Het
Herfsttijlooselfje
Het herfsttijlooselfje keek somber omhoog, naar de grauwe lucht. Wat was het
al koud... Een klein beetje zon kon ze goed gebruiken, maar de zon verstopte
zich achter de grauwe donkere wolken. "Ach," zuchtte het elfje,
"kon ik de zon maar halen." "Dat kan ik wel voor je doen",
riep een klein lieveheersbeestje. "Zo hoog kun je toch helemaal niet
vliegen!" zei het
elfje glimlachend. "O nee? Dat weet jij helemaal niet. Maar voordat ik voor
jou naar de zon vlieg, moet je eerst het lieveheers-liedje voor me zingen. Kun
je dat?" Dat kon het elfje niet. Ze had nog nooit van dat liedje gehoord.
"Dan kan ik niet voor jou naar de zon vliegen", zei het beestje en
vloog meteen weg. "Die is gauw boos", mompelde het elfje. "Maar
intussen heb ik het nog steeds koud." Daar kwam een slakje aangekropen.
Toen hij het bibberende elfje zag, kroop hij naar haar toe en zei: "Ik weet
waarom je het koud hebt." "Dat is ook niet zo moeilijk te raden,"
zei het elfje een beetje snibbig. "omdat de zon niet schijnt."
Het slakje knikte: "Je hebt gelijk. Maar ook al schijnt de zon niet, koud
hoefje het niet te hebben. Zal ik je zeggen waarom?"
"Nou, ik ben reuze benieuwd", zei het elfje, nu echt nieuwsgierig.
"Omdat er geen blaadjes meer zijn. Hier in de tuin hebben de mensen al hun
herfstblad weggeharkt. En dat is heel erg, want nu heeft iedereen het erg koud.
Kijk maar naar de insecten, naar de padden, naar de vlinders, naar de wormen.
Alles en iedereen heeft het daardoor koud. Ze hebben geen bladerendeken meer.
Misschien bevriezen ze zelfs in de winter. De mensen willen een nette,
opgeruimde tuin. En ze vergeten dat ze straks misschien helemaal geen tuin meer
hebben, omdat iedereen bevriest. Ook de vogels kunnen daardoor in de winter van
de honger omkomen, omdat ze geen kevers en wormen vinden. Begrijp je het
nu?"
Met tranen in haar ogen knikte het elfje. Nou en of ze het begreep. Misschien
ging zij nu ook bevriezen... "Nee hoor," riep de slak, "ik ga de
wind halen en die blaast wel een heleboel bladeren in deze tuin. Maak je maar
geen zorgen, straks heb je het heerlijk warm."
En zo gebeurde het. Toen de wind het verhaal van de slak hoorde, begon hij
meteen heel hard te blazen. Hij blies zo veel bladeren in de opgeruimde tuin dat
alles weer bedekt was. "O, wat heerlijk", riep het elfje blij en sloeg
meteen een groot bruin herfstblad om haar schouders en knoopte een blad om haar
hoofdje. Meteen voelde ze hoe warm ze het kreeg. "Als de mensen deze
bladeren weer opruimen, dan blaas ik ze weer terug. Afgesproken?" zei de
wind. "Bedankt en afgesproken", lachte het elfje, want nu was het
kleine herfsttijlooselfje helemaal niet meer bang voor de kou.
|