Heer Laon en de zevenhoofdige draak

ook wel: "De legende van de berg Kanlaon"

Er was er eens een mooie prinses, genaamd Anina, en zij woonde in een koninkrijk op het eiland Negros. Haar ogen waren zacht zwart als de nacht en haar lippen waren rood. Haar huid was zuiver en glad. Prinses Anina was voorbestemd om koningin te worden na haar vaders dood. En alle mensen hielden van haar. Het was een gelukkig koninkrijk, maar nu de tijd van de koude winden naderde, kwam er een vreselijke stilte over het land. De priesteressen die de koning adviseerden maakten zich ongerust over iets vreselijk belangrijks. Prinses Anina, die een erg beschermd leven leidde, wist niet wat het was.

De priesteressen verlieten de tempel al vroeg in de morgen en kwamen pas tegen de schemering terug. Dit deden ze dag na dag en het was duidelijk dat ze niet konden vinden waar ze naar zochten. Tenslotte kwam de opperpriesteres naar het paleis om de koning te informeren. De prinses zat naast haar vader toen ze sprak. “We hebben in het hele land gezocht, uwe hoogheid,” begon de opperpriesteres. “Alle maagden zijn gemerkt. Niet één van hen zal acceptabel zijn voor de draak.” Ze wierp een blik op de prinses.

“We moeten ons voorbereiden op verwoesting en hongersnood tenzij we een jonge, niet gemerkte vrouw vinden om te offeren. De prinses was er door in de war geraakt. Wat bedoelde de priesteres? Ze keek naar haar vader, maar hij was al bezig de bezoeker uit te zwaaien. Toen ze weer alleen waren slaakte Prinses Anina’s vader een diepe zucht, en sprak ten langen leste. “Het wordt tijd dat je het weet. Het gebeurde tijdens de regeerperiode van mijn vader, jouw grootvader. Het begin van de aanvallen. We hebben een vijand, mijn dochter”.

Hij liep naar het raam en wees naar buiten. “Zie je die berg? Het is de hoogste van heel Negros. Het is de woonplaats van een draak. Een afschuwelijke draak, die zo lang is dat hij zijn lichaam drie keer om de berg kan kronkelen. Hij heeft zeven hoofden, en ieder van hen heeft veertien ogen die gloeien als rode, hete kolen. Zijn zeven monden braken blauw en groen vuur uit en uit zijn neusgaten briest hij hete rook en stoom. “ Prinses Anina’s bloed werd koud. Waarom was haar dit niet eerder verteld? Ze zag hoe bang haar vader was.

Zijn ogen keken somber en hopeloos toen hij haar vertelde hoe de draak iedere vijf jaar van zijn berg naar beneden komt. Hoe de mensen eerst een gloed op de berg zien en dan een reusachtig vuur, gevolgd door een witte, sissende stoom. Alle dappere krijgers die hadden geprobeerd de draak te verslaan waren omgekomen. Iedereen die dichtbij kwam had zijn huid verbrand en zijn zwaard was gesmolten door de hitte van de draak. Alleen door toeval vonden de mensen een manier om de draak te sussen. Op een dag wandelden een jonge man en een jonge vrouw dichtbij de top van de berg. Plotseling voelden ze een wind die rook naar rotte eieren. En toen gebeurde het heel snel – een blauwe tong, vertakt als een slang maar twintig keer groter, kwam trillend naar beneden en tilde het meisje op.

De man rende de hele weg naar beneden om hulp te halen. Maar ze zagen het meisje nooit terug. “De eerst vijf jaar daarna waren jaren van vrede en voorspoed”, vervolgde de koning. “En toen de mensen opnieuw de gloed van de bergen zagen werden ze erg bang. Ze wisten wat er zou gebeuren. Het was de opperpriesteres die het offer voorbereidde. Maar prinses Anina schudde haar hoofd ongeduldig. Ze wist zeker dat er een betere manier moest zijn om de draak te verslaan.


Maar haar vader leek haar gedachten te raden en gebaarde met zijn hand opdat ze zou luisteren. “We weten niet precies wat de draak met de meisjes doet. Maar er is altijd een plas met bloed. We hebben al veel geprobeerd maar de draak heeft het door. Het meisje dat geofferd wordt, moet jong zijn en niet van een merkteken voorzien. Anders zullen er vuren naar beneden komen en zal er hongersnood en verwoesting zijn. “Het is een offer, “ zei de koning, die zijn hoofd boog. “Maar beter één leven dan het gehele koninkrijk.

Er is geen andere manier om tegen deze vreselijke draak te vechten. Ik heb het zelf geprobeerd en ben ternauwernood ontsnapt. “ Er was een lange stilte.

Tenslotte sprak de prinses: “En dat is de reden dat alle meisjes merktekens hebben op hun gezicht. Nu begrijp ik het vader.” De koning omarmde zijn dochter. “Vergeef me. Je moeder kon je gezicht niet merken.

Toen ik erop stond dat ze het deed heeft ze het koninkrijk verlaten. Dus kwam het op mij aan om je te merken. Maar ik kon het ook niet. Ik had al een mes klaarliggen. Maar ik keek naar je terwijl je sliep en toen kon ik het niet over mijn hart verkrijgen. Vergeef me. Toen liet hij zijn dochter los en ging hij pal voor haar staan. Met een luidere stem zei hij: “Jij zult van hier weggaan.

Deze middag zul je wegzeilen.” Maar de prinses, die meer van het volk hield dan van zichzelf , zei: “Nee, ik zal het offer zijn. U weet, vader, dat er niemand anders is. Beter één leven dan het gehele koninkrijk. Dat zei u net zelf, mijn koning”. De koning boog zijn hoofd. En aldus werd het aangekondigd. Het gehele koninkrijk was in rouw gedompeld.

De priesteressen maakten de zwarte gewaden en de lijkwade klaar. De koning zat op zijn troon met een gezicht van steen. Niemand kon hem aanspreken, zelfs zijn eigen dochter niet. Niemand kon voorgoed afscheid nemen. Op de dag dat de prinses naar de berg van de draak zou worden gebracht verscheen er een grote vreemdeling in het paleis. De mensen konden aan zijn rijke gewaden zien dat hij uit het verre India kwam. De vreemdeling stond voor de koning en zei: “Ik ben gekomen om te helpen.

Maar de koning zei alleen, “Er is niets dat enig persoon kan uitrichten tegen de draak.

Maar ga, als je wilt. En als je slaagt dan zal ik je belonen met alle rijkdom uit mijn koninkrijk. “ De vreemdeling boog en verliet zonder nog een woord te zeggen. De koning keek hem met droevige ogen na. Wat de koning niet wist, was, dat de vreemdeling de grote Khan Laon was, of Koning Laon. Hij was sterk en wijs en hij had krachten die veel sterker waren dan het zwaard dat aan zijn zij bungelde. Khan Laon kon tegen alle dieren spreken in hun eigen taal. Terwijl hij over de hellingen van de berg stapte, zag Koning Laon een leger mieren over de grond kruipen.

Hij zag bijen rond de struiken vliegen en adelaars in de luchtruim zweven. Hij knielde neer op één knie en sprak tegen een mier: “Ik ben uw Koning Laon. Ga snel naar uw eigen koning. Vraag hem om uw krijgers te verzamelen en ze naar de top van de berg te laten marcheren. Hij moet me helpen om de draak te verslaan. “ “Ja, Kahn Laon,” antwoordde de mier en hij vertrok.

Toen stond Koning Laon op en hield een vinger omhoog. Een bij kwam er op uitrusten.

Hij sprak tot de bij en zei: “Ik ben uw koning Laon. Ga snel naar uw koningin en vertel haar mijn opdracht. Ze moet haar dapperste generaal sturen om alle bijen naar de top van de berg te leiden. Ze moet me helpen de draak te verslaan. “Ja, Khan Laon,”antwoordde de bij. Hij zoemde een keer en vloog toen weg.
Toen hief Koning Laon zijn zwaard en maakte een cirkel in de lucht. De adelaars begrepen het teken en zonden één van hen om neer te strijken op een boomtak.
“Ja, mijn Koning? “, vroeg de adelaar. “Vlieg naar je koning. Vertel hem mijn opdracht. Hij moet alle adelaars naar de top van de berg brengen. Hij moet me helpen de draak te verslaan. “Ja, Kahn Laon.” En de adelaar sloeg zijn grote vleugel uit en zweefde de lucht in. De mieren, de bijen en de adelaars deden allemaal wat Koning Laon hen had gevraagd.
De koning van de adelaars zelf, droeg de dappere Laon op zijn vleugels naar de top van de berg. Vanuit de lucht zagen ze het groen, gouden lichaam van de draak dat zich rond de rotsen kronkelde. Plotseling, alsof het iets ongewoons had geroken, ontwaakte de draak. Hij tilde zijn zeven koppen op en opende al zijn veertien vreselijke ogen . De neusgaten van de draak briesten hete rook. Zijn zeven monden bliezen groene en blauwe vlammen uit.
Er ging een koude rilling door de vallei toen men in de verte de vlammen kon zien. “De draak is wakker! “ schreeuwden de mensen.
“De vreemdeling zal worden gedood! “ De koning zat verdoofd op zijn troon. De prinses zat naast hem, en haar hart sloeg snel. Ze dacht aan de moedige man met de vreemde gewaden. Ze bad voor zijn veiligheid. De adelaar zette Koning Laon neer op een plek die zwart gebrand was door het vuur van de draak. Er hing een geur van rotte eieren. De draak had hem nog niet gezien want hij keek nog steeds omhoog de lucht in. Koning Laon zag zijn kans.

Hij seinde de aanval door. In een mum van tijd krioelden de mieren over het lichaam van de draak. Ze kropen onder zijn grote, getande schubben en beten in het zachte onbeschermde vlees. Toen kwam er een zwerm bijen aanvliegen en zij staken in alle veertien roodgloeiende ogen totdat hij helemaal blind was. Toen schoten de adelaars omlaag en pikten de ogen uit. Stromen van zwart bloed gulpten uit de oogkassen van de draak. Het grote beest kronkelde van de pijn en sloeg met zijn messcherpe klauwen in de lucht. Zeven grote monden begonnen rode vlammen in de lucht te spuwen.
Tenslotte trok Koning Laon zijn zwaard en klom tegen het lichaam van het monsterlijke beest op. Hij hakte zijn hoofden één voor één af. Bloed spoot uit de nek van de draak, onrein zwart bloed, maar toen al zijn hoofden waren afgehakt werd het vreselijk beest stil. Zijn vuren waren voor eeuwig gedoofd. Met een grote buiging bedankte Koning Laon alle dieren die hem hadden geholpen. Toen liep hij de berg af naar beneden. De mensen die hadden staan kijken naar de vuren op de top van de berg zagen dat het vuur doofde. “De draak is dood!” schreeuwden ze.
De meeste dorpelingen begroetten Koning Laon met grote feestvreugde. Ze gaven hem eten en drinken en water om zichzelf te wassen. De prinses bedankte hem. Hij nam haar hand en zei, “Ik zou u en uw vader, de koning, willen dienen”. Koning Laon bleef in het koninkrijk, en de koning en prinses Anina leerden om zich naar hem te richten om raad te vragen. Hij was edel en wijs, en al snel waren hij en de prinses getrouwd. Door dit grote avontuur werd de berg van de draak, Khan Laon genoemd. Vandaag de dag rijst de Berg van Kanlaon nog steeds majestueus uit over het eiland Negros, ter herinnering aan de grote Koning Laon, die de zeven koppige draak had verslagen.  

Een Volksverhaal uit Filippijnen voor 11 jaar en ouder