Hobo is verdwenen

Heel lang geleden was het bos van de Grote Eik het domein van de dwergen en onder hen waren er twee, Pipo en Popi, over wie dit verhaal gaat. Ze woonden in een alleraardigst huisje op een open plek waar het zonlicht binnenscheen, maar dat merkten ze niet want ze kwamen pas 's avonds thuis omdat ze overdag in het bos werkten. Ze waren allebei timmerman en maakten speelgoed voor de kerstman. Dat waren cadeautjes voor de brave kinderen. Ze waren erg gelukkig met hun werk en maakten de mooiste dingen terwijl de kleine dieren in 't bos belangstellend toekeken. Tegen de middag rustten ze altijd even uit en gingen op zoek naar overheerlijke aardbeien, bramen en zoete bosbessen.
Als de avond viel, namen ze de vruchten mee naar hun huisje en maakten er een heerlijke jam van om te bewaren voor de winter. Tijdens een van hun wandeling ontdekten ze een groot ei dat verstopt lag onder de varens aan de voet van een oude eik. "Van wie is dat ei?" vroeg Pipo belangstellend. Popi streek bedachtzaam over z'n lange witte baard. "Ik heb geen idee... en jij?" vervolgde hij tegen een oude uil die al meer dan honderd jaar in 't bos woonde. "Ik weet het ook niet," antwoordde de uil.

De dwergen kregen plotseling hetzelfde idee: "Het is van niemand, we nemen 't mee!" Ze wikkelden het voorzichtig in bladeren en droegen het naar de plaats waar ze aan het werk waren. Pipo maakte een vuur en zette daar een koekepan op. "Ik heb zin om een heerlijke honingpannekoek te maken," riep hij uit. "Ik heb meer trek in een bosbessenomelet," antwoordde Popi.

Voor de eerste keer in hun leven waren de dwergen het niet met elkaar eens, maar onverwachts loste het probleem zich vanzelf op. Een duidelijk "pik, pik" was te horen. Het leek wel uit het ei te komen. Toen de kleine timmermannen met het ei thuiskwamen, maakten ze het onmiddellijk open.


Er kwam een schattig geel-blauw kuikentje uit en de dwergen noemden hem Hobo, naar de eerste letters van honingpannekoek en bosbessenomelet. Pipo maakte direct een prachtig wiegje in de vorm van een zwaan. Popi maakte op zijn beurt een kegelspel, een duveltje-in-een-doosje en pluche balletjes waar het babyvogeltje mee kon spelen. Terwijl hij aan 't werk was, bedacht Popi plotseling: "Wij zijn alleen maar goede timmerlui. Wij kunnen vast geen kinderen opvoeden.

 

Daarom dacht ik... als we onze buurvrouw, mevrouw eekhoorn nu eens vragen om hem groot te brengen?" Daar voelde mevrouw eekhoorn wel wat voor. Omgeven door haar goede zorgen groeide Hobo met de dag. Als ze tijd over hadden leerden de dwergen hem vliegen.

Ze holden van de hellingen af terwijl ze hem met een hand vasthielden zodat het vogeltje piepte van plezier en met de vleugels sloeg. 's Avonds gingen Pipo en Popi in het rustige huisje dichtbij zijn bedje zitten om hem spannende verhalen te vertellen. Ondertussen moest Hobo erg veel leren. Gelukkig nam vader eekhoorn deze taak op zich. ledere dag kreeg Hobo samen met de jonge eekhoorntjes les.

 

Aandachtig luisterden de leerlingen naar de meester die op een tak zat. Hobo leerde dat er ver weg, buiten het bos van de Grote Eik, net zulke vogels woonden als hij. De tijd ging voorbij.... Hobo hielp de dwergen met het oogsten van het fruit en maakte 't huisje schoon.




Ondertussen sneed Pipo uit hout een vogeltje, dat op Hobo leek. Alle dieren van het bos kwamen langs om het te bewonderen. Op een avond hoorde hij de dwergen klagen. "Wij worden veel te oud om al het speelgoed dat we maken naar het rijk van vader Kerstman te vervoeren!" Dezelfde nacht klonk er geschrei. De dwergen werden er wakker van en zagen mevrouw eekhoorn die huilde:

"Ik kan Hobo niet meer vinden! Hij is verdwenen!" Pipo en Popi zochten alle hoeken en gaten van het huisje af, maar tevergeefs! Ze staken hun lantaarntjes aan en gingen naar buiten om hem te zoeken in het bos. Maar ze hadden geen geluk, er was geen spoor van het vogeltje te vinden. De arme dwergen waren ziek van verdriet om het verlies van hun geliefde kind. Ze huilden de hele dag en hadden geen zin meer om te werken. Ze gingen steeds minder vaak naar hun werkplaats om speelgoed te maken. Met Hobo was ook hun eetlust en zin in werken verdwenen. Ze aten niet meer en sliepen nauwelijks.
 

Op een goede herfstochtend klonk er plotseling een fluitconcert door de lucht. Pipo en Popi renden naar buiten en ze zagen... raad eens wie... hun geliefde Hobo, omgeven door een hele zwerm vogels! Met een brok in zijn keel stotterde Popi: "Oh! Lieve kleine Hobo! Ben je teruggekomen?" "Natuurlijk! Ik was niet voor altijd weg.

 

 

Ik was alleen mijn broertjes gaan zoeken die aan de andere kant van het bos van de Grote Eik wonen en ik heb ze uitgenodigd om hier naar toe te komen." De twee timmerlui hadden toen de gelukkigste dag van hun leven. Ze gingen gauw lekkere hapjes maken voor de vriendjes van Hobo. Er werd een groot feest gevierd dat tot diep in de nacht duurde. Daarna gingen de vogels, de een na de ander, een tak opzoeken om te slapen, terwijl onze held zich nestelde in zijn warme bedje. Hij sliep weldra in terwijl de dwergen teder de wacht hielden.

Toen hij uitgerust wakker werd, legde Hobo uit waarom hij zo'n lange reis had gemaakt. "Ik wilde mijn broertjes vragen om me te helpen het speelgoed naar het rijk van vader Kerstman te brengen. En dat beloofden ze direct. Wat lief van ze, he!" "jij bent ook lief Hobo," mompelden de dwergen ontroerd. En zo begon een leuke reis... Beladen met speelgoed vlogen de vogels achter Pipo en Popi aan die hen, al lopend, de weg wezen. Toen het karwei klaar was, gingen de vogels terug naar huis. Maar Hobo bleef in het huisje bij de dwergen, want hij had hun beloofd nooit meer zo ver weg te gaan. leder jaar ging hij zijn broertjes opzoeken als het tijd werd om speelgoed te vervoeren! Zo kun je in de herfst, hoog in de lucht, een zwerm vogels zien vliegen, zonder twijfel de broertjes van Hobo, die onderweg zijn naar het bos van de Grot Eik waar de timmerlui Pipo en Popi wonen.