Ezelsvel
Er was eens een erg machtige koning die een
groot rijk had, een schitterend kasteel en trouwe
onderdanen. De koning was erg gelukkig.
Alles ging goed in zijn grote rijk. In de
koninklijke stallen stond een goudezel.
Elke ochtend als de knecht naar de stallen ging,'
vond hij een stapeltje goudstukken van de ezel.
De koning was getrouwd met een lieve koningin en
samen hadden zij een dochtertje waar ze dol op
waren.
Op een kwade dag echter werd het geluk van de
koning wreed verstoord. De koningin werd ziek en
wat er ook gedaan werd door de doktoren, zij was
niet te genezen en stierf in de armen van haar
man. De koning was natuurlijk erg bedroefd en
kleedde zich in rouwkleren. Een heel jaar lang al
treurde. hij om het grote verlies.
Afgezanten van het volk vroegen de koning
toestemming om met hem te komen praten en zij
zeiden:
Sire, wij weten 'dat een grote slag u heeft
getroffen.
Maar u kunt niet doorgaan met in de rouw te
blijven want anders zult u uw vrouw binnenkort in
het graf volgen.
U hebt geen zoon die u kan opvolgen, alleen maar
een dochter.
Wat moet er van Uw land terecht komen.
De koning verzonk in gepeins en de volgende dag
liep hij naar het bos waar een oude tovenaar
woonde die hem vroeger ook wel eens raad had
gegeven.
Hij ontmoette de magere tovenaar die in een wit
kleed was gehuld bij diens hut en nog voor de
koning iets had kunnen zeggen, zei de tovenaar:
Ik weet al waarvoor u komt, sire.
Uw volk wil een kroonprins om u later op te volgen
en ik zal u raad geven.
Laat uw dochter trouwen met prins Kronkelneus.
Samen zullen zij kinderen krijgen en de
troonopvolging is dan geregeld.
De koning ging terug naar Zijn paleis en riep
zijn dochter bij zich.
Luister, sprak hij.
Je hebt nu de leeftijd op te trouwen en ik heb een
goede echtgenoot voor je gevonden.
Het volk wil bovendien dat er gezorgd wordt voor
de troonopvolging als ik er eenmaal niet meer zal
zijn.
Daarom wil ik dat je met prins Kronkelneus gaat
trouwen.
Het prinsesje kreeg een kleur van schrik.
Prins Kronkel neus kwam uit een ander land en was
verschrikkelijk lelijk.
Het prinsesje had altijd gedroomd later te zullen
trouwen met een knappe prins met wie ze heel
gelukkig zou worden.
In haar torenkamer huilde zij die avond tranen met
tuiten.
Plotseling bedacht zij dat er in het bos een goede
fee woonde die haar misschien raad kon geven wat
te doen om niet met prins Kronkelneus te hoeven
trouwen.
Het was al donker buiten toen het prinses je door
de grote tuin van het paleis sloop op weg naar het
donkere bos waar de fee woonde.
De prinses liep behoedzaam tussen de bomen door en
rook de zoete geuren van de bloemen.
Na een tijdje kwam zij inderdaad bij een hutje aan
en nog voordat zij had aangeklopt, kwam de fee al
naar buiten en sprak:
Jij bent de prinses uit het paleis. Je komt mijn
raad vragen, lieve kind.
Zeg maar wat eraan scheelt:
De prinses begon bijna weer te huilen en vertelde
stotterend wat haar vader, de koning, van plan
was.
Daar vinden we wel iets op, sprak de fee die het
arme kind graag wilde helpen.
Je vraagt de koning om een bruidskIeed dat zo
blauw is als de hemel en tegelijk zo rood als de
kleuren yan de ondergaande zon.
Als dat bruidskIeed niet gemaakt kan worden, hoef
je je niet aan het bevel van je vader te houden en
dan ben je vrij om zelf de prins van je dromen uit
te kiezen.
Vol goede moed keerde de prinses stilletjes terug
naar het paleis en de volgende dag vroeg zij aan
haar vader het blauwe en rode bruidskIeed te laten
maken.
Als ik dat heb, zal ik met prins Kronkelneus gaan
trouwen, zei ze.
De koning ging hiermee akkoord en riep' meteen
de meester-hofkleermaker bij zich.
Kunt u een bruidskleed maken dat zo blauw is als de
hemel en zo rood als de kleuren van de ondergaande
zon? vroeg hij.
Sire, sprak de meester-hofkleermaker,' ik kan veel
mooie dingen maken, maar wat u me nu vraagt, is
onmogelijk. Het spijt me erg.
De koning bleef maar één ding over: opnieuw naar
de tovenaar te gaan en hem om raad te vragen. Zo
gezegd, zo gedaan. Zonder dat zijn onderdanen het
merkten, begaf hij zich naar het bos waar de
tovenaar woonde.
Hij legde hem zijn probleem uit. .
Ik weet dat u een bruidskleed zo blauw als de
hemel en tegelijk zo rood als de kleuren van de
ondergaande zon wenst, sire.
Een ogenblikje, het komt eraan.
En ja, daar kwam het bruidskleed in de goede
kleuren al aansuizen.
Het was werkelijk prachtig. Al naar gelang de
lichtval was het afwisselend koningsblauw en
scharlakenrood.
Vol blijdschap ging de koning terug naar het
paleis waar hij de verbouwereerde prinses het
prachtige bruidskleed liet zien.
Het meisje was sprakeloos van verdriet. Wat nu?
Die avond sloop zij weer naar het hutje van de
fee, diep in het bos.
Dat is inderdaad heel erg, zei de fee, toen de
prinses alles had verteld.
Ik kan er niet veel aan doen omdat het een
tover-bruidskleed is.
Maar vraag nu aan de koning een kleed dat net zo
mooi goud-geel is als de maneschijn.
Zeg hem maar dat het blauw-rode bruidskIeed je
niet staat.
Dat deed de prinses de volgende dag en de koning
beloofde haar zo'n goud-geel bruidsjapon te zullen
laten maken.
Opnieuw vroeg hij de tovenaar om raad en deze
toverde een bruidskIeed net zo goud-geel als de
maneschijn.
De prinses was erg teleurgesteld' toen zij het
zag en 's nachts ging zij naar de fee in het
donkere bos en vertelde wat er gebeurd was.
Dan vraag je nu een bruidsjapon zo schitterend als
de zon, antwoordde de fee zuchtend. Ik denk dat
zoiets niet gemaakt kan worden en dan heb je
alsnog een kans dat je niet met prins Kronkelneus
hoeft te trouwen. Doe je best.
De volgende dag ging de prinses naar de koning toe
en zei dat ze het kleed zo
goudgeel als de maneschijn toch minder geschikt
vond voor haar trouwerij.
De koning keek haar wat ontstemd aan, maar knikte
dan.
Ik wil trouwen in een bruidsjapon zo schitterend
als de zon, zei de prinses. .
Goed, dat zal gebeuren, antwoordde de koning.
De tovenaar, aan wie de koning de wens van zijn
dochter overbracht, glimlachte, klapte in zijn
handen, en daar kwam een fantastische bruidsjapon,
bezet met schitterende diamanten door de lucht
gesuisd.
Toen de prinses hem zag, kwamen de tranen in haar
ogen. Wat kon zij nu nog doen om een huwelijk met
de lelijke prins Kronkelneus te vermijden?
Zou de goede fee nog een andere oplossing weten?
Lieve kind, zei de fee 's avonds in het bos, er is
nu nog maar één oplossing.
Je moet je vader vragen een bruidsjapon van de
huid van de goudezel te laten maken.
Omdat de goudezel zorgt voor al het goud van het
koninkrijk, zal je vader aan deze wens vast niet
kunnen voldoen. Probeer het maar.
De prinses zag het vertoornde gezicht van haar
vader toen ze zei dat ze de bruidsjapon die zo
schitterend was als de zon, toch niet geschikt
vond,.
Maar wat wil je dan? vroeg hij, terwijl hij zijn
best deed zijn kalmte te bewaren.
Ik ga trouwen met prins Kronkelneus als ik een
bruidsjapon krijg die gemaakt is van de huid van
de goudezel.
Dat was teveel voor de koning. Hij was woedend,
maar liet niets merken.
Eigenlijk was het onverantwoord om de goudezel van
het koninkrijk op te offeren want het land zou dan
wel eens straatarm kunnen worden.
Maar hij wilde zo graag een opvolger voor de
troon, dat hij de goudezel liet doden en door de
meester-hofkleermaker van de huid een fraaie
bruidsjapon liet maken.
Wanhopig snelde de prinses' s avonds naar de fee
die haar verhaal aanhoorde en droevig knikte.
Luister, er kan niets meer gedaan worden.
De macht van mijn toverij is gebroken.
Je kunt een huwelijk met prins Kronkelneus nu
alleen nog vermijden door het land uit te
vluchten, ver weg van hier waar niemand je kan
vinden.
Maar eerst ga je terug naar het paleis.
Trek de japon van ezelsvel aan,en stop de eerste
bruidsjapon zo blauw als de hemel en zo rood als
de ondergaande zon, de tweede die zo goudgeel als
de maan is en de derde die zo schitterend is als
de zon samen in een kistje dat ik je zal geven.
Ik heb hier een toverstafje voor je.
Daarmee sla je op het kistje.
De drie bruidsjaponnen zullen dan verdwijnen.
Maar overal waar je de japonnen nodig hebt, zullen
zij weer tevoorschijn komen.
Ga nu, voor het te laat is.
De prinses was de fee erg dankbaar en haastte zich
terug naar het paleis.
Daar deed ze wat de fee haar gezegd had en gekleed
in de grauwgrijze japon van ezelshuid verliet zij
het paleis.
Ze liep de hele nacht door tot ze ver weg was in
een streek waar niemand haar kende.
De volgende morgen was in het paleis van de
koning alles in rep en roer, omdat de prinses
spoorloos verdwenen was.
Juist die dag zou prins Kronkelneus komen en zou
de verloving bekend worden gemaakt.
De koning stuurde honderden ruiters het land in om
de prinses te zoeken, maar zij werd niet gevonden.
De prinses liep in haar japon van grauwgrijs
ezelsvel rond en had haar gezicht en handen zwart
gemaakt zodat zij eruit zag als een arm, zwervend
meisje. .
Niemand herkende haar in deze vermomming en de
ruiters van de koning keerden onverrichter zake
terug naar het paleis.
Bedelend langs de huizen trok de prinses door
vreemde landen.
De mensen wierpen haar oud brood toe, maar durfden
haar niet in huis te halen omdat zij er zo arm en
smerig uitzag.
Op een dag kwam zij bij een boerderij en vroeg of
men soms geen werkster nodig had.
Zij werd aangenomen als meid van de boerin en
moest het vuilste werk doen.
De andere meiden en knechten meden haar omdat ze
er zo smerig uitzag, kortom, de prinses had geen
prettig leven.
Ze werd nagejouwd en men noemde haar Ezelsvel,
omdat zij nog altijd de japon van ezelshuid droeg.
Als zij de ganzen hoedde en in de beek keek naar
haar spiegelbeeld, zag de prinses heel goed hoe
onaantrekkelijk zij eruit zag.
Dan waste zij zich om mooi te kunnen zijn, maar
voor zij terugkeerde naar de boerderij, maakte zij
vlug gezicht en handen weer zwart.
Op zondagen had Ezelsvel - zoals men haar op de
boerderij noemde - vrij en dan bracht zij de hele
dag op haar kamertje door.
Daar paste zij haar schitterende japonnen die uit
het kistje tevoorschijn kwamen als zij het met het
toverstafje aanraakte.
De hele zondag bleef zij dan in een van de mooie
japonnen zitten.
Op een zondag gebeurde het dat de kroonprins
van het land waar de prinses nu was, naar de
boerderij kwam.
De boerderij behoorde tot de bezittingen van zijn
vader en de prins bezocht de bewoners regelmatig.
Hij maakte dan een ronde door de schuren en
stallen en inspecteerde ook de dienstvertrekken.
Tijdens zijn rondgang merkte hij dat er een
kamertje was dat op slot zat.
Hij keek door het sleutelgat en wie schetst zijn
verbazing toen hij daar een beeldschone prinses in
een japon zo schitterend als de zon zag staan.
Hij zocht de boer op en vroeg: - Wie woont er in
die kleine kamer die op slot zit?,
0, dat is een van de meiden.
Wij noemen haar Ezelsvel, antwoordde de boer.
Zij is door mijn vrouw uit medelijden aangenomen,
zij doet haar werk goed en hoedt
de ganzen.
De prins reed die avond peinzend terug naar het
paleis van zijn vader die de koning van het land
was. - Morgen, dacht de prins, morgen ga ik terug
naar de boerderij om dat raadsel op te lossen. Ik
ben ervan overtuigd dat ik een echte prinses heb
gezien.
Helaas kon hij de volgende dag niet gaan.
Hij had kou gevat en voelde zich ziek.
Zijn moeder, de koningin, kwam aan zijn bed en
vroeg hem wat er aan scheelde.
Ach moeder, zei de kroonprins, ik voel me ziek.
Laat u me maar met rust tot ik weer beter ben.
Maar daarvoor is een taart nodig die Ezelsvel voor
me moet bakken.
De koningin wist niet hoe ze het had.
Een taart om beter te worden?
Wie is dat, Ezelsvel, vroeg zij en gelukkig wist
een van de bedienden dat zo de meid van de boer
heette.
De prins zelf was inmiddels in slaap gevallen.
De koningin hield erg veel van haar zoon en
stuurde meteen een lakei naar de boerderij om
Ezelsvel een taart te laten maken.
Ezelsvel ging aan de slag en tijdens het kneden
van het deeg viel haar gouden ring van haar vinger
en kwam zo in het deeg van de taart terecht.
Toen de taart bij het ziekbed van de prins werd
gebracht en hij een hap had genomen, voelde hij
zich direkt beter.
De prins at de hele taart op en bij de laatste hap
voelde hij iets hards: de gouden ring van
Ezelsvel.
De prins riep zijn moeder en liet haar de ring
zien. Kijk eens, zei hij.
Deze gouden ring zat in de taart.
Hij is zo mooi en klein dat hij alleen maar van
een prinses kan zijn.
0, als ik haar zou kunnen vinden en met haar mag
trouwen, wat zou ik dan gelukkig zijn!
De koningin stuurde een lakei het hele land door
en ieder meisje moest de ring passen.
Niet alleen rijke meisjes, maar ook arme, want men
kon nooit weten.
Ook op de boerderij kwam de lakei, maar de ring
paste niemand en Ezelsvel was de ganzen aan het
hoeden.
Niemand vond het nodig ook haar de ring te laten
passen.
De lakei moest onverrichter zake terugkeren naar
het paleis.
Maar dat is niet mogelijk! riep de prins uit.
Die ring moet toch van iemand zijn.
Heeft Ezelsvel die ring gepast, want zij heeft de
taart gebakken.
De lakei moest terug naar de boerderij en bracht
Ezelsvel in een koets naar het paleis waar de
koningin met de ring al stond te wachten.
De ring paste meteen.
Verrukt ,kwam de prins naderbij.
Ezelsvel liet haar ezelsvel zakken en stond in
haar japon zo schitterend als de zon voor hem.
De prins omarmde de prinses.
De koning en de koningin waren erg blij dat hun
zoon zijn prinses had gevonden.
Er werd een boodschap gestuurd naar de vader van
de prinses die enkele dagen later arriveerde en
ontroerd zijn verloren gewaande dochter in de
armen sloot.
Het geluk van de prinses kende geen grenzen.
Er werd een luisterrijke bruiloft gevierd.
Overal vandaan kwamen edellieden en burgers naar
de hoofdstad om het feest mee te maken.
Iedereen was de lelijke prins Kronkelneus
vergeten.
Hij kon geen prinses vinden die met hem wilde
trouwen en zijn hele verdere leven is hij alleen
gebleven.
Einde
Bron: Sprookjes
van Perrault en Grimm
Hemma uitgeverij
Auteur: Charles Perrault
|