Heer van het
wilde woud
Stilte ligt over het Wilde Woud, zwak schijnen nog enkele sterren. Geen
zuchtje wind verroert een blad maar een schaduw beweegt van verre! Hij is het
hert in het maanlicht, de eenzame hengst bij de boom, de stier die woelt in de
aarde, de zalm die springt op de stroom. Alle zijn gedaanten van de Jager, de
Godheid van middernacht, Heer van het Wild en het Duister, dat is zijn
kortstondige macht. Zijn glorie is in de zonsopkomst, in het uitbottend
lentegroen. Zijn kracht in de vlucht van de arend, in de storm van het gure
seizoen. Zijn stem is in de panfluit, die verlokkend klinkt over het land. Maar
Zij is zijn vrouw en zijn moeder, en hij woont in de palm van haar hand.
|