De gazelle, de
specht en de schildpad
Toen de Meester in Weluwana verbleef,
sprak hij eens naar aanleiding van Dewadatta. De
Meester had namelijk vernomen dat Dewadatta het
plan had opgevat hem te doden. 'Niet alleen nu,
jullie monniken, loopt Dewadatta rond met het plan
mij te doden. Ook vroeger is hij dat al van plan
geweest,'zei de Meester en behandelde de
geschiedenis:
In vroeger tijden, toen Brahmadatta in Benares
regeerde, werd de bodhisattva opnieuw geboren als
een kurungagazelle die in het dichte struikgewas
van het woud in de buurt van een vijver leefde.
Niet ver van deze vijver had een specht zich in de
top van een boom genesteld. In de vijver woonde
een schildpad. Zo leefde het drietal in
vriendschap met elkaar.
Op een dag verscheen er een jager in het woud en
hij zag bij de plek waar het wild placht te
drinken de sporen van de gazelle. Hij zette een
leren strik uit die zo sterk was als een ijzeren
ketting en ging daarna weer weg. Toen de gazelle
kwam om water te drinken - het was nog vroeg in de
nacht - raakte hij vast in de strik en hief een
gebrul aan, zoals wild dat pleegt te doen wanneer
het in de val zit. Op zijn noodkreten kwamen de
specht uit de boom en de schildpad uit het water
af en ze overlegden wat ze moesten doen. De specht
zei tegen de schildpad: 'Jij hebt tanden, mijn
beste, knaag jij de strik kapot, dan zal ik ervoor
zorgen dat de jager wegblijft. Zo zullen we door
onze gezamenlijke inspanning onze vriend het leven
redden,'en daarop liet hij de volgende regels
volgen:
'Kom, schildpad, bijt met je tanden
deze leren riemen klein!
Dat de jager niet terugkomt,
laat dat nu mijn zorg zijn.'
Verwoed begon de schildpad de leren riemen
kapot te knagen, terwijl de specht zich naar het
dorp begaf waar de jager woonde. Bij dageraad kwam
de jager met zijn jachtmes in de hand te
voorschijn. Zodra de vogel hem zag, begon hij te
krijsen, sloeg met zijn vleugels en vloog de man
in het gezicht toen hij aanstalten maakte de deur
uit te lopen. 'Ik ben getroffen door een
ongeluksvogel!'riep de jager en hij ging weer naar
binnen. De eerste keer is hij door de voordeur
naar buiten gekomen, nu zal hij wel door de
achterdeur komen, dacht de vogel, en daarom vloog
hij naar de achterkant van het huis en streek daar
neer. De jager ging nog een poosje slapen, greep
daarna opnieuw naar zijn jachtmes en stond op.
Toen ik door de voordeur naar buiten ging, zag ik
een ongeluksvogel en daarom zal ik nu door de
achterdeur gaan, dacht de jager en hij liep door
de achterdeur naar buiten. Weer vloog de vogel
krijsend op zijn gezicht af. Dat beest laat me
niet naar buiten gaan, dacht de jager, nu hij
opnieuw door de ongeluksvogel was aangevallen. Hij
trok zich terug en sliep tot de zon opging. Toen
rende hij met zijn jachtmes de deur uit. Haastig
vloog de vogel weg en waarschuwde de gazelle dat
de jager in aantocht was.
Op dat moment had de schildpad alle riemen op èèn
na doorgeknaagd. Zijn tanden zagen eruit alsof ze
elk moment uit konden vallen en zijn bek was met
bloed besmeurd. Zodra de gazelle zag dat de jager
met zijn jachtmes kwam aanstormen, rukte hij zich
los en rende het woud in. De vogel streek neer op
zijn boom, maar de schildpad bleef uitgeput liggen
waar hij lag. De jager stopte de schildpad in een
zak en hing deze aan een boomtak. De gazelle
keerde echter terug om poolshoogte te nemen. Hij
merkte dat de schildpad gevangen was en besloot
zijn kameraad het leven te redden door de aandacht
van de jager te trekken. Toen de gazelle deed
alsof hij aan het eind van zijn krachten was,
dacht de jager: Die is uitgeput, nu kan ik hem
doden, en hij ging hem achterna met zijn jachtmes
in de hand. De gazelle lokte hem het woud in door
steeds niet te ver, maar ook niet te dicht voor
hem uit te lopen. Zodra hij merkte dat ze ver
genoeg waren, sloeg hij loodrecht af en liep zo
snel als de wind via een andere route terug. Met
zijn hoorn tilde hij de zak uit de boom, gooide
hem op de grond, scheurde hem open en liet de
schildpad vrij. Ook de specht kwam erbij en de
gazelle zei tegen de beide anderen: 'Ik heb mijn
leven aan jullie tweeën te danken en jullie hebben
gehandeld zoals vrienden horen te handelen. De
jager zou straks wel eens terug kunnen komen om
jullie te vangen. Daarom, lieve specht, moet jij
je jongen in veiligheid brengen, en jij, lieve
schildpad, moet het water ingaan.'En dat deden ze.
Daarop sprak de Meester als volkomen Verlichte
de volgende regels:
'De schildpad ging het water in
en de specht nam zijn jongen mee.
Daarop verdween ook de gazelle
evenals de andere twee.'
Hij voegde er nog aan toe: 'Toen de jager
terugkeerde naar die plek en niemand zag, raapte
hij de gescheurde zak op en ging terneergeslagen
naar huis. De drie vrienden waren elkaar zolang ze
leefden trouw en werden na hun dood beloond naar
hun werken.'
Na deze les maakte de Meester de samenhang
duidelijk: 'Dewadatta was de jager, Sariputta was
de specht, Mogallana was de schildpad en de
kurungagazelle was ik.'
|