Flits, de
dromenkabouter Flits, de
dromenkabouter, plukt aan zijn lange
baard. Dan frunnikt hij aan zijn neus en krabt
achter zijn oor. Hij verveelt zich.
'Pfff!' zucht hij. En: 'Pwaaa! Wat een problemen!
De kinderen dromen over robots en monsters, over
stoere vechtjassen en gevaarlijke slechteriken.
Maar wie droomt er nog over kabouters en elfjes?
Over feeën en tovenaars?'
Flits roert in zijn kom kijk-soep.
'He! Wie is dat?' roept hij verrast. Hij wacht tot
de kijk-soep glad en helder is. De stukjes
duizendblad en paardebloem-wortel zakken naar de
bodem. In de kom verschijnt het beeld van een
jongen. Hij staat voor het raam en kijkt naar de
sterren.
'Dat is een echte dromer!' lacht Flits. 'Die moet
van kabouters en elfjes houden.'
De dromenkabouter trekt vlug zijn mooiste
sterrenmantel aan.
'Flits! Flits! Flits!' roept hij.
En hop! Hij staat op de vensterbank, voor de neus
van de jongen.
'W... wie ben jij?'schrikt de jongen.
'Flits, de dromenkabouter. En hoe heet jij?'vraagt
hij nieuwsgierig.
'Ik ben Michiel', stelt de jongen zich voor.
'Hou jij van kabouters?'vraagt flits.
'Tuurlijk!' zegt Michiel. 'En ook van elfjes en
van tovenaars en van...'
'Mooi! Dan mag jij mee naar Kabouterland.'
Michiel grabbelt zijn knuffelbeer van bed.
'Zorg dat niemand je hoort of ziet', fluistert
Flits.
'Is Kabouterland ver?' vraagt Michiel.
'Voorbij de bergen', antwoordt Flits.
'Zo ver kan ik nooit lopen!' zucht Michiel.
Niet nodig', lacht Flits.
Hij fluit op zijn vingers. Even later hoort
Michiel een vreemd gesuis. Vlak voor zijn voeten
landt een luchtballon.
'Stap maar in de mand', zegt Flits.
Michiel wil zijn beer in de korf zetten.
'Met dat gekke ding vlieg ik niet mee!'
protesteert de beer. 'Brul, jij kunt praten!?'
roept Michiel.
'Tuurlijk kan ik praten', bromt Brul. 'En jij
krijgt me die mand niet in.'
'Dan laten we jou hier alleen achter', zegt Flits.
'En dan komt de grote beren-vreter om jou op te
eten!'
'Ik... ik ga wel mee', bibbert Brul.
Zo gauw ze alle drie aan boord zijn, fluit Flits
weer op zijn vingers. Langzaam gaan ze de lucht
in.
'Bestaat die beren-vreter echt?' vraagt Michiel.
'Die heb ik verzonnen om Brul toch nog mee te
krijgen', lacht flits.
De maan schijnt helder over de bomen en over de
rivier.
'Prachtig!'geniet Michiel.
Maar opeens steekt er een hevige wind op.
De luchtballon schiet de hoogte in. De mand
zwiert heen en weer. Michiel houdt zich stevig
vast aan de rand. Hij is heel bang.
'Ik ben luchtziek!' jammert Flits. Maar daar trekt
de wind zich niks van aan. Hij waait harder en
harder. Michiel knijpt zijn ogen dicht.
'Stomme ballon!' brult Brul. 'Ik wil eruit!'
Michiel gluurt tussen zijn vingers. De ballon
vliegt recht op een berg af.
'We slaan te pletter!' huilt Michiel.
Maar de wind blaast hen recht naar boven.
Ze scheren vlak over de top.
Oef! Dat was op het nippertje!
Ze gaan hoger en hoger. Opeens verdwijnt de wind.
Ze hangen doodstil boven de wolken. Heel zachtjes
daalt de luchtballon neer.
'Stap maar uit', zegt Flits.
Dan zak ik door de wolken, denkt Michiel.
Flits kruipt uit de mand. Hij springt een paar
keer op en neer. 'Stevig wolkje', stelt hij
Michiel gerust.
'Ik zet geen poot buiten deze mand', gromt Brul.
'Ik ben niet gek.'
'Kom, Michiel', wenkt de dromen-kabouter. 'Wij
gaan samen verder.'
Alleen achterblijven lijkt Brul ook maar niks.
'Wacht op mij!'roept hij.
'Is dit Kabouterland?'vraagt Michiel.
'Tuurlijk, niet! Dit is het rijk van heer Maan en
van de sterren-feetjes.'
'Janneke Maan met zijn gekke broekje aan', zingt
Brul met zijn zware bromstem.
Wie durft mij te beledigen?' klinkt het boos.
Een wolk verder zit Heer Maan, omringd door wel
honderd sterren-feetjes.
Wat ziet die er stom uit met zijn slaapmuts',
lacht Brul.
'Het spijt me, Heer Maan,' zegt Michiel snel,
'mijn beer is erg onbeleefd.'
'Ach, het is niet zo erg, Michiel', zegt Heer Maan
vriendelijk. 'Kent u mij?' vraagt Michiel
verbaasd.
'Ik ken alle kinderen die 's nachts naar de maan
kijken', glimlacht Heer Maan.
Flits vertelt hoe de wind hen uit hun koers
geblazen heeft. 'Tsss, tsss, tsss', schudt Heer
Maan zijn ronde hoofd. 'Die gekke wind speelt zo
graag met ballonnen. Gisteren waaide hij er nog
eentje tussen de varkens! Feetje Twinkel, roep de
wind eens!'
'Had je me nodig, Heer Maan', suist even later een
stem. 'Wind', zegt Heer Maan streng, 'hoe vaak heb
ik het al niet gezegd. Luchtballonnen zijn geen
speelgoed. Zorg ervoor dat Flits, Brul en Michiel
in Kabouterland komen!'
'Ik mag ook nooit wat', zeurt de wind.
Maar hij brengt hen toch rustig naar Kabouterland.
'Jullie hebben geluk', zegt Flits. 'Het zijn hier
net de lekkerbek-fuif-dagen!'
'Klinkt reuzetof', lacht Michiel.
'Ik vertrouw het hier voor geen cent', pruttelt
Brul.
'Je was leuker toen je niet praatte', zucht
Michiel. 'Wat ben jij een mopperpot!
'Heb je honger, Michiel?' vraagt Flits.
Als een olifant!' smakt Michiel.
'Tast dan maar toe', nodigt Flits hem uit. De
bomen en struiken hangen vol lekkers. Taarten
groeien als kolen uit de grond en de gebraden
kippen vliegen in het rond. Michiel smult tot hij
geen pap meer kan zeggen. Zelfs Brul moppert even
niet.
'Smaakt het?' klinkt een krakende stem.
'He, Krokus!' groet Flits.
Michiel veegt een kruimel taart van z'n wang.
`Dit is hoofdkabouter Krokus`, zegt Flits.
`De kabouterkinderen zullen blij zijn dat er
bezoek is', lacht Krokus. 'Bezoek maakt onze
lekkerbek-fuif-dagen dubbel leuk!'
'Met de lekkerbek-fuif-dagen hebben de kleine en
de grote kabouters tien dagen vrij', vertelt
hoofdkabouter Krokus. `Misschien kunnen we de
kleine kabouters verrassen. We zetten Michiel op
eend Kwispel en laten hem de Lol-zaal in
vliegen...'
"Niet meer vliegen!' smeekt Michiel.
Te laat!
Krokus plant Michiel en Brul op de rug van een
grote, groene eend.
'Hop, Kwispel!'roept Krokus en de eend stijgt luid
kwakend op.
Even later vliegt ze in volle vaart een vrolijk
verserde zaal binnen.
De kaboutertjes kunnen hun ogen niet geloven!
Een echt mensenkind op de rug van Kwispel.
Ze klappen luid in hun handen.
'Kwaak! Kwaak!' kwekt Kwispel trots. 'De
kabouters klappen voor mij! Nu moet ik mijn
kunstjes tonen!'
Kwispel vliegt rondjes door de zaal, sneller en
sneller. Michiel slaat zijn armen om de nek van
Kwispel.
Brul grabbelt de broek van Michiel beet.
Kwispel maakt een salto, vliegt ondersteboven
verder en smakt bijna tegen een kast vol
speelgoed.
Michiel voelt Brul wegglijden.
'Hou je vast, Brul!' gilt Michiel.
In de volgende bocht houdt de beer het niet meer.
Hij valt naar beneden.
Op dat moment komt Krokus binnen. Hij kan Brul nog
net in zijn armen opvangen.
'Kwispel, ben je nou helemaal betoeterd!' roept
hij boos. 'Kom naar beneden!'
'He, wat flauw!' kwekt Kwispel. 'Het ging net zo
leuk.' 'Waarom spelen jullie niet buiten?' stelt
Krokus voor.
'Ja! We gaan stengel-zwieren!' roept Wibbel.
Wibbel is een kaboutertje met een wipneus en
glinster-ogen.
Hij lacht de hele dag.
De andere kleine kabouters vinden dat een
schitterend idee. Stengel-zwieren is hun
lievelingsspel.
'Ga je mee, Michiel?'vraagt Wibbel.
'Mijn hoofd voelt raar', kreunt Michiel.'Vliegen
op de rug van eend Kwispel is nog erger dan met
een dolle luchtballon." Teel erger!
En veel gevaarlijker', grommelt Brul.
'Ik blijf liever rustig hier', probeert Michiel.
Maar Wibbel pakt hem bij zijn hand en trekt hem
mee naar buiten. Brul volgt. 'Dat loopt weer
fout!' bromt hij. Michiel hoort de jonge kabouters
lachen. Ze plonzen in de beek. Krokus zit op een
bank. Hij houdt een oogje in het zeil.
'Dit is nu stengel-zwieren', wijst Wibbel. Michiel
ziet hoe een kabouter met een gele muts het topje
van een rietstengel tegen de grond drukt.
Vier andere kabouters houden zich stevig vast aan
de gebogen stengel.
Een, twee, drie!' roept Wibbel.
De kabouter met de gele muts laat de rietstengel
los. En oeps... daar vliegen de vier kaboutertjes
door de lucht.
'Ook eens proberen?' vraagt Wibbel.
'Ik heb al genoeg gevlogen!' vindt Michiel. 'Ik ga
liever zwemmen in de beek.'
'We hebben honger!' roept Wibbel.
De kabouters hebben al uren gespeeld.
Hun magen zijn leeg.
'Dan is het tijd voor het lampion-feest', zegt
Krokus. 'Kom, kinderen!'
Michiel volgt de kabouters naar het dorp.
'Wat mooi!'roept hij verrast.
De huizen en de bomen zijn versierd met lantaarns
van gekleurd papier. Overal staan lange tafels vol
taarten en kruiken met bessensap. Er zit ook een
orkest.
'Blij dat je meegekomen bent?' vraagt Flits.
'Jaaaaa!' knikt Michiel.
Krokus klapt drie keer in zijn handen. Dan begint
het feest. De muzikanten toeteren, blazen en
trommelen tot ze er rood van zien.
De kabouters dansen. Maar niet alleen de
kabouters. Want op het lampionfeest zijn alle
dieren van het bos uitgenodigd. Die kunnen toch
niet slapen met al die herrie.
'Hum, hum... zou jij met mij willen dansen?'
Dat vraagt een egelvrouwtje aan Brul.
Ik kan helemaal niet dansen', zegt Brul.
'Iedereen kan dansen', vindt dame egel.
Ze pakt Brul stevig in haar poten en zwiert hem in
het rond. Brul spartelt. Wat een prikbeest!
'Dat egelvrouwtje is verliefd op jou, Brul!'
giert Michiel. Hij kronkelt over de grond van het
lachen. Brul kijkt vreselijk boos.
'He, knapperd! Zin in een wals?'
Naast Michiel staat een dikke pad.
'Nee, nee... dank u', griezelt Michiel.
Een dans weigeren is erg onbeleefd!' zegt de pad.
`Verliefd?' grinnikt Brul.
'Mond houden!' sist Michiel.
Gelukkig zijn er ook mooie kaboutermeisjes die
met Michiel dansen.
Ik wil de hele nacht feesten, denkt hij.
'Het is tijd om naar huis te gaan', fluistert
Flits in zijn oor. 'Nog eventjes?' pruilt Michiel.
'Ik heb geen zin om al weg te gaan.'
'Je moet voor de ochtend thuis zijn', zegt Flits.
'Je mama mag geen leeg bed vinden!'
'Voor de kleine kabouters is het ook slaaptijd',
troost Krokus hem. 'Volgend jaar houden we weer
lekkerbek-fuif-dagen. En dan mag je terugkomen.'
' Kan dat, Flits?' vraagt Michiel.
`Ik zal ervoor zorgen', belooft de
dromenkabouter. 'Ik ga nu mijn luchtballon
halen. Wacht op mij aan de rand van het bos.'
Michiel neemt afscheid van zijn nieuwe vrienden. ,
Ik zal je missen!' zucht Wibbel. Michiel zoekt
zijn beer.
Die ligt luid te snurken onder een dikke eik.
Misschien droomt hij van dame egel, denkt
Michiel.
Hij tilt Brul voorzichtig op.
Ik wil niet dansen!' grommelt hij in zijn slaap.
We gaan naar huis', fluistert Michiel.
Het is overal stil. De kabouters hebben de deuren
van hun huisjes gesloten. Ze zijn allemaal moe van
het lekkerbek-fuif-feest.
In de verte hoort Michiel het suizen van de
luchtballon
|