De geest die
niet in de tas wilde
Er was eens een kapper die een vrouw had met wie hij niet gelukkig was. Zij
klaagde eeuwig en altijd dat er niet genoeg te eten was. Wanneer ze,s avonds in
bed lagen, dan moest de arme kapper voortdurend haar lijdenspreek aanhoren.
"Je wist wel degelijk dat je geen middelen had om er een vrouw op na te
houden. Waarom ben je dan toch met me getrouwd? Een man die geen behoorlijk
inkomen heeft kan zich nu eenmaal niet de weelde van een vrouw veroorloven. Toen
ik nog bij mijn vader woonde kon ik eten wat ik wilde. Het begint erop te lijken
dat ik in jouw huis gestrand ben om te vasten; alleen weduwen onderhouden
vasten. Wat vind je daarvan, terwijl jij nog springlevend bent, ben ik reeds een
weduwe!, Na verloop van tijd vond zij het niet langer bevredigend om haar man
enkel met woorden te treffen.
op een dag was haar nijd zo groot, dat zij de kapper met een bezem het huis
uitjoeg. De kapper voelde zich diep en diep beledigd. Vanwege de vernederingen
die hij al jaren had moeten ondergaan en het recentelijke pak slaag, walgde hij
van zichzelf. Hij pakte de spullen in die hij nodig had bij het uitoefenen van
zijn beroep en keerde zijn huis de rug toe. Hij trok de wijde wereld in met het
vaste voornemen niet terug te keren voor hij zijn fortuin gemaakt had. Hij liep
van dorp tot dorp en tegen het vallen van de avond naderde hij de zoom van een
uitgestrekt woud. Hij vleide zich aan de voet van een boom neer. Daar lag hij
zich nog uren te beklagen om zijn lot, dat zo wreed was geweest.
Bij toeval was de boom waaronder de kapper zich had uitgestrekt, de slaapplaats
van een geest. Toen die geest wakker werd en een mens onder zijn boom zag
liggen, kreeg hij meteen trek. Hij klauterde uit de boom naar beneden, ging met
uitgestrekte armen voor de kapper staan en sperde zijn muil wagenwijd open.
"ziezo kappertje, jouw laatste uur heeft geslagen. Ik ga je opeten. Wie zal
je nu beschermen?, De kapper schrok zich een aap. Hij begon te beven als een
riet en zijn haren rezen hem te berge. Desondanks hield hij het hoofd koel.
Zijn reactie was prompt en scherp: "Aha spookje van me, jij wilt me dus
opeten? Als je even geduld hebt, dan zal ik je laten zien hoeveel geesten ik al
heb gevangen en in mijn tas gestopt. Het is me werkelijk een waar genoegen dat
ik jou hier tegen het lijf moest lopen. Nu kan ik nog een geest aan mijn
verzameling toevoegen., In zijn tas bewaarde de kapper naast zijn scheermessen,
zijn slijpsteen en zijn scheerriem, ook nog een spiegel. Deze gebruikte hij om
zijn klanten te laten zien of hij hun baard wel goed geschoren had. Hij haalde
de spiegel te voorschijn, stond op en hield hem voor het gezicht van de geest.
"ziehier, dit is één van de spoken die ik vannacht heb gevangen. Nu ga
jij in de tas, dan kan je hen gezelschap houden.
"De geest, die zijn eigen gezicht in de spiegel zag, hechtte zijn volle
geloof aan de woorden van de kapper. Hij keek als een uil in doodsnood en piepte
: "o edele kapper, o meester, stop me niet in die tas. Ik zal doen wat u me
vraagt, ik zal geven wat u verlangt." "Jullie geesten zijn een
glibberig stelletje, jullie zijn niet te vertrouwen," sprak de kapper.
"Jullie beloven gouden bergen, maar als puntje bij paaltje komt, dan geven
jullie niets., "o nee meester, zo ben ik niet," antwoordde de
geest," heb genade, zeg me wat u hebben wilt. Als ik u bedrieg, kunt u me
altijd nog in uw tas stoppen., "Nou goed dan,, sprak de kapper," breng
me nu direct duizend gouden munten en wanneer morgennacht de klok twaalf uur
slaat, wil ik dat er naast mijn huis een graanschuur gevuld met rijst staat.
Ga nu onmiddellijk de gouden munten halen en mocht jij je niet aan je woord
houden, dan zul je zeker in mijn tas verdwijnen." De geest was opgelucht en
beloofde dat hij de opdracht zou uitvoeren. Hij verdween, maar was binnen de
kortste keren terug met een zak, waarin het beloofde goud lag te blinken. De
kapper was in de zevende hemel bij het zien van zo,n hoeveelheid goud. Hij
herinnerde de geest er nogmaals aan, dat er de volgende nacht een graanschuur,
gevuld met rijst, naast zijn huis moest staan. Nog voordat de eerste haan had
gekraaid, klopte de kapper op de deur van zijn huis. Zijn vrouw kwam uit bed en
deed de deur open. Zij voelde zich schuldig, omdat zij haar man met een bezem
gemept had.
Haar verbazing was derhalve groot, toen zij haar echtgenoot binnen zag komen en
hij uit de zak een berg goudstukken op de vloer schudde. De volgende nacht
verscheen de geest. Hij was nog steeds als de dood voor de tas. Eerst timmerde
hij een stevige graanschuur en de rest van de nacht liep hij af en aan met grote
zakken rijst op de rug. Hij hield niet op voordat de schuur tot aan de nok
gevuld was. De oom van deze angstige geest zag zijn neef midden in de nacht met
rijst sjouwen en vroeg wat er aan de hand was. De geest vertelde wat hem was
overkomen. De oom keek hem vertwijfeld aan en sprak: "Jij domkop, denk je
nu werkelijk dat die man in staat is om jou in een tas te stoppen? Die kapper is
een sluwe kerel; het is voor hem een koud kunstje om een simpele ziel als jij te
bedriegen.
" "Twijfelt u aan de macht van de kapper?, vroeg de neef onthutst.
"Komt u dan maar mee, dan kunt u het zelf zien." De oom volgde zijn
neef naar het huis van de kapper en gluurde door het open raam naar binnen. De
kapper merkte aan het vlaagje wind in zijn nek dat er een geest onder het raam
moest staan. Hij pakte zijn spiegel en stak hem door het kozijn naar buiten.
"Kom maar binnen," riep hij," er is nog plaats genoeg in mijn
tas."De oom zag zijn eigen gezicht in de spiegel. Zijn hart verstijfde van
schrik en door angst gedreven, beloofde hij om diezelfde nacht een tweede
graanschuur te bouwen en ook die met rijst te vullen.
Zo gebeur de het, dat de kapper binnen twee dagen een rijk man was geworden.
Zijn vrouw had geen reden meer tot klagen en zij leefden nog lang en gelukkig.
..
Een Volkssprookje uit India voor 10 jaar
en ouder
|