Foei,
kabouterneusje
"Hoie-hoi! Hoie-hoi, kabouter Hummel!"
"Nellie! Nellie Konijn!"
Al dat lawaai boven de grote boswei in het
toverbos komt vanaf de groene bezemsteel van de
goede heks Kabouterneusje.
"Hup, bezempje, dalen. Naar beneden, schiet op,
ik wil naar mijn vriendin Nellie Konijn", krijst
de heks.
"Hup, hup", roept kabouter Ukje die achter haar
zit. "Schiet op! Ik wil naar mijn vriendje
Hummel!"
Hij neemt zijn muts van zijn hoofd en zwaait
ermee.
"Ik ben er ook, belletje van Hummel", rinkelt
het belletje aan zijn muts.
"Leuk nog meer lawaai. Vooruit, heksenbel",
lacht Kabouterneusje. Dat laat de grote heksenbel
aan de hoge heksenhoed zich geen twee keer zeggen.
Ze doet haar best, en hoe!
"Ring! Ring! Ring! Wij komen op bezoek uit het
kabouterbos!"
Gelukkig kan de groene bezem van Kabouterneusje
niet praten of rinkelen. Wat hij wel kan? Wapperen
met zijn takkenbos.
Zjoefff, zjoefff, zjoefff, wappert hij.
Een uurtje later wandelen Kabouterneusje en
Nellie over het bospad. Naast haar, op zijn
takkenbos, wandelt de bezem. Kabouterneusje graait
in de diepe zak van haar heksenkleed.
"Nellie, kijk eens wat ik heb meegebracht?"
"Heksenbabbelaars! Wat lekker."
"Stil! Laat Hummel het niet horen. Ik mag van
hem geen babbelaars maken."
Dat begrijpt Nellie best, want wie op
heksenbabbelaars zuigt, wordt onzichtbaar.
"Zullen we er eentje nemen?" fluistert ze.
"Natúúrlijk", fluistert Kabouterneusje terug.
Hap, doet de heks. Hap, doet Nellie en weg zijn
ze. Alleen de bezem is nog te zien.
Om de hoek van het bospad komt Karel Konijn,
het broertje van Nellie, aanrennen.
"Hé, bezem, wat doe jij hier zo alleen? Kom
maar mee, ik breng je gauw naar Kabouterneusje. Ze
heeft je vast al gemist."
Hij grijpt de bezemsteel vast.
Zjoefff, zjoefff, wappert de bezem boos.
"Ja, het is al goed, je bent natuurlijk blij
dat ik je gevonden heb", zegt het konijn
vriendelijk.
Dat bedoelt de bezem helemaal niet. Nijdig
wappert hij met zijn takken. Pats. Karel krijgt
een tik tegen zijn staartje. Pats, nog één.
"Zeg eens even!"
Karel pakt de takken vast.
"Zo, nu kun je niet meer slaan."
Nee, slaan kan de bezem niet meer, maar vliegen
wel. Alsof hij een vogel is, scheert hij over de
struiken, met het konijn hangend aan zijn
takkenbos.
"Help", schreeuwt Karel. "Nare bezem. Ik wilde
je toch alleen maar terugbrengen?"
Wat doen Nellie en Kabouterneusje? Ze lachen!
Ze liggen bijna dubbel van de pret. De heksenbel
lacht ook.
"Hing, hing, hing, gek konijn, hing, hing,
hing."
Floep, daar is Nellie. Floep, daar staat ook
Kabouterneusje. De babbelaars zijn op.
"D...daal, b...bezem!" hiklacht de heks. Boem.
De bezem staat weer op het bospad. Wie daar ook
is? Hummel.
Hij schudt zijn hoofd. Het belletje aan zijn
muts rinkelt:
"Kabouterneusje is stout, ringeling."
"Dat weet Kabouterneusje zelf ook wel", zegt
Hummel.
"Geef mij die babbelaars maar, ondeugende
heks."
Hij houdt zijn hand op. Kabouterneusje legt er
zes babbelaars in.
"Het was juist zo leuk", moppert Nellie.
"Nog wel," zegt Hummel, "maar als Karel zich
bezeerd had, was het niet meer leuk geweest."
"Bah, wat ben jij flauw en braaf", rinkelt de
heksenbel boos.
Hummel loopt naar de boswei, maar opeens blijft
hij staan en kijkt naar zijn teentjes. Daar begint
het te kriebelen. Hij weet wat dat betekent: hij
móet dansen. Leuke, vrolijke, droevige, of gekke
kabouterdansen. Hij legt zijn handen op zijn rug
en danst. Van links naar rechts, voorover en
achterover. De punt van zijn muts zwiept heen en
weer en het belletje rinkelt:
"Wat is dat voor een dans, Hummel?"
"De onzichtbare heksendans, belletje."
"Ringeling", rinkelt het belletje.
"Heksenbabbelaars. Weg zijn en konijnenheksen."
"Belletje! Van dat verhaal snapt niemand iets",
lacht Hummel. "Kom hier, dan stop ik jou weg."
"Niet doen", rinkelt het belletje. "Ik ben al
braaf, net zo braaf als Kabouterneusje.
Ringeling."
Is Kabouterneusje echt braaf? Met Nellie
wandelt ze weer door het toverbos. Naast haar, op
zijn takkenbos, wandelt de bezem. Weer graait
Kabouterneusje in de diepe zak van haar
heksenkleed.
"Nellie, kijk eens wat ik heb meegebracht?"
"Heksenbabbelaars! Wat lekker."
"Stil!" De kabouterheks kijkt om zich heen.
"Laat Hummel het niet horen."
"Zullen we?" vraagt Nellie.
"Natúúrlijk", knikt Kabouterneusje.
Even later wandelt de bezem weer alleen over
het bospad.
"Foei Kabouterneusje!" rinkelt de grote
heksenbel. "Wat ben jij lekker stout!"
door Carry W.
Zijlstra-van Dijk
Bron:Kinderverhalen - op internet
|