Ganesha
Eens gebeurde het, dat de god Shiva thuiskwam
en hij voor de deur een van zijn dienaren aantrof.
Deze verbood hem de toegang tot het huis met de
boodschap dat Parvati, dochter van de bergen en de
vrouw van Shiva, aan het baden was en opdracht had
gegeven om niemand door te laten. Shiva wierp de
dienaar een dreigende blik toe en zonder zich ook
maar iets van diens woorden aan te trekken, liep
hij naar binnen.
Toen de badende Parvati plotseling haar echtgenoot
voor zich zag staan, steeg het schaamrood haar
naar de wangen. Ze bedekte haar naaktheid en rende
naar haar slaapvertrek. Naar aanleiding van dit
incident dacht Parvati: Ik zou een dienaar
helemaal voor mezelf moeten hebben; iemand die
alleen naar mij luistert en werkelijk doet wat ik
hem opdraag. Uit het vuil van haar lichaam
creëerde zij op een dag een knappe jonge man. Hij
had een gaaf lichaam en was oersterk. Nadat ze hem
in kleren had gestoken en zijn uiterlijk verfraaid
had met sieraden en juwelen, zei ze tegen hem:
'Jij bent Ganesha, mijn eigen zoon, in dit huis
heb ik niemand behalve jou.' De jonge man maakte
een diepe buiging en vroeg: 'Waarmee kan ik u van
dienst zijn, ik zal doen wat u mij opdraagt.'
'Lieve zoon,' antwoordde Parvati, 'van nu af aan
zul je mijn deur bewaken. Zonder mijn toestemming
mag je niemand, maar dan ook niemand binnen laten.
Gebruik desnoods geweld.' Als een liefdevolle
moeder omhelsde zij Ganesha.
Daarna gaf ze hem een stevige stok en liet hem
post vatten voor de deur van het huis, terwijl zij
zelf binnen bleef om zich te baden. Niet lang
daarna kwam Shiva thuis, in gezelschap van een
groep volgelingen.
Ganesha, die niet wist met wie hij te maken had,
hield zijn stok in de aanslag en waarschuwde:
'Zonder toestemming van mijn moeder mag u niet
naar binnen.' Shiva keek hem aan en zei: 'Domoor,
wie ben jij om mij tegen te houden? Weet je dan
niet dat ik Shiva ben?' Als antwoord kreeg Shiva
een stevige mep met de stok. 'Je bent niet goed
bij je hoofd,' tierde hij. 'Ik ben Shiva, de man
van Parvati. Ik woon hier en ik ga nu naar
binnen.' Voor hij een stap verder kon doen kreeg
hij voor de tweede maal een klap. Shiva liep terug
naar zijn volgelingen om zich te beklagen. 'Wie is
die jongen en wat wil hij? Wat is er eigenlijk aan
de hand, waarom staan jullie hier toe te kijken
zonder iets te doen?' Aangespoord door hun leider,
stapten de volgelingen op Ganesha af. 'Wie ben
jij? Wat wil je? Als je niet maakt dat je wegkomt,
riskeer je je leven,' riepen ze hem toe.
Ganesha liet zich niet bang maken en vertelde wie
hij was.
Maar hij maakte hun tevens duidelijk dat hij niet
van plan was van zijn post te wijken. Shiva zat nu
met een probleem. 'Luister,' sprak hij, 'jullie
zijn mijn volgelingen, die knaap daar is de zoon
van Parvati. Waarom zou er strijd moeten zijn?
Maar als ik mij zomaar laat afwimpelen, zullen de
mensen dan niet zeggen dat de grote Shiva bang is
voor zijn vrouw? Hoe kan zij zo halsstarrig zijn.
Die Ganesha moet daar weg bij de deur en als er
strijd moet zijn dan is Parvati daar
verantwoordelijk voor. Laat het gevecht beginnen.'
De volgelingen grepen hun wapens en onder het
slaken van strijdkreten gingen ze tot de aanval
over.
Ganesha pakte een enorme knots en elke keer als
hij er een klap mee uitdeelde, klonk het gekraak
van botten.
Armen, benen en hoofden vlogen in het rond.
De volgelingen van Shiva waren geen partij voor
deze machtige krijger.
Als herten die een leeuw bespeuren stoven ze in
tien richtingen uiteen.De goden hadden deze
afstraffing vanuit hun hemelse verblijfplaats
gadegeslagen. Onder leiding van de god Vishnu
verschenen ze op het strijdtoneel. Vishnu zei
tegen Shiva: 'Zonder list is Ganesha niet te
verslaan. Het geluk is aan zijn zijde. Hij is
oersterk, een ware held die van vechten houdt.'
Vishnu bedacht een plan en vertelde het aan Shiva.
Daarna bond hij de strijd aan met Ganesha.
Terwijl deze twee aan het vechten waren, sloop
Shiva van achter nabij en sloeg met zijn drietand
het hoofd van de romp van Ganesha.
Toen Ganesha was gedood, begonnen de goden en de
volgelingen van Shiva luid jubelend in het rond te
dansen. Juist op dat moment kwam Parvati naar
buiten en zag het onthoofde lichaam van haar zoon
voor de deur liggen. Zij begon hardop te jammeren:
'Wat moet ik doen, waar kan ik heen? Het noodlot
heeft toegeslagen, de goden hebben mijn zoon
vermoord. Hoe zal ik dit verdriet ooit te boven
komen.
Maar mijn wraak zal zoet zijn.' In een oogwenk
creëerde zij honderdduizend Sakti's, woest
uitziende godinnen met tien armen. 'Moeder,'
spraken zij, 'wat wilt u dat wij doen?' In haar
razernij antwoordde Parvati: 'O godinnen, ik wil
dat jullie de wereld vernietigen. Verslind alles
wat op je pad komt, goden, halfgoden, zieners, ja
zelfs mijn eigen volgelingen.' Op haar bevel
begonnen de godinnen hun verwoestende werk. Overal
waar je keek waren Sakti's en alles wat leefde
pakten ze op en wierpen het in hun opengesperde
mond.
De goden waren machteloos, met afgrijzen staarden
ze naar dit huiveringwekkende tafereel. En terwijl
ze aan het beraadslagen waren wat hun te doen
stond om deze verwoesting een halt toe te roepen,
verscheen hun leermeester Narada, de ziener, in
hun midden.
De goden wierpen zich aan zijn voeten en vroegen
hem om hulp.
Daarop sprak de ziener: 'Zolang Parvati, de
dochter van de bergen, geen medelijden heeft, zal
er ellende zijn. Laat daar geen misverstand over
bestaan.' Toen ging Narada, met in zijn gevolg nog
een aantal zieners, naar Parvati. Hij nam een
buigende houding aan en sprak: 'O moeder van de
wereld, wij brengen u hulde. U hebt alles
geschapen, u bent de macht die beschermt en u bent
de macht die vernietigt. O godin, wees voldaan,
wees kalm.' Parvati bleef nijdig kijken en zei
geen woord. Opnieuw maakte Narada een diepe
buiging en vervolgde zijn verzoek om genade. 'O
godin, vergeef ons de fout die is gemaakt. Wij
zijn uw eigen kinderen, we voelen ons ellendig,
heb medelijden.' Na deze woorden te hebben
aangehoord verscheen er een glimp van tevredenheid
in de blikken van Parvati. Zij sprak: 'Als jullie
mijn zoon weer tot leven brengen zal ik een einde
maken aan deze verwoesting.
Als jullie hem respect tonen en hem opziener van
de goden maken, dan zal er vrede zijn.' Met deze
boodschap keerde Narada terug naar de goden. Shiva
begon voorbereidingen te treffen om aan de eis van
zijn vrouw tegemoet te komen.
Aan de goden gaf hij de opdracht om het lichaam
van Ganesha te halen en het te wassen.
Daarna sprak hij: 'Ga naar het noorden en hak het
hoofd af van het eerste levende wezen dat jullie
tegenkomen.' De goden trokken naar het noorden en
het eerste wat ze zagen was een olifant met één
slagtand. Ze hakten zijn hoofd af, brachten het
terug en bevestigden het aan de romp van Ganesha.
Vervolgens nam Shiva wat nectar van de goden en
terwijl hij gebeden prevelde sprenkelde hij wat
druppels op het zielloze lichaam. Bij de eerste
druppel die op hem viel kwam Ganesha weer tot
bewustzijn. Hij stond op alsof hij slechts een
dutje had liggen doen. Zijn ledematen zagen er nog
even krachtig en schitterend uit als tevoren en op
zijn schouders stond een vrolijk blozende
olifantenkop.Iedereen was blij en het meest van
allemaal natuurlijk Parvati, nu haar zoon weer
levend en gezond was.
EINDE
|