De hebberige
buurvrouw
Er was er eens een jonge weduwe genaamd Bulan en zij woonde hoog in het
Cordillera gebergte.Zij was een eerlijke, vriendelijke en hard werkende vrouw
die werkte op de velden die haar man haar had nagelaten en ze zorgde voor haar
kinderen zo goed als ze kon. Maar het weer was dat jaar slecht geweest. Te veel
regen had de velden doen onderlopen en de rijst oogst vernietigt zodat Bulan
niets had om haar kinderen mee te voeden.
Op een dag toen ze in de graanschuur was om de laatste rijstkorrels op te rapen,
hoorde Bulan het familie varken onder het huis gillen. Dat bracht haar op een
idee. "Ik zal het varken naar de markt brengen en het ruilen voor
rijst," zei ze tegen haar kinderen. "Dan hebben we tenminste voedsel
om te eten.
" De volgende dag bond Bulan het varken in een mand en zette de mand op
haar hoofd en ging op weg. Het was een warme dag en ze werd snel moe omdat ze zo
hongerig was. Na een tijdje stopte ze bij een ondiep meer. Toen ze de mand van
haar hoofd tilde begon het varken hard te gillen. Plotseling verscheen er een
oude vrouw. Haar witte haar leek het zonlicht te vangen en vast te houden. Haar
gezicht was erg bleek, maar haar ogen waren helder en schitterend. "Waar ga
je met het varken naar toe? "vroeg de oude vrouw.
De oude vrouw maakte haar nerveus, maar Bulan antwoordde haar oprecht en
zei," Ik ga naar Sagada om haar te ruilen voor eten". "Volg
me". Ik zal je iets geven voor je varken," zei de oude vrouw. Ze liep
naar de rand van het meer en stak een voet uit. Terwijl Bulan in verbazing
toekeek, liep de oude vrouw het water in. Maar haar voeten bleven droog. Ze deed
een paar stappen op het glimmende oppervlak van het meer en keerde toen naar
Bulan terug die nog steeds aan de rand van het meer stond. Bulan trilde onzeker
met haar hoofd.
Ze wist dat dit toverkunst was en dat maakte haar bang. De oude vrouw liep terug
naar Bulan en stak haar gerimpelde hand uit. Balancerend met de mand op haar
hoofd pakte Bulan de hand van de oude vrouw. Langzaam liep ze het meer in. Ze
wachtte op de nattigheid van het water, maar haar voeten gingen niet onder. Het
was zoiets als lopen op een bed van zacht mos. Plotseling verscheen er een huis
op palen in het midden van het meer. De twee vrouwen gingen naar binnen, en
Bulan zette de mand met het varken neer op de vloer.
De oude vrouw zat op een wortelstoel bij het raam en droeg Bulan op om de luizen
uit haar haar te halen. Bulan was angstiger dan ooit omdat ze nu zeker was dat
de oude vrouw een heks was. Toch deed Bulan wat haar was opgedragen. Toen Bulan
een scheiding maakte in het haar van de oude vrouw vond ze geen luizen, alleen
kleine slangen en duizendpoten. Het moeten er duizenden zijn geweest! Bulan beet
op haar lip zodat ze niet zou gaan schreeuwen en ze drukte dapper de slangen en
duizendpoten tussen haar duimnagels kapot. Na een uur vroeg de vrouw haar te
stoppen. Ze stond op en verzamelde de slangen en duizendpoten. Ze wierp hen in
een groentestoofpot en liet het koken.
Na een tijdje besloot de heks dat het eten gaar was en diende het op op borden
die gemaakt waren van menselijke schedels. Het was afschuwelijk, maar Bulan was
bereid om dit walgelijke maal te eten zodat haar kinderen niet zouden sterven.
Nogmaals beet ze op haar lippen en deed alsof het heel gewoon was. Toen ze klaar
waren met eten, gaf de oude vrouw Bulan twee "gabi"wortels en een
rijststengel. "Ga nu naar huis", zei de oude vrouw. "Zo gauw als
je thuis bent, berg dan de rijststengel op in de graanschuur. Kook de
"gabi". Verder zei ze niets meer, ook geen goedendag.
Bulan was teleurgesteld omdat ze in ruil voor haar varken en al haar problemen
alleen twee "gabi"wortels en één rijststengel had gekregen.
Niettemin bedankte ze de oude vrouw en ging naar huis. Ze borg de rijststengel
op in de graanschuur en kookte de "gabi", precies zoals de oude vrouw
haar had opgedragen. Toen de "gabi"gekookt had, pakte Bulan een mes om
het in stukken te snijden. En toen merkte ze iets vreemds op. Het maakte nl.
niet uit hoeveel stukken ze afsneed, de "gabi"bleef even groot. Weldra
had ze honderd plakken van de "gabi"op tafel meer dan genoeg om haar
kinderen eten te geven.
Toen wist ze dat dit de gift was van de oude vrouw. Toen herinnerde ze zich de
rijststengel en ze rende naar de graanschuur. Het stroomde er over van de rijst.
Bulan was erg gelukkig, omdat ze wist dat haar familie nooit meer honger hoefde
te lijden. Spoedig merkten de buren het grote geluk van Bulan op. Eén van haar
buren was een rijke maar begerige vrouw genaamd Galay. Deze vrouw had geweigerd
om Bulan wat rijst te lenen toen deze niets had om haar kinderen te voeden.
Galay vroeg Bulan hoe het kwam dat ze nu zoveel voedsel had.
Bulan vertelde haar openhartig over haar vreemde reis. "Ik zal het varken
van mijn man meenemen en uitkijken naar de oude heks," zei Galay met een
harde flikkering in haar ogen. "Maar je graanschuur is vol!"riep Bulan
uit. "Ah, maar als ik de magische rijststengel zou hebben dan zou ik nooit
zou hard meer hoeven te werken!"zei Galay, terwijl ze wegliep om naar het
varken te kijken.
De volgende dag ging de begerige buurvrouw op weg naar het meer met een varken
in een mand op haar hoofd.Toen ze bij het meer kwam zette ze het varken op de
grond. Ze trok aan zijn staart om er zeker van te zijn dat hij ging gillen. In
een flits verscheen de vrouw.
Alles gebeurde precies zoals Bulan haar had verteld. De twee vrouwen liepen over
de oppervlakte van het water totdat ze bij het huis op de palen kwamen. De oude
vrouw nam een wortelstoel, ging bij het raam zitten en droeg Galay op haar haar
te luizen. Galay vervulde dit met afschuw en ze weigerde. Vervolgens maakte de
oude vrouw het avondmaal.
Maar toen Galay zag dat de borden waren gemaakt van menselijke schedels stond ze
snel van tafel op. Toen Galay naar de deur rende sloeg de oude vrouw haar op
haar dij. Onmiddellijk veranderde Galay in een grote pijnboom.
Het huis en de oude vrouw verdwenen. Alleen het meer en de boom bleven bestaan.
Een paar jaar later kwam er een houthakker die de reusachtige boom zag staan in
het midden van het ondiepe meer. Hij besloot om de boom om te hakken. Zodra de
boom was omgehakt begon het water te stijgen. Het meer verzwolg veel van het
omliggende land en werd zo diep dat je de bodem niet meer kon zien. Vandaag de
dag wordt het het "Danum meer"genoemd, wat zoveel betekent als
"het water van het meer". De pijnboom staat er niet meer maar mensen
geloven dat de geest van de De hebberige buurvrouw nog steeds in het midden van
het meer woont.
Een Verhaal uit Filippijnen voor 8 jaar en
ouder
Bron : De verhalenkalender
|