De heks Holika

Er was eens een asceet, Harnakas genaamd. Hij woonde in een hutje in het bos en deed de hele dag niets anders dan bidden en mediteren. Hij was een volgeling van de god Shiva. Op een keer zat hij zo diep en lang in meditatie verzonken, dat hij niet merkte dat een mierenkolonie een nest om hem heen begon te bouwen. Op het laatst was er niets meer van Harnakas te zien, enkel nog een mierenhoop. Shiva was zeer onder de indruk van zo"n toewijding. Hij ging naar de mierenhoop toe en goot er een kan water over leeg. Harnakas ontwaakte uit zijn meditatie, stond op, schudde de aarde en de mieren van zich af en maakte een diepe buiging.

"Het is goed zo," sprak Shiva. "Nog nooit heb ik zo"n intense toewijding gezien en als dank mag je twee wensen doen."Harnakas antwoordde: "Als dat zo is dan wens ik het volgende. Ik wil de machtigste heerser van de aarde zijn die als een god door iedereen aanbeden wordt en ik wil dat geen god, mens of dier mij ooit zal kunnen doden." En zo geschiedde het, alle mensen moesten hem in het vervolg vereren en als ze weigerden, werden ze meteen doodgemaakt. Zijn vurigste aanbidder was zijn eigen zus, de heks Holika, maar zijn zoon Prahlaad moest niets van de waanzin van zijn vader hebben. Hij vereerde de god Vishnu en bleef dat doen ondanks de dreigementen van zijn vader en zijn tante. Harnakas woonde nu in een groot paleis.

Het wemelde er van de lijfwachten en bedienden, hij hoefde maar een kik te geven en ze stonden al klaar om zijn bevelen op te volgen. Toch bleef Prahlaad hardnekkig weigeren hem meer eerbied te tonen dan het gebruikelijke respect dat een zoon voor zijn vader dient te hebben. Het was Harnakas een doorn in het oog en op een dag had hij er schoon genoeg van. Hij gaf zijn lijfwachten bevel zijn zoon te gaan halen. Toen deze aan hem werd voorgeleid sprak hij: "Ik ben nu de absolute heerser op aarde, nog machtiger dan de machtigste koning. Iedereen vereert mij, iedereen behalve jij. Spreek op, wat is hier de reden van?" Prahlaad antwoordde: "Al die mensen die u verafgoden doen dat alleen omdat ze bang zijn en de enige beloning voor hun devotie is angst. De god die ik aanbid schenkt vertrouwen, hij is de weg die tot het ware geluk leidt.

"Harnakas was woedend. "Jij schelm," schreeuwde hij," hier zul je voor boeten."En hij gilde naar zijn lijfwachten: "Hak die vlegel aan stukken."Met hun scherpe zwaarden begonnen ze op de jongen in te slaan, maar steeds als zij hem een snee hadden toegebracht, trok de wond weer dicht en was het alsof er niets gebeurd was. Toen Harnakas zag dat zijn poging om hem met het zwaard te doden vergeefs was, liet hij zijn zoon vastbinden en in een kuil vol giftige slangen gooien. Maar elke keer als een van de slangen beet, braken zijn tanden af. Nu werd Prahlaad naar de hoogste toren van het paleis gesleept. Van het hoogste topje smeet men hem naar beneden en met een smak viel hij op de grond.

Ongedeerd stond hij echter weer op. Harnakas was uitzinnig van woede en riep zijn zuster Holika. "Ik zal een groot vuur maken. Jij moet daar in gaan zitten met Prahlaad op je schoot. Door jouw toverkracht zullen de vlammen je niet deren en zal alleen hij verbranden."Zijn dienaren bouwden een grote brandstapel waarop Holika met Prahlaad op schoot plaatsnam. Ze staken de brandstapel aan en in een mum van tijd stond hij in lichterlaaie. Na enige tijd namen de vlammen af en begon het vuur te doven.

Maar wie zat daar vredig op de gloeiende kolen: Prahlaad! Van Holika was niet veel meer overgebleven dan een hoopje as. Opeens klonk er een luid gebrul. Uit een van de pilaren van het paleis was een gestalte gesprongen die voor de helft mens was, voor de helft leeuw. Het was de god Vishnu zelf die deze gedaante had aangenomen, omdat hij zo noch de vorm had van een god, noch die van een mens, noch die van een dier en daarom Harnakas kon doden. Met een krachtige mep sloeg hij Harnakas tegen de grond, waar zijn lichaam ontzield bleef liggen.

Er was eens een asceet, Harnakas genaamd. Hij woonde in een hutje in het bos en deed de hele dag niets anders dan bidden en mediteren. Hij was een volgeling van de god Shiva.


Op een keer zat hij zo diep en lang in meditatie verzonken, dat hij niet merkte dat een mierenkolonie een nest om hem heen begon te bouwen. Op het laatst was er niets meer van Harnakas te zien, enkel nog een mierenhoop. Shiva was zeer onder de indruk van zo"n toewijding. Hij ging naar de mierenhoop toe en goot er een kan water over leeg. Harnakas ontwaakte uit zijn meditatie, stond op, schudde de aarde en de mieren van zich af en maakte een diepe buiging. "Het is goed zo," sprak Shiva. "Nog nooit heb ik zo"n intense toewijding gezien en als dank mag je twee wensen doen."Harnakas antwoordde: "Als dat zo is dan wens ik het volgende.

Ik wil de machtigste heerser van de aarde zijn die als een god door iedereen aanbeden wordt en ik wil dat geen god, mens of dier mij ooit zal kunnen doden." En zo geschiedde het, alle mensen moesten hem in het vervolg vereren en als ze weigerden, werden ze meteen doodgemaakt. Zijn vurigste aanbidder was zijn eigen zus, de heks Holika, maar zijn zoon Prahlaad moest niets van de waanzin van zijn vader hebben. Hij vereerde de god Vishnu en bleef dat doen ondanks de dreigementen van zijn vader en zijn tante. Harnakas woonde nu in een groot paleis. Het wemelde er van de lijfwachten en bedienden, hij hoefde maar een kik te geven en ze stonden al klaar om zijn bevelen op te volgen. Toch bleef Prahlaad hardnekkig weigeren hem meer eerbied te tonen dan het gebruikelijke respect dat een zoon voor zijn vader dient te hebben. Het was Harnakas een doorn in het oog en op een dag had hij er schoon genoeg van.

Hij gaf zijn lijfwachten bevel zijn zoon te gaan halen. Toen deze aan hem werd voorgeleid sprak hij: "Ik ben nu de absolute heerser op aarde, nog machtiger dan de machtigste koning. Iedereen vereert mij, iedereen behalve jij. Spreek op, wat is hier de reden van?" Prahlaad antwoordde: "Al die mensen die u verafgoden doen dat alleen omdat ze bang zijn en de enige beloning voor hun devotie is angst. De god die ik aanbid schenkt vertrouwen, hij is de weg die tot het ware geluk leidt."Harnakas was woedend. "Jij schelm," schreeuwde hij," hier zul je voor boeten."En hij gilde naar zijn lijfwachten: "Hak die vlegel aan stukken.

"Met hun scherpe zwaarden begonnen ze op de jongen in te slaan, maar steeds als zij hem een snee hadden toegebracht, trok de wond weer dicht en was het alsof er niets gebeurd was. Toen Harnakas zag dat zijn poging om hem met het zwaard te doden vergeefs was, liet hij zijn zoon vastbinden en in een kuil vol giftige slangen gooien. Maar elke keer als een van de slangen beet, braken zijn tanden af. Nu werd Prahlaad naar de hoogste toren van het paleis gesleept. Van het hoogste topje smeet men hem naar beneden en met een smak viel hij op de grond. Ongedeerd stond hij echter weer op. Harnakas was uitzinnig van woede en riep zijn zuster Holika. "Ik zal een groot vuur maken.

Jij moet daar in gaan zitten met Prahlaad op je schoot. Door jouw toverkracht zullen de vlammen je niet deren en zal alleen hij verbranden."Zijn dienaren bouwden een grote brandstapel waarop Holika met Prahlaad op schoot plaatsnam. Ze staken de brandstapel aan en in een mum van tijd stond hij in lichterlaaie. Na enige tijd namen de vlammen af en begon het vuur te doven. Maar wie zat daar vredig op de gloeiende kolen: Prahlaad! Van Holika was niet veel meer overgebleven dan een hoopje as. Opeens klonk er een luid gebrul. Uit een van de pilaren van het paleis was een gestalte gesprongen die voor de helft mens was, voor de helft leeuw.

Het was de god Vishnu zelf die deze gedaante had aangenomen, omdat hij zo noch de vorm had van een god, noch die van een mens, noch die van een dier en daarom Harnakas kon doden. Met een krachtige mep sloeg hij Harnakas tegen de grond, waar zijn lichaam ontzield bleef liggen. ..