Foevels en de
dief
Er was eens een auto die Foevels heette.
Niet zomaar een auto, maar een mooie grijze auto
met zo'n ster op de voorkant van de motorkap. Zijn
baasje was apetrots. Na vele jaren sparen had hij
eindelijk zo'n auto kunnen kopen. Foevels en hij
waren dikke maatjes. Samen reden zij heen en weer
door Nederland. 'Ga je vandaag weer mee naar
Amsterdam', vroeg het baasje 's morgens. En
Foevels bromde dan tevreden met zijn dieselmotor.
Op een avond parkeerde het baasje Foevels voor
de deur. Met de afstandsbediening in de
autosleutel deed hij de portieren van Foevels op
slot. Normaal knipperde Foevels terug met zijn
oranje knipperlichten. 'Prettige avond, baasje.
Gaan wij morgen weer lekker zoeven?', zei hij dan
in autotaal. En het baasje keek tevreden naar de
flikkerende lampen. Maar vanavond knipperde
Foevels in paniek terug. 'Nee, nee, niet weggaan,
de deur is niet goed op slot'. Het baasje had
alleen nog niet geleerd om autotaal te spreken.
Dus hij dacht dat het slot gewoon werkte en liep
naar zijn voordeur. Foevels knipperde nog een paar
keer, maar het baasje zag het niet. 'O, wat nu',
dacht Foevels, 'het slot werkt niet goed, straks
komt er een dief, en wat dan?' Die morgen waren
namelijk alle sloten in Foevels vervangen. De
garagemeneer had wel geprobeerd of de nieuwe
sloten werkte, maar hij had niet goed gekeken. De
rechterdeur deed het niet automatisch. Foevels had
het wel gemerkt en het tegen de garagemeneer
geknipperd, maar ook de garagemeneer sprak geen
autotaal.
Ongerust stond Foevels die avond in de straat.
Elke keer als er iemand langs kwam, dacht hij
'o,o, is dit een dief?' Maar de ene keer was het
een oud mevrouwtje dat haar hond uitliet, en de
andere keer waren het twee kinderen die aan het
spelen waren op de stoep. Het werd langzaam nacht
en Foevels dommelde een beetje in. Hij droomde
onrustig over kapotte sloten, dieven en baasjes
die hem niet verstonden.
Plotseling voelde hij dat er iemand aan hem
zat. Geschrokken werd hij wakker en zag dat er een
lange, dunne man om de auto heen sloop. Hij had
een zwarte muts op en hele gemene ogen. Eerst
voelde de man aan de linkerdeur. Die zat gelukkig
dicht. Foevels bad in stilte dat de man niet zou
ontdekken dat de rechterdeur wel open was. 'O,
baasje, wordt toch gauw wakker, kom mij redden',
dacht hij. De man was een dief, zo eentje die
autoradio's steelt. Stilletjes voelde hij aan alle
portieren en aan de achterklep. Alles zat dicht.
Tot hij bij het rechterportier was. 'He, die is
open,' fluisterde hij geniepig. 'Mooi, dan kan ik
die autoradio pikken.' Foevels verstijfde van
angst toen de rechterdeur openging. 'Help,' dacht
hij, 'nu zit die engerd al in mij, wat gaat hij
doen?' De dief greep de autoradio, trok hem uit de
houder, knipte de draden door en deed de radio in
zijn jaszak. Gauw keek hij verder rond in Foevels,
of hij nog meer kon vinden. Foevels raapte al zijn
moed bij elkaar en begon wild te knipperen. Hij
wilde ook toeteren, maar de angst snoerde de
claxon dicht. 'Help, hier zit een dief!' knipperde
hij in autotaal. Maar niemand die hem zag. De dief
keek verbaasd op toen hij het oranje geknipper
zag. 'Potverdrie,' dacht hij, 'er zit alarm in de
auto, ik moet er als de donder vandoor'. En hij
sprong uit de auto en rende heel hard weg, met de
autoradio.
Foevels was opgelucht toen de dief wegrende.
Maar hij was ook heel geschrokken en verdrietig.
Nu was de autoradio weg. En dat was altijd zo
gezellig geweest. Dan had zijn baasje een CD in de
autoradio gestopt en was er mooie muziek in de
auto. Nu was dat weg. Uit Foevels' koplampen liep
een dikke traan. Hij hoopte dat het snel ochtend
zou worden en dat zijn baasje zou komen om hem te
troosten.
Om zeven uur stond het baasje bij Foevels. Hij
schrok heel erg. Die arme Foevels, er was
ingebroken. En het baasje zag nu ook wel dat het
slot niet goed werkte. Hij was wel blij dat de
dief Foevels geen pijn gedaan had. Stel je voor
dat die man een ruit ingeslagen had, dat had
Foevels wel heel zeer gedaan. Het baasje was boos.
'Waarom zijn er toch dieven in de wereld, waarom
blijven ze niet van andermans spullen af?' Hij
aaide Foevels even over de motorkap en zei 'in het
weekend gaan wij een nieuwe radio kopen.' Toen
stapte hij in en samen reden ze naar Haarlem. En
omdat er nu geen muziek was van de autoradio,
zongen Foevels en het baasje gezellig samen en dat
klonk nog het mooist.
door Birgit
Douma
|