleef daar twee dagen en twee nachten onafgebroken
liggen tot op de derde dag plotseling de poort werd geopend. Hij zag een oude
man met witte haren, die vriendelijk glimlachend tegen hem zei: "Mijn
discipel, u bent oprecht in uw verlangen het volk van een plaag te bevrijden.
Volg mij naar de binnenplaats."Heng Jing besefte dat dit de grote
onsterfelijke Fei Changfang was en na enkele malen voor hem gebogen te hebben
volgde hij hem naar binnen. Fei Changfang schonk Heng Jing een "groene
drakenzwaard ter onderwerping van demonen"en Heng Jing oefende daarmee van
de vroege ochtend tot de late avond, en zelfs tot diep in de nacht, zonder zich
om het uur van de dag te bekommeren. Op een dag, toen Heng Jing aan het oefenen
was, kwam Fei Changfang op hem toe en zei: "Dit jaar, op de negende dag van
de Negende Maand, zal het pestspook van de rivier de Ru weer te voorschijn
komen. Jij moet nu dadelijk naar je dorp terugkeren om het volk van de plaag te
bevrijden. Ik geef je een bundel kornoeljebladeren en een fles chrysanten wijn.
Laat de ouden van je dorp het gevaar ontlopen door een hoge plaats te
bestijgen."Toen de onsterfelijke was uitgesproken gaf hij een teken met
zijn hand en zijn kraanvogel kwam met gespreide vleugels uit een oude cypres
aanvliegen om neer te strijken voor Heng Jing.
Heng Jing zette zich schrijlings op de rug van de kraanvogel en vloog naar
Runan. Nadat Heng Jing naar zijn dorp was teruggekeerd, verzamelde hij zijn
verwanten en vertelde hij aan iedereen wat de onsterfelijke tegen hem had
gezegd. Op de negende dag van de Negende Maand besteeg hij met zijn vrouw en
kinderen, zijn verwanten en de oudsten van het dorp een heuvel in de buurt. Hij
deelde aan iedereen een kornoeljesblad uit en legde uit dat als ze dat op hun
lichaam droegen het pestspook hen niet zou durven benaderen. Bovendien gaf hij
iedereen een slok chrysantenwijn en legde uit dat ze niet door de pest besmet
konden worden wanneer ze deze chrysantenwijn hadden gedronken. Nadat hij zo voor
zijn verwanten had gezorgd, ging hij met zijn groene drakenzwaard ter
onderwerping van demonen terug naar huis, waar hij geheel alleen in zijn kamer
bleef zitten wachten op de komst van het pestspook om dat monster in een gevecht
te kunnen onderwerpen. Niet lang daarna hoorde hij opeens de rivier de Ru
woedend tekeergaan terwijl een woeste wervelwind opstak. Het pestspook kwam uit
het water en liep de oever op.
Hij trok door de dorpen, maar in geen enkel huis zag hij ook maar iemand, totdat
hij, toen hij toevallig omhoog keek, zag dat de mensen zich allemaal bovenop de
hoogste heuvel hadden verzameld. Hij sloop naar de voet van de berg, maar de
lucht van de wijn stak in zijn neus en de sterke geur van de kornoelje
verscheurde zijn longen zodat hij niet dichterbij durfde te komen om de berg te
beklimmen, en hij zich weer omdraaide en het dorp binnenliep. Toen hij daar
één man rechtop gezeten in zijn kamer zag wachten, slaakte hij een kreet en
stortte zich op hem. Zodra Heng Jing het pestspook op zich zag toestormen, ging
hij de strijd met hem aan door zijn zwaard te laten dansen.
Toen ze een aantal ronden hadden gestreden bleek het pestspook hem niet te
kunnen overwinnen en sloeg het op de vlucht. Met een zwaai wierp Heng Jing hem
het groenedrakenzwaard ter onderwerping van demonen achterna. Het zwaard, een
koud licht uitstralend, bleef het pestspook achtervolgen tot het pestspook, in
hart en buik doorstoken en doorboord, dodelijk gewond ter aarde stortte. Van
toen af aan had de bevolking langs de beide oevers van de rivier de Ru niet meer
te lijden onder het pestspook, en de mensen vertelden elkaar van vader op zoon
en van zoon op kleinzoon door, tot op de dag van vandaag, het verhaal van hoe
men op de negende dag van de Negende Maand het gevaar ontlopen was door een hoge
plaats te beklimmen en hoe Heng Jing met zijn zwaard het pestspook had vermoord!
Een Volkssprookje uit China voor 8 jaar en
ouder
Bron : De verhalenkalender
|