De feeën in
het badhuis
Er was ooit, of was er nooit? Ja ooit, in
vroegere tijden, toen de zeef nog in het stro lag,
toen de kameel nog boodschapper en de vlieg nog
kapper was, toen waren er twee bochelaars; ze
waren vrienden. Hun bochelruggen waren zo krom dat
hun neuzen bijna de grond raakten. Op zekere dag
ging een van die bochelaars naar het badhuis.
Omdat hij dacht dat van goed wassen zijn bochel
misschien wel kleiner zou worden, bleef hij zich
maar wassen tot het avond werd. Terwijl iedereen
al lang weer naar huis was gegaan, bleef hij zich
wassen. Zelfs de badmeester was de arme bochelaar
helemaal vergeten, had het badhuis afgesloten en
was weggegaan. Nu was er niemand meer behalve de
bochelaar. Deze had er helemaal geen idee van dat
het al avond was geworden. Toen hij eindelijk
klaar was met wassen, kwam hij uit bad, kleedde
zich aan en pas toen hij de deur uit wou gaan,
bemerkte hij tot zijn schrik dat deze op slot zat.
De arme man riep en schreeuwde uit alle macht,
maar ten slotte besefte hij dat er niemand meer
was. Hij ging in de hoek op een muurbank zitten om
de nacht door te brengen. De tijd verstreek en de
bochelaar werd moe. Hij ging liggen en viel in
slaap. Midden in de nacht brak er een hels kabaal
los. De bochelaar schrok wakker. Hij keek om zich
heen. En wat zag hij daar! Het badhuis liep vol
met mannen. Maar nee, dat waren geen mensen zoals
iedereen ze kent, het waren feeën. Ze kleedden
zich allemaal uit en begonnen zich te wassen. Na
het wassen maakten ze een grote kring. En ze
dansten en sprongen in het rond.
Terwijl ze stampend ronddansten zongen ze op de
maat steeds maar weer: "Het is woensdag,
woehoensdag." De bochelaar vond hun rondedans zo
leuk, dat hij ging meedoen en "het is woensdag,
woehoensdag" ging meezingen. Nu wist hij dat het
in werkelijkheid die dag geen woensdag, maar
donderdag was. Maar hij paste zich aan en zei ook
steeds: "het is woensdag, woehoensdag." Tot de
ochtend dansten ze springend rond. Toen de hemel
licht begon te worden kleedden de feeën zich weer
aan en maakten zich klaar om te vertrekken. Maar
precies op het moment dat ze naar buiten zouden
gaan, draaiden ze zich om naar de bochelaar en
zeiden: "Jij hebt je aan ons aangepast. Jij hebt
ook de hele tijd 'woensdag' gezegd. We willen
daarom graag iets voor je terug doen." Toen
sloegen ze één voor één eerst op de bochel op zijn
rug en dan op de muur, en waren daarna verdwenen.
Op zijn rug was helemaal niets meer over van de
bochel, hij was weer recht van lijf en leden. 's
Ochtends kwam de badhuismeester en deed het
badhuis open. De man ging zonder zich aan de
badmeester te laten zien de deur uit en liep naar
huis. Maar degenen die hem onderweg zagen bleven
stomverbaasd staan kijken. Toen zijn vriend, de
andere bochelaar, hem zag, vroeg die meteen: "Wat
heb je gedaan? Hoe komt het dat je bochel weg is?"
En de man vertelde wat hem was overkomen. De
tweede bochelaar dacht toen: Ik ga ook een keer op
donderdag naar het badhuis.
Toen het weer donderdag werd ging de tweede
bochelaar 's ochtends vroeg naar het badhuis. Hij
waste en waste zich tot het avond werd. De
badmeester vergat ook hem, sloot het badhuis af en
ging weg. De man ging op de bank zitten, en ten
slotte ging hij ook liggen en viel in slaap. Weer
werd het middernacht. Toen schrok ook deze
bochelaar wakker van een enorm lawaai: hij deed
een oog open en zag dat het hele badhuis vol was
met feeën. De man werd blij en dacht: Daar heb je
ze dus, oké, dat klopt. Op dat moment begonnen de
feeën zich allemaal te wassen. Dat vond de man
maar raar: "Wassen is iets voor mensen, toch niet
voor feeën!" en hij begon ze uit te lachen. De
feeën werden erg kwaad op hem, maar ze zeiden
helemaal niets. Na het wassen vormden zij weer een
grote kring en begonnen te dansen en "het is
woensdag, woehoensdag" te zingen. Daar klopte
volgens de bochelaar niets van en hij begon tegen
hun in "het is donderdag, donderdag" te zingen. En
als de feeën naar rechts draaiden, dan draaide hij
naar links, en als de feeën naar links dansten,
dan danste hij expres naar rechts. Toen werd het
ochtend. De feeën kleedden zich aan en toen ze
wilden vertrekken zeiden ze: "Hé, mensenkind, wat
wij ook zeiden en wat wij ook deden, jij zei en
deed precies het tegenovergestelde. We zullen je
jouw beloning geven." Allemaal gaven ze hem, één
voor één, een tik op de rug en ze verdwenen. Maar
de tweede bochelaar voelde dat het gewicht op zijn
rug was verdubbeld: er was nog een bochel
bijgekomen. Zodra de badmeester 's ochtends het
badhuis opendeed, glipte de man naar buiten. Hij
ging zijn vriend zoeken. Die verbaasde zich toen
hij hem zo zag en vroeg: "Wat heb je in vredesnaam
gedaan, dat je bochel verdubbeld is?"
Tja, toen vertelde de tweede bochelaar alles
wat hij had gedaan. Maar de eerste bochelaar, die
geen bochelaar meer was, zei: "Maar vriend, ik
deed precies hetzelfde als die feeën, terwijl jij
het tegenovergestelde deed." Die arme bochelaar
had nu wel spijt van wat hij had gedaan. Maar ja,
het was te laat. Zijn leven lang heeft hij verder
met die twee zware bochels op zijn rug gelopen.
EINDE
De twee
bultenaren
Iki kanburlar
Pertev Naili Boratav
De Feeën in het badhuis
|