Fabels van
Aesopus
Phaedrus, slaaf aan het hof van de
Romeinse keizer Tiberius, bracht rond 50 n.C. als
eerste de fabels van Aesopus bijeen en zette ze op
schrift. Zij stonden model voor alle latere
fabeldichters, o.w. La Fontaine. Pas in 1703
verscheen de eerste volledige Nederlandse
vertaling, in proza. ARIE PLEYSIER Easopus, wiens
fabels bijna iedereen wel kent, moet geleefd
hebben tussen 550 en 500 vóór het begin van onze
jaartelling.
Waarschijnlijk is hij geboren in Thracië, het
oostelijkste deel van het tegenwoordige
Griekenland. Zijn maatschappelijke positie was
zeer nederig: als zoon van een slaaf was hij zelf
ook slaaf. Bovendien was hij zelfs in die positie
nog niet heel veel waard, want van gestalte moet
hij vreselijk mismaakt geweest zijn. Easopus was
iemand met een te groot hoofd, een bochel en
kromme benen, terwijl hij bovendien nog stotterde.
Natuurlijk was hij te zwak voor de zware
lichaamsarbeid, die op de boerderij van zijn
meester werd gevorderd. Daarom bracht deze hem
naar de slavenmarkt van Ephese, eenmaal een rijke
stad in het westen van Klein-Azië. Maar zou er een
koper gevonden worden voor een zwakke en mismaakte
slaaf als Easopus was? Dat scheen al zeer
onwaarschijnlijk, vooral toen hij op de markt een
plaats kreeg tussen twee zeer knappe slaven,
Cantor en Grammaticus genaamd. De eerste had een
prachtige zangstem, de tweede was zo geleerd, dat
hij de hele Griekse spraakkunst uit zijn hoofd
kende! En daartussen kwam nu net de wanstaltige
Easopus! Weldra kwam er een koper opdagen en wel
een wijsgeer van het eiland Samos.
Zijn naam was Xanthus en op zijn eiland stond
hij zeer in aanzien wegens zijn geleerdheid. Hij
bleef stilstaan voor het drietal, van wie Easopus
het schamelste deel uitmaakte en ondervroeg de
slaven naar hun kundigheden. Natuurlijk zetten
Cantor en Grammaticus hun beste beentje voor.
Cantor zong schone liederen en Grammaticus loste
de moeilijkste taalkwesties op. "En wat kun je nog
meer?"vroeg Xanthus aan de zanger. "Alles heer",
antwoordde Cantor bescheiden. Grammaticus liet
zich niet onbetuigd en verklaarde eveneens, alles
te kunnen. "En jij?"informeerde Xanthus tenslotte
bij Easopus.
"Ik kan niets, heer", antwoordde deze. "Heb je
dan niets geleerd?"vroeg Xanthus. "Ja, heer",
verklaarde Easopus, "maar deze anderen hebben
gezegd, dat zij alles kunnen en dan blijft er voor
mij niets over." Xanthus was een echte wijsgeer en
daarom deed hij een goede keus: hij kocht Easopus
en .hij was een goed meester voor zijn mismaakte
slaaf. Toch bleef Easopus hopen, dat hij nog eens
een vrij man zou worden. En dat is hem ook gelukt.
Want Croesus, de rijke en machtige koning van
Lydië, had besloten, dat hij het eiland Samos zou
veroveren en tegen hem was alle weerstand
nutteloos.
Daarom besloot de Raad der Wijzen, dat er een
gezantschap naar Croesus zou worden gezonden en
men wist genoeg van de slimme Easopus om hem bij
de delegatie te voegen. Deze reisde naar de
hoofdstad van Lydië, maar vond de koning in een
slecht humeur. Zijne Majesteit liet dan ook het
hele gezantschap dadelijk in de kerker sluiten en
bepaalde, dat ze allemaal zouden worden gedood.
Toen liet Easopus vragen of hij Croesus eerst wat
mocht vertellen en deze wens werd genadig vervuld.
"Er was eens een man", vertelde Easopus, "die zijn
netten had uitgezet om vogels te vangen. Maar toen
hij "s avonds ging kijken, vond hij alleen een
krekel. De man werd boos wegens zijn
teleurstelling en wilde de krekel dadelijk doden.
Maar de krekel sprak: "Waarom zou je mij het
leven ontnemen? Ik doe niemand kwaad, ik eet zelfs
niet van de vruchten op het veld.
En de mensen mogen graag naar mij luisteren,
als ik op mijn viool speel. Laat me dus leven, dan
kunnen nog meer mensen naar mij luisteren." Koning
Croesus had nog nooit een fabel gehoord en dus
schepte hij behagen in het verhaal. Niet alleen
spaarde hij Easopus het leven, maar deze mocht nog
bovendien een wens doen. En Easopus sprak toen de
wens uit, dat de vrijheid van zijn vaderland Samos
geëerbiedigd zou worden. Ook dit verzoek werd
toegestaan en als overwinnaar keerde de mismaakte
slaaf Easopus naar Samos terug. Daar schonk men
hem de vrijheid en erkende er voortaan zijn grote
geestesgaven. Waarschijnlijk is Easopus toen
voortgegaan met het vertellen van fabels:
schijnbaar argeloze dierenverhaaltjes, die een
wijze les inhielden voor de mensen.
Zo moet hij bijvoorbeeld aan de rijke maar
gierigere koning Croesus het volgende fabeltje
verteld hebben: "Een rijk man bezat zeer veel
goud. Uit vrees het te verliezen begroef hij het
in zijn tuin en bewaakte het daar jarenlang. Maar
op een morgen vond hij zijn schat gestolen en hij
bracht de hele buurt in rep en roer door zijn
gejammer. Een buurman troostte hem toen door te
zeggen: "Houd toch op met je gelamenteer. Je
gebruikte je goud nooit....
wat heb je dan verloren? Begraaf een steen op
dezelfde plaats waar je goud was verborgen en je
zult even rijk zijn als je altijd geweest bent!"
Een andere fabel, die zich richtte tegen de
tirannen in Easopus' tijd is de volgende: "Een wolf
en een lam kwamen bij dezelfde beek om hun dorst
te lessen. De wolf stond wat hogerop aan de beek,
het lam een stuk lager.
Toen zocht de rover, gedreven door een
schandelijke vraatzucht, ruzie met het lam.
"Waarom", zo zei hij, "hebt gij het water, dat ik
wilde drinken, troebel gemaakt?"Het lam antwoordde
schuchter: "Hoe zou ik, o wolf, gedaan kunnen
hebben, waarover gij zo klaagt? Het water stroomt
immers van u naar mij toe?"De wolf, getroffen door
de kracht van dit betoog, antwoordde: "Zes maanden
geleden hebt gij mij beschimpt.""Toen was ik nog
niet geboren", merkte het lam op. "Bij Hercules",
zei de wolf, "als gij het dan niet was, dan was
het uw vader."En hij verscheurde het lam, dat op
deze wijze onschuldig moest sterven. Deze fabel is
geschreven voor de mensen, die om gezochte redenen
de zwakkeren onderdrukken.
Een Fabel uit
Italië voor 7 jaar en ouder
|