De geduldsteen Er was ooit, of was er nooit? Ja, er was eens heel
lang geleden een rijke koopman. Die koopman was zó
rijk dat hij zelf niet meer wist hóe rijk hij was.
Maar . . . hij had geen kinderen, en daarom hadden
hij en zijn vrouw niet veel plezier in het leven.
Op een dag kwam de koopman op straat een oude
derwisj (islamitische bedelmonnik) tegen. De
derwisj zei: "Goedendag meneer." En de koopman
antwoordde: 'Ook een goede dag gewenst, vader
derwisj!" "waarom ben je zo bedroefd?" vroeg de
derwisj. "Ach, vader derwisj," zei de ander,
"Allah heeft mij oneindig veel geld en goederen
gegeven, maar wat moet ik ermee, een kind gaf hij
me niet. Daarom geniet ik niet echt van het
leven." Daarop zei de derwisj: "Als je deze nacht
twee keer tot Allah bidt, dan zul je een dochter
krijgen. Maar... tot haar zevende jaar is ze van
jou, na haar zevende jaar is ze van mij. En
voordat ik weer verschijn, mogen jullie haar geen
naam geven. , En weg was de derwisj .
Onze goede man dacht: Nou nou, tjonge jonge! maar
deed wat de derwisj had aangeraden. Na negen
maanden werd een pracht van een dochter geboren!
De moeder en vader waren gek van vreugde; en
tegelijkertijd dachten ze ook: Hoe kunnen we haar
ooit weggeven, hoe kunnen we ooit
verdragen van haar gescheiden te moeten zijn! Deze
sombere gedachten hielden hendag en nacht bezig.
Het kindje groeide op en toen ze zes, zeven jaar
oud was, had ze nog steeds geen naam. De derwisj
was ook nooit meer gekomen. De ouders besloten ten
slotte dat hun kind naar school moest. ze zeiden
de gebeden van de eerste schooldag en lieten hun
dochtertje met school beginnen. Diezelfde middag
kwam ze huilend thuis: "Heb ik geen naam? Iedereen
plaagt me," zei ze. Toen vertelden haar vader en
moeder haar woord voor woord wat de derwisj had
gezegd. Het meisje werd erg verdrietig, ze voelde
een scherpe pijn in haar hart, maar ze zei
helemaal niets. ze ging gewoon weer naar school,
en ze onderging de plagerijtjes van de andere
kinderen geduldig.
Toen ze op een dag uit school kwam stond er opeens
een derwisj voor haar, die zei : "Mijn dochter ,
jouw naam is Sitti Nusret (Godelieve). zeg dat
maar tegen je vader en moeder en vraag of ze zich
aan hun belofte houden. " Het meisje beloofde het
te doen, maar bij huis gekomen, was ze het
vergeten. De volgende dag kwam de derwisj weer.
"Mijn dochter, waarom ben je het vergeten te
zeggen?" vroeg hij. Toen deed hij een handvol
kiezelsteentjes in haar zak en zei: "Als vanavond
je dadu (kindermeisje) vraagt: Hwat moeten die
steentjes in je zak?"" dan herinner je je wel wat
ik heb gezegd; ga het dan meteen tegen je moeder
zeggen. " Het meisje zei weer: "Goed vader
derwisj," en ging naar huis. Het werd avond. Toen
de dadu het meisje uitkleedde zag ze de steentjes
in haar zak en ze vroeg: "vrouwtje, waarvoor zijn
die steentjes?" zonder antwoord te geven holde het
meisje meteen naar haar moeder en zei: "Mijn naam
is Sitti Nusret. Ik ben een derwisj tegengekomen,
die heeft dat gezegd. En hij vroeg ook nog:
""Houden je vader en moeder zich aan de
belofte?"""
De moeder en de vader hadden al zo lang met angst
in hun hart op dit teken gewacht... Tot de ochtend
zaten zij snikkend bij het bed van hun dochtertje.
'S Morgens vroeg werd er aan de deur gebeld. De
derwisj was gekomen op een paard. De ouders zetten
hun dochter eigenhandig bij hem op het paard en
daar vertrokken ze. Toen ze een eindje weg waren
zei de derwisj : "Doe je ogen dicht," en toen hij
even later zei : "Doe je ogen maar weer open,"
wreef Sitti Nusret verbaasd haar oogjes uit en zag
een groot kastee1. ze gingen naar binnen en daar
lagen in de eerste kamer een gebedskleedje, een
rozenkrans en een koran. vader derwisj ging
zitten, deed zijn buigingen en gebeden en las in
de koran. Daarna nam hij het meisje mee en liet
haar het hele kasteel zien. Maar als laatste liet
hij haar een gesloten kamer zien en hij
waarschuwde haar: "Deze deur mag je beslist niet
opendoen!"
vanaf die tijd voedde vader derwisj het meisje
heel goed op en kreeg zij alles wat haar hartje
begeerde. Maar behalve de derwisj kreeg zij geen
ander levend wezen te zien.
Op een dag ging de derwisj weg.
Sitti Nusret ging naar de kamer waarvan vader
derwisj nog zo had gezegd dat ze er niet binnen
mocht en deed de deur open. En
in die kamer zag ze een kerkhof, zover het oog
reikte. Achter een grafsteen zat vader derwisj.
Hij haalde de doden uit de grond en at hun levers
op.
Sitti Nusret schrok zo vreselijk dat ze niet meer
wist wat ze moest doen. ze dacht: Laat ik er maar
gauw vandoor gaan, maar in de haast verloor ze op
het kerkhof een van haar zilveren enkelbandjes. ze
rende naar haar kamer , ging in een hoekje zitten
en huilde en huilde tot haar ogen dik van de
tranen waren. Toen vader derwisj later thuiskwam
en haar zo zag vroeg hij : "Meisje, wat is er
gebeurd? voel je je niet goed?"
"Het is.niets, vader derwisj, ik heb alleen een
beetje hoofdpijn," antwoordde ze. "wat heb je met
je enkelbandje gedaan?, "Niets, ik weet niet wat
er mee is gebeurd. "
Toen vroeg de derwisj: "vertel eens Sitti Nusret,
hoe ken jij je vader derwisj?"
"Hij is heel goed. Hij doet zijn gebeden, leest de
koran, bidt de rozenkrans. Hij is een erg goede
man," antwoordde ze. De derwisj vroeg van toen af
aan iedere dag wel een keer: "wat heb je met je
enkelbandje gedaan?, en "Hoe ken jij je vader
derwisj?" en het meisje gaf steeds hetzelfde
antwoord. ..
Intussen gingen er jaren voorbij. En toen Sitti
Nusret dertien, veertien jaar geworden was zei de
derwisj op een keer: "M'n kind, wordt het niet
tijd dat je je vader eens ziet? zal ik je vader
hierheen halen?" "J a, graag, " zei ze blij . "Ik
vind het heel fijn als u hem hier brengt. " De
derwisj ging weg en een half uur later kwam hij
weer binnen, maar nu in de gedaante van de vader
van het meisje. Hij leek precies op hem. Hij
snelde op haar toe en omhelsde haar. "Dochter van
me," zei hij, "ik mis je zo verschrikkelijk. Hoe
gaat het hier met je? wat doe je, voel je je goed?
Ben je wel tevreden met vader derwisj?" En het
meisje zei : "vadertje van me, ik voel me prettig
hier , ik maak het heel goed. " Hij vroeg haar de
oren van het hoofd. Maar wat ze ook vertelde, er
kwam geen klacht over haar lippen, en over vader
derwisj kreeg hij geen kwaad woord te horen. Ten
slotte zei hij: "God zij met je, tot ziens, m"n
kind, " en ging weg.
Even later verscheen vader derwisj weer in eigen
persoon. Hij vroeg aan Sitti Nusret: "Hoe gaat het
met je, m"n kind?" en daarna: "wat heb je met je
enkelbandje gedaan?, Het meisje gaf haar
gebruikelijke antwoord. En hij vroeg: "Hoe ken je
je vader derwisj?" en zij antwoordde zoals altijd:
"Het is een goede man."
Toen zei vader derwisj op een goede dag dat hij nu
haar moeder bij haar zou brengen. Het meisje was
natuurlijk erg blij. De volgende dag kwam de
derwisj, -nu in de gedaante van haar moeder. ze
omhelsde haar en vroeg hoe ze het maakte; hoe het
leven bij vader derwisj haar verging. Het meisje
gaf dezelfde antwoorden als aan haar vader . Een
derde keer kwam vader derwisj toen nog bij haar op
bezoek in de gedaante van haar dadu. En weer gaf
Sitti Nusret op dezelfde vragen hetzelfde
antwoord.
Dagen, weken, maanden gingen voorbij.
Sitti Nusret was intussen zestien, zeventien jaar
oud.
Op een ochtend zei vader derwisj: "Kom, mijn
dochter, de tijd is om. Laat ik je naar huis
brengen. " Hij steeg op zijn paard en zette Sitti
Nusret voor zich. "Heb je je ogen dicht, m"n
kind?" zei hij. En het meisje sloot haar ogen .
"Doe ze maar weer open ." Toen ze dat deed zag ze
dat ze voor het huis van haar ouders stonden. De
derwisj was plotseling verdwenen.
Sitti Nusret ging naar binnen. Toen haar moeder en
vader haar zagen waren ze zo blij alsof ze opnieuw
was geboren. Sitti Nusret was een mooi, lief,
voorbeeldig meisje geworden. ze bad trouw haar
gebeden, las de koran en was altijd aan het werk.
Haar vader en moeder konden nog zo wensen dat hun
dochter ook ":eens ging wandelen of plezier maken,
dat soort dingen trok haar niet aan.
Op een dag had haar moeder alle meisjes van de
buurt uitgenodigd. "Haydi, kom, m"n kind, lach,
speel en vermaak jij je nu ook eens fijn met je
gasten," had ze gezegd. ze liet de meisjes in de
tuin spelen. .Terwijl zij daar plezier maakten,
keek de zoon van de padisjah, wiens raam toevallig
uitkeek op die tuin, naar hen.
Die meisjes moeten daar maar even rustig blijven
spelen, laten we eens kijken naar Sitti Nusret.
zij had zich net gewassen voor het middaggebed en
was dat aan het bidden. Daarna pakte ze de koran
en ging daar onder een boom in zitten lezen. De
prins zag het vol verbazing. Hij haalde zijn
moeder erbij en zei: "Aman, maar moeder , bestaan
er in deze tijd dan toch nog zulke goed opgevoede
meisjes? Mamma, ik móet dat meisje hebben. " zijn
moeder , de koningin, vond het ook een pracht van
een meisje, zo keurig, zo beschaafd. En de
volgende dag ging de koppelaarster "in Allah'S
naam" om de hand van de koopmansdochter vragen.
Haar ouders zeiden: "zullen wij haar dan maar
geven voor het welzijn van de prins?" En zo
gebeurde het. De voorbereidingen voor de bruiloft
werden getroffen. Er werd veertig dagen en veertig
nachten feestgevierd.
Ook in het paleis was iedereen het erover eens:
Sitti Nusret was in alle opzichten een schat. De
prins tintelde ook voortdurend van verliefdheid. .
.
Na verloop van tijd verwachtte Sitti Nusret een
kind. Twee maanden voor de geboorte ging de prins
op bedevaart naar Mekka. Hij nam thuis van
iedereen afscheid. Hij omhelsde zijn moeder, de
koningin, en zei: "Mamma, ik laat mijn vrouw en
mijn kind dat geboren gaat worden onder jouw hoede
achter," en hij vertrok.
Toen de dag en het uur daarvoor gekomen waren,
werd er een wolk van een baby geboren: het was een
jongen. De koningin deed een "Masjallah"
-geluksplaatje van haar zoon met een diamantje om
het hoofdje van de baby. De nacht viel en iedereen
was in diepe rust. Maar ineens schrok Sitti Nusret
op. Door de muur die vanzelf openging zag ze vader
derwisj te voorschijn komen. Hij pakte het kindje
op, smeerde bij Sitti Nusret met een vinger wat
bloed om haar mond, en ging weg; het baby"tje nam
hij mee.
Toen de koningin 'S ochtends wakker werd en naar
Sitti Nusret en de baby kwam kijken, wist ze
gewoonweg niet wat ze zag: het kindje was er niet,
en de mond van Sitti Nusret zat onder het bloed.
"wat heb je met het kind gedaan? wat is hier aan
de hand?, vroeg ze, maar wat ze ook vroeg, wat ze
ook zei, Sitti Nusret zei niets. Het meisje zweeg
in alle talen.
Omdat Sitti Nusret alles voor de prins betekende,
vertelde de koningin aan niemand wat zij had
gezien, maar deed alsof het kindje was gestorven.
Toen de prins van de grote bedevaart terugkwam,
verbaasde hij zich dat iedereen zo bedroefd was.
"Moeder, waarom zijn jullie zo verdrietig? En waar
is mijn kind?" vroeg hij. zijn moeder antwoordde :
"zoon, Gods wil moet nu eenmaal gebeuren, dat vind
jij toch ook, is het niet? Het kindje is
doodgegaan. Maar kom, jij bent gezond en mijn
schoondochter ook, jullie krijgen wel weer een
kind. "
Hoe het ook zij, in het paleis kwam na verloop van
tijd de oude vrolijkheid terug. Men deed zijn werk
en had weer plezier in het leven.
En, om kort te gaan, Sitti Nusret werd weer
zwanger. Nu was het de gewoonte dat de prins om de
twee jaar op bedevaart ging. Net als de vorige
keer ging hij, twee maanden vóór zijn vrouw zou
bevallen, op reis. weer baarde Sitti Nusret een
zoon. Deze keer hing de koningin een amulet van de
prins om de hals van het kindje. Die nacht verliet
zij de kraamkamer niet, en bleef bij haar
schoondochter zitten waken. Maar rond middernacht
kreeg ze zo"n slaap. Het kindje en zijn moeder
lagen heerlijk te slapen, dus ze dacht: Ik kan ook
wel even gaan liggen. Maar toen ze na een tijdje
wakker werd was het kindje er niet meer en weer
zat de mond van de moeder onder het bloed.
De koningin wist gewoon niet wat ze moest doen. ze
vroeg aan haar schoondochter: "waar is het kind?"
maar Sitti Nusret zei helemaal niets. De koningin
mopperde: "Maar mijn dochter, wat is dit nou toch?
waarom doe je dat?" maar het had geen zin. ze was
bang dat haar zoon ziek zou worden van verdriet"
als ze hem zou vertellen wat er was gebeurd, hij
hield zoveel van zijn vrouw . En ze zei dus maar
weer , net als de vorige keer : "Het kindje is
gestorven."
Twee jaar later ging de prins weer op bedevaart.
Deze keer bracht Sitti Nusret een dochter ter
wereld. De koningin legde een hoofddoekje van de
prins, met een rand van pareltjes, over haar
hoofdje. ze nam het kindje zelf op schoot en hield
haar stevig vast, zodat er niet weer zo iets
vreselijks zou gebeuren. Maar terwijl ze zo in de
kraamkamer bleef zitten" dommelde ze 'S nachts
toch ongemerkt in. Toen ze haar ogen later weer
opendeed zag ze tot haar schrik dat het kindje
niet meer op haar schoot lag. En weer zat er bloed
op het gezicht van Sitti Nusret. Maar nu kon de
koningin het toch niet langer meer verdragen" ze
zei alles wat haar maar voor de mond kwam : "wat
kan je ook anders verwachten, zo"n meisje als jij,
in de bergen opgegroeid, moet wel een kannibaal
zijn. Maar nu kan ik je toch echt niet langer meer
beschermen. Ik zal de prins alles vertellen. . . "
vanaf die dag keek ze haar schoondochter niet meer
aan. Dagen, weken, maanden gingen voorbij en op
een dag kwam de prins terug van zijn bedevaart.
Hij vroeg aan zijn moeder: "waar is mijn vrouw en
waar is mijn kind?" Toen zei de koningin: "Mijn
zoon, wat wilde je nou
toch ook, zo"n halve wilde, uit de bergen. ze is
een menseneter . ze heeft alle drie jouw
juweeltjes van kinderen opgegeten. Bij twee heb ik
het nog geduld en gezwegen, maar bij de derde kon
ik het toch echt niet meer voor me houden.
Op een dag zal ze jou ook nog opeten. Laten we
haar maar weer netjes terugsturen naar het huis
van haar vader en moeder . Geloof me, ik ben zelf
in haar kamer gebleven. Ik werd wakker, en... het
kind was weg, en bij de moeder zat bloed om haar
mond."
De prins vertrouwde zijn moeder volkomen en
geloofde wat ze vertelde. Hij zei: "Moeder , wat
kan men tegen het noodlot inbrengen, dit moest ons
kennelijk overkomen. Maar ik wil u wel één ding
vragen. Laten we haar niet naar haar moeder
terugsturen. w e ge:~n haar een kamer onder in het
paleis. Dan kan ze daar haar gebeden doen. Maar
haar gezicht wil ik niet meer zien . wat ze ook
doet, dat doet ze dan maar daar." zo gezegd, zo
gedaan. Het meisje zei geen woord en onderging het
lot geduldig. ze boog haar hoofd en trok zich
terug in haar nieuwe kamer . Na die dag begon de
koningin voor haar zoon een nieuwe vrouw te
zoeken. uiteindelijk vond zij de dochter van de
vizier wel geschikt en de prins verloofde zich met
haar. Meteen na zijn volgende bedevaart zou de
bruiloft plaatsvinden. Aan iedereen in het paleis,
tot en met de laatste dienaar en dienares, werd
gevraagd wat men voor de bruiloft wilde hebben. De
prins zou die geschenken meenemen van zijn
bedevaartstocht.
Nadat hij ieders wensen had vernomen zei de prins:
"Moeder, als u mij toestaat, laten we het dan ook
aan haar daar beneden vragen. Eens zien wat zij
wil hebben." Een van de dienaressen ging naar
Sitti Nusret toe en zei: "Mijnheer de prins gaat
op bedevaart en na zijn terugkeer gaat hij
trouwen. Hij wil daarom voor iedereen een
cadeautje meebrengen. zeg jij ook maar wat je wilt
hebben, dan brengt hij dat voor jou mee." Sitti
Nusret begon te huilen en zei: "Laat hij voor mij
een kam, een potlodenmesje en een Geduldsteen
meebrengen." De dienares vertelde aan de prins wat
het meisje wilde hebben. De prins zei: "Dat is
goed," schreef ook haar wensen op in zijn schrift
en ging op reis .
Drie maanden later kwamen geluksbodes berichten
dat de prins van de bedevaart terugkwam. Iedereen
liep uit om hem te verwelkomen. Het hele paleis
was in rep en roer . Thuisgekomen deelde de prins
zijn cadeautjes uit.
Ook Sitti Nusret kreeg waar zij om had gevraagd.
Onmiddellijk daarop begonnen de bruiloftsfeesten.
Toen het feestelijke baden van de bruid zou
plaatsvinden, deed de prins zijn moeder weer een
dringend verzoek: "Mijn liefste mammaatje,
alstublieft, sta toe dat dat meisje ook naar het
baden van de bruid gaat." Dat was goed en de
dienaressen gingen het haar vertellen.
Sitti Nusret liep vol verdriet naar het badhuis.
Daarbinnen ging ze in een afgelegen
hoekje bij een waterbekken zitten. ze legde haar
potlodenmesje, haar kam en haar Geduldsteen op de
stenen rand en begon te praten. "Hé, Geduldsteen,"
zei ze, "ik wil al mijn leed aan jou vertellen.
wanneer jij dat allemaal kunt verdragen, dan zal
ik dat ook doen. Dan zal ik het allemaal geduldig
blijven dragen, en ook wat er in de toekomst nog
staat te gebeuren." Toen begon ze te vertellen:
"Ik was als kindje alles voor mijn vader en moeder
. zeven jaar ben ik onder hun vleugels
opgegroeid. Toen kwam er een derwisj
die mij meenam naar een vervallen kasteel boven op
een berg. Daar moest ik zeven jaar, vol heimwee
naar mijn moeder en vader, verblijven. Dat heb ik
geduldig ondergaan. Geduldsteen, als jij mij was,
had jij dat verdragen, had jij dat geduld?" De
Geduldsteen begon op te zwellen. . .
Sitti Nusret ging verder: "Toen heb ik op een dag.
een verboden kamerdeur open
gedaan. Ik keek naar binnen, en zag vader
derwisj op een kerkhof. Hij at er de levers van de
doden. Dat vreselijke geheim heb ik aan niemand,
maar dan ook niemand verteld. Ik heb het
volgehouden, ik heb het geduldig gedragen en ik
ben bij hem gebleven. Geduldsteen, als jij mij
was, had jij dat verdragen, had jij dat geduld?"
De Geduldsteen werd weer een beetje dikker . . .
"Daarna bracht vader derwisj mij weer
terug bij mijn moeder en vader. Daar vroeg de
prins om met mij te mogen trouwen en mijn ouders
gaven mij aan hem. Toen dacht ik echt dat ik de
gelukkigste mens op aarde was. Een jaar nadat wij
waren getrouwd kreeg ik een zoon. Maar in de
kraamkamer ging de muur open en vader derwisj kwam
naar binnen. Hij vroeg net als vroeger: "Mijn
kind, hoe ken jij je vader derwisj?" en ik
antwoordde, ook net als vroeger: "Ik weet dat hij
heel goed is." Toen pakte hij mijn kind, smeerde
bloed om mijn mond en ging weg. Ik duldde de meest
gemene woorden die mijn schoonmoeder maar kon
bedenken. Maar de geheimen van vader derwisj heb
ik niet verraden. Hé Geduldsteen, als jij mij was,
had jij dat verdragen, had jij dat geduld?, En de
Geduldsteen zette nog verder uit.. .
"Twee jaar later kreeg ik weer een kind. Dat heeft
vader derwisj ook meegenomen, dat heb ik ook
verdragen. Het geheim van vader derwisj heb ik
weer niet verteld. Als jij mij was, Geduldsteen,
had jij dat verdragen, had jij dat geduld?"
De Geduldsteen werd dikker en dikker . . . "Het
derde kind dat ik kreeg was een meisje. vader
derwisj kwam weer en nam ook haar mee. Dat
verdroeg ik ook. Maar deze keer nam mijn
schoonmoeder het niet meer en ze vertelde aan de
prins dat ik mijn kinderen had opgegeten. ze
gooiden mij in een kamer onder in het paleis, waar
ik helemaal alleen was . v er van mijn moeder en
mijn vader en van allen van wie ik houd, heb ik
daar drie jaar geleefd. Als
jij mij was, had jij dat verdragen, had het
geduld? Hé, zeg eens, Geduldsteen?" De Geduldsteen
was nu toch wel heel erg opgezwollen. . .
"En nu, nu trouwt de prins ook nog met een ander .
De prins, van wie ik meer houd dan van mijn eigen
leven, moet ik aan een vreemde geven. Hoe kan ik
dit nog verdragen, Geduldst.. ." zei ze.
Onder haar laatste woorden spatte de Geduldsteen
met een knal uit elkaar . Sitti Nusret pakte
daarop meteen het mesje en zei: "Hoe zou ik wel
kunnen uithouden, wat jij, een Geduldsteen, zelfs
niet kan verdragen?" ze zette het mesje tegen haar
borst. precies op het moment dat ze zich in het
hart wilde steken, ging de muur open en daar was
vader derwisj. Hij pakte het meisje nog net op
tijd bij de pols en zei: "Bravo, mijn kind, je
hebt laten zien dat je mijn dochter bent. Ik deed
dit alles om je te beproeven en te sterken. " Hij
kuste haar gezicht en haar ogen en zei: "Moge je
hier en in het hiernamaals altijd worden geacht,
moge Allah alles wat je doet gemakkelijk laten
gaan. Hier zijn je kinderen!" Daar stonden de drie
kinderen in levende lijve voor hun moeder. De
oudste was zeven jaar, de middelste vijf, en de
jongste drie. De grootste jongen had om zijn hals
het masjallah-geluksplaatje dat zijn grootmoeder
de koningin hem om had gedaan, de middelste droeg
de amulet, en het meisje droeg het doekje met de
pareltjes. vader derwisj zei: "Hup kinderen, gaan
jullie naar je huis, en doe alle grote etenspotten
die je maar ziet vol met stenen en aarde, en breek
de borden en schalen. En luister naar niemand, wat
ze ook zeggen.
Schreeuwalleen maar: ""wij willen onze vader de
prins, wij willen onze vader de prins. "" zet de
hele boel maar op zijn kop. En jij Sitti Nusret,
mijn dochter, kom, jij gaat boven aan de trap de
prins opwachten. " Toen verdween hij . De kinderen
gingen het paleis in en zetten daar , zoals vader
derwisj had gezegd, de hele boel op stelten. De
opperkok donderde alsof de dag des oordeels was
aangebroken : "De ketel met zerde (gele, zoete
rijst voor bruiloftsmaal) zit vol aarde, en de
ketel met pilav (hartige rijst) zit vol stenen.
van wie zijn die duivelse kinderen?" Maar de
kinderen jammerden alleen maar: "wij willen onze
vader de prins. " wat er in huis ook maar aan
borden en schalen was, dat braken ze en ze zetten
de tafels ondersteboven. Iemand waarschuwde de
koningin, die meteen kwam kijken. wie zijn die
bengels van kinderen? dacht ze en ze liep naar ze
toe. Toen zag ze dat de jongens precies haar zoon,
de prins, waren en dat het meisje op Sitti Nusret
leek. ze zag ook dat de kinderen het
masjallah-plaatje, de amulet en het doekje
droegen, dat zij hen zelf had gegeven. Snel liet
ze de prins roepen. Toen deze binnenkwam stortten
de kinderen zich op hem en ze riepen en
schreeuwden : "vadertjesprins van ons, voor wie
zijn deze bruiloftsfeesten? onze moeder wacht
boven op u!" Toen ging de prins boven kijken, en
zag daar tot zijn verbazing zijn vrouw boven aan
de trap staan.
"van wie zijn die kinderen?" vroeg hij.
Sitti Nusret antwoordde: "Mijn prins, van wie die
kinderen zijn moet je aan hen zèlf vragen." "waar
waren jullie?" vroeg hij toen aan de kinderen.
"we waren bij onze grootmoeder." "wie is jullie
vader?"
"u;
"En wie is jullie moeder?"
"Dit is onze moeder hier."
"Wat is dit allemaal voor een mysterieus gedoe?"
vroeg de prins. Toen zei Sitti Nusret: "Mijn
prins, zonder er iets van te begrijpen, en zonder
mij ook maar iets te vragen, heb je mij zo
onrechtvaardig behandeld. Eet een mens ooit zijn
eigen kinderen op? Luister nu: bij ons is het de
gewoonte, dat kinderen de eerste jaren bij de
moeder van hun moeder opgroeien. Nu is die tijd om
en zijn ze teruggestuurd."
Toen viel de prins aan Sitti Nusrets voeten en
smeekte om vergiffenis. De andere bruid beloofde
hij dat hij voor eeuwig als een broer voor haar
zou zijn en hij liet haar weer teruggaan naar haar
ouders . . . Met zijn vrouw Sitti Nusret leefde
hij nog lang en gelukkig. zij hebben hun doel
bereikt, hun wensen zijn vervuld. .
EINDE
Sitti Nusret
|
|
|
|