Hoe de ziel van Tisna Wad in de bergrijst kwam

Tisna Wati, de dochter van Batara Goeroe, een der goden, woonde bij haar vader in de godenhemel. Nu was Tisna Wati wel een heel mooi, maar ook een heel lastig godinnetje, dat het in de godenhemel lang niet prettig vond. Soms, als ze op..de aarde neerkeek en daar, diep beneden haar, de mensenwriemeling zag, zuchtte ze vaak: 'Ach, was ik maar een gewone sterveling!' En als Batara Goeroe was uitgegaan om om oorlog'te voeren tegen de boeta's en demonen, die de lucht onveilig maakten, dan morde Tisna Wati omdat zij niet met haar vader mee ten strijde kon trekken. Als haar vader uit de oorfog terugkwam was Tisna Wati heel lastig en danig uit haar humeur. Ze was dan stug en onvriendelijk, en eens, toen ze zelfs niet wilde spreken, begon dit Batara Goeroe te vervelen. 'Kom jij eens hier', sprak hij op strenge toon, 'ik heb genoeg van je gemor en je kuren, en daarom zou ik niets liever doen dan je naarde aarde sturen en een gewoon stervelingvan je maken, maar dat kan helaas niet, omdat je van het levenswater hebt gedronken en dus onsterfelijk bent. Maar ik heb iets anders voor je bedacht. Ik zal onder de jonge goden een bruidegom voor je zoeken, die mij flink genoeg lijkt om jou je malle kuren af te leren.'

O ik weet al een bruidegom, vader!' riep het godinnetje vrolijk.

'Wie dan?' vroeg Batara Goeroe streng. 'Toch geen van de jonge boeta's hoop ik. Want ik wil beslist niet, dat je trouwt rnet!'de zoon van mijn vijanden...'

.'0, nee vader, het is helemaal geen boeta, en hij woont niet in de lucht en ook niet in de godenhemel; hij woont beneden op de aarde. Kijk, nu kunt u hem juist zien. Het is die knappe Jongeman, die dat rijstveld omploegt, dat daar tegen de heuvel ligt. . .'

'Maar dat is een mensenkind!' riep Batara Goeroe boos uit.

'Dat is een gewone sterveling, daar kan jij, als godendochter nooit mee trouwen.'

'Maar ik wil met hem trouwen', schreeuwde Tisna Wati stampvoetend, 'ik wil met niemand anders trouwen dan met hem. Hij zal mijn man worden, ook al moest ik voor altijd de godenhemel verlaten en een mens worden, zoals hij.'

'En ik zeg je, dat je hem niet trouwen zult', stoof Batara Goeroe op. 'Liever verander ik je in een rijsthalm. En je zult zo gauw mogelijk een zoon van de goden trouwen, versta je!'

Toen ze haar vader, die anders zo toegeeflijk en goed voor haar was, nu opeens zo boos zag, werd Tisna Wati bang. Ze vreesde dat het met haar zou gaan als met de vrouw van Vishnoe, de lieve Dewi Sri die, omdat ze ongehoorzaam was geweest, door Vishnoe, gedood was, en die, toen ze onsterfelijk bleek te zijn, in een rijsthalm was veranderd. Zo zat nu in de sawah-rijst nog altijd de onsterfelijke ziel van Dewi Sri, de lieve godin. Maar Tisna Wati was niet zo gedwee als Vishnoe's gemalin, zij zou zich nooit in een rijsthalm laten veranderen en nooit, nooit zou ze een godenzoon trouwen, omdat ze alleen hield van de jongeman, die het rijstveld tegen de heuvel omploegde.

De volgende dag zou Batara Goeroe er op uit gaan om een bruidegom voor zijn dochter te zoeken. Hij stond al klaar om te vertrekken, maar toen kwam het bericht dat de boeta's en de demonen weer de lucht onveilig maakten, en Batara Goeroe moest weer ten strijde trekken. 'Als ik terug kom, breng ik je bruidegom mee', zei hij tegen zijn dochter.

En Tisna Wati sprak gedwee: 'Het is goed, vader!' Maar ze wachtte zijn terugkomst niet af. Nauwelijks was haar vader heengegaan, of, gedragen op de vleugels van de wind, daalde het godendochtertje op de aarde neer. En zelfs de wind was haar goedgezind, want hij bracht haar tot vlak bij de heuvel, waar de jongeman het rijstveld omploegde. 'Nu kan ik hem eens goed bekijken', dacht Tisna Wati, en toen ging zij op de heuvelhelling zitten en wachtte geduldig tot de jongeman haar zou opmerken. Dat gebeurde al snel. En omdat hij niet wist dat het een godendochter was, die daar zat, ging de jongen naar Tisna Wati en vroeg: 'Wat zoekt je hier, mooi meisje?'

'Ik zoek mijn bruidegom', antwoordde het meisje lachend.

Bij dit vreemde antwoord begon ook de jongen te lachen.

Maar dit lachen was Wati's ongeluk, want haar luide, vrolijke stem drong door tot de plek waar haar vader tegen de boeta's en demonen streed. En hoewel in het heetst van de strijd, luisterde hij met beide oren en keek daarna vanuit de lucht op de aarde neer, waar hij zijn dochter zag. Naast haar zat een jongeman en beiden lachten nog vrolijker en luider dan eerst.

Razend van woede werd Batara Goeroe toen hij dit zag. Plotseling gaf hij de strijd tegen zijn vijanden op en nu daalde ook hij op de aarde neer. Toen hij bij de plek kwam waar zijn dochter zo vertrouwelijk naast de jongeman zat, bulderde hij haar toe: 'Kom, vooruit, mee terug naar de godenhemel!'

Maar Tisna Wati dacht niet aan teruggaan naar de godenhemel. Ze hield werkelijk van de jongeman, en haar liefde was sterker dan Batara Goeroe's wil.

'Nee', sprak ze beslist, 'ik keer niet meer naar de godenhemel terug, liever word ik een gewoon sterveling en blijf bij mijn bruidegom op de aarde. . .

'Dan zal je er ook blijven', sprak Batara Goeroe, 'maar niet als godendochter en ook niet als mens. Je zult een rijst-aar worden en je ziel zal voortaan een zijn met deze tegal.' En terwijl de vertoornde Batara Goeroe dit zei, werd Tisna Wati een slanke rijst-aar.

Nu ze als een slanke halm in de vers omgeploegde aarde stond, boog ze zich naar de jongeman, en deze liefkoosde de

halm, maar zei niets. Aan ploegen dacht hij niet meer, hij deed niets anders dan kijken naar die ene halm.

Toen Batara Goeroe dit zag kreeg hij berouw. 'Ik had ze

toch eigenlijk wel bij elkaar kunnen laten', mompelde hij, 'nu is er echter niets meer aan te veranderen, een rijst-aar moet ze blijven, Want haar ziel zit nu in deze tegal. Maar hem zou ik ook wel in een rijst-aar kunnen veranderen. . .'

En toen Batara Goeroe ook dit had gedaan, zag hij hoe de twee halmen zich naar elkaar toe bogen, alsof ze wilden vertellen, hoe lief de een de ander had. En hij schudde goedkeurend zijn reusachtig godenhoofd, en mompelde: 'Zo is het goed.' En sinds die dag, zo luidt de overlevering, zit nog altijd de ziel van Tisna Wati in de bergrijst, zoals de ziel van Dewi Sri in de sawah-rijst zit.

Maar waar de ziel is heengegaan van de jongeman, die ook in een rijst-aar werd veranderd, dat kan niemand vertellen.

 

Bron Sprookjes uit de wereld literatuur - Indonesische sprookjes

ISBN – 90 – 389 – 0146 - 1