De Engel
Boven, in het topje van de kerstboom,
stond een engel. Hoe zij daar gekomen was, dat kon
zij zich met de beste wil niet meer herinneren.
Zij had nog een vage heugenis aan een' nauwe,'
donkere ruimte, waaruit zij opeens door een kleine
hand in, een zee van licht getild was.
Het was een glorieuze geboorte geweest en sinds
dat ogenblik was zij altijd gelukkig geweest.
Dit 'altijd had eigenlijk nog maar één avond
geduurd, maar voor een Kerstengel is dat een
eeuwigheid, dat begrijp je wel.
Arme, kleine ,'Kerstengel!
Zij wist niet dat" het Kerstfeest slechts een
enkele avond duurt en dat die al bijna voorbij
was.
Zij stond, met een blikken knipje aan de boom
bevestigd, zachtjes heen en weer te wiegen en keek
door haar gazen vleugels naar de lichtjes der
kaarsen, die beneden haar brandden.
En opeens, daar doofde een kaars uit. Meerdere
volgden.
Het werd steeds donkerder om haar heen en ten
laatste zag zij niets dan de zwarte nacht.
De engel nieste, want de walm der gedoofde kaarsen
prikkelde in haar neus.
In het begin dacht zij dat het een grapje was,
maar toen het donker bleef, kwam zij tot nadenken.
'Ik had beter moeten opletten, toen het nog licht
was," dacht zij spijtig, 'ik heb helemaal niet
gekeken. ik herinner mij eigenlijk niets. Absoluut
niets.
Werd het maar weer licht.'
En het werd licht. Maar hoe geheel anders was dit
licht Grauw, groezelig en met tegenzin viel het
door een groot, vierkant raam, 'en eer het ten
volle ontloken was, kwam er een dienstbode in de
kamer; pakte de Kerstboom en smeet hem op zolder.
Bom Daar lag de engel en keek recht in een naad
van de planken vloer.
Het Was er verschrikkelijk koud", en buitengewoon
ongezellig. In het begin dacht de engel weer:
'Kom,Kom het is maar een grapje, maar toen zij
daar drie volle dagen en nachten in de naad van de
houten vloer gekeken had, begon zij. zich ernstig
ongerust te maken.
En hoe langer zij over het licht ;van het
vierkante raam 'nadacht, hoe duidelijker begreep
zij dat dit het mooiste was dat zij ooit gezien
had. 'Ik zal proberen het je uit te leggen,' sprak
zij op een maartse dag tegen een muis, die juist
voorbijkwam, 'door een glazen gat in de hemel viel
een verblindend licht bovenop mijn hoofd. Dat is
het mooiste wat ik ooit heb meegemaakt. Ik kan je
niet zeggen, hoe gelukkig ik eigenlijk was. Maar
ik was in die tijd erg onnozel: ik besefte het
niet.
Nu weet ik het. En nu is het te laat. Maar ik heb
tenminste de herinnering.' 'Dat is altijd wat,'
meende de muis, na er een hele tijd over te hebben
nagedacht, 'goedendag, ik moet verder.'
Op een dag kwam de meid op zolder en vond de
Kerstengel in een schemerige hoek op de grond
liggen.
En zij nam haar op en smeet haar in het kolenhok.
Daar lag zij, tussen twee turven, recht tegenover
een somber kijkend stuk antraciet.
Een week lang zweeg de engel,
Want zij vond dit geen gezelschap om tegen te
praten.
Doch eindelijk, op , een dag in september""kon zij
zich niet meer inhouden. Jullie hebben er geen
flauwe voorstelling, van;' sprak zij, 'hoe, het
licht op zolder is. Het doet bijna pijn aan de
ogen, zó"stralend is 'het.
Jammer genoeg was ik toen te beperkt om' mijn
zaligheid ten volle, te begrijpen. Maar ik heb nu
tenminste iets om aan te denken.' '
Dat is altijd wat,' meende het stuk antraciet,
'maar ik vind de verlichting hier ook heel
redelijk.'
De engel, zweeg.
Tegen zulk een bekrompen opvatting was het
vruchteloos te spreken.
Op zekere ochtend nu speelde het, jongetje, dat
in het huis woonde, in het kolenhok. En toer hij
de' engel zag' nam hij haar op en, wierp haar in
de vuilnisbak.
Het was er aardedonker.
De engel 'vatte haar ,nieuwe toestand aanvankelijk
als een scherts op, doch toen het drie dagen lang
donker bleef, zó pikdonker, dat niemand in de
vuilnisbak een hand voor zijn ogen zag, kwam zij
tot nadenken.
Zij dacht en, Zij dachten ten laatste kon zij
het niet meer houden en riep: 'Is Hier soms iemand
om naar mij te luisteren?' '
Jawel,' zei een stuk spiegelglas, 'als het niet te
flauw is.' En de engel vertelde van het
verblindende licht in het kolenhok en hoe
verrukkelijk het daar geweest was. 'Ik was te
dom,' besloot zij met een zucht, 'om het te
begrijpen.
Maar nu 'begrijp ik het. Ik zie het helemaal in.',
Het stuk spiegelglas zweeg, want het had zoveel
ijdelheid in zijn leven gezien, dat het 'wat
eenkennig geworden was.
Op een donderdag, in de namiddag, toen het al wat
schemerig was, kwam de vuilnisman voorbij.
Hij sloeg het deksel op en zag de engel liggen.
Nu is het altijd prettig een engel te ontmoeten,
doch als men vuilnisman is,
gevoelt men zich dubbel verblijd.
En hij stak. de engel in zijn zak en gaf haar 's
avonds aan zijn vrouw. alsjeblieft, zei hij, 'voor
de Kerstboom..'
En de vrouw van de vuilnisman borg de engel in een
kartonnen doos en zette de doos in de kast.
'Hallo,' zei de engel, na een' tijdje stil te
hebben gelegen, 'is hier iemand?' Maar: er was
niemand in de doos dan het houtwol waarin de engel
lag; en houtwol, dat weet je, heeft een zwijgzame
aard.
En dat was maar heel goed, want, de engel had
eigenlijk helemaal niets te vertellen., Want hoe
zij ook dacht en peinsde over 'haar oude
vuilnisbak,zij zag er niet meer licht in dan in de
kartonnen doos waarin zij nu lag: het was in beide
even donker. En toen, eindelijk, toen zij begreep
dat het niet zwarter meer kon worden, liet zij het
verleden varen en dacht aan de toekomst.
En een nieuw gevoel doorstroomde haar, zij
gevoelde zich blij en vol verwachting. Alle spijt
en alle wrok weken uit haar hart, en zij lag stil
en met open ogen te wachten op de kleine hand, die
haar omhoog zou heffen uit het duister naar het
licht.
En de hand kwam en hief haar omhoog naar het
topje van een Kerstboom. De Kerstboom was veel
kleiner dan die van het vorig jaar'en er brandden
ook minder lichtjes in. Maar dat zag de engel
niet. Met een blikken knipje aan de top bevestigd,
wiegde zij zacht heen en weer en keek door haar
gazen vleugels naar de fonkelende versierselen van
de boom. 'Verrukkelijk,' dacht zij, Verrukkelijk.
Maar laat ik dit keer goed opletten. Dadelijk is
het voorbij. En dan wil ik alles gezien en alles
geweten hebben.'
En zij sperde haar ogen wijd open en zij tuurde
dwars door de takken naar beneden. En zij zag, de
vuilnisman staan, in een nieuw pak gestoken", zijn
vrouw ,en hun beider kind, met een blauwe strik in
het haar.
En de ogen van het kind keken strak en regelrecht
in een klein, open huisje, waarin ook een man, een
vrouw en een kind te zien waren, maar véél en;(
véél kleiner, en verder een os, en een ezel, zo
groot als
de beestjes in een speelgoeddoos opeens schrok de
engel..
Want daar, aan de nok van het huisje;'was een
engel bevestigd als zij, met dezelfde gazen
vleugels en hetzelfde lint met de handen
ophoudend; als" zij in haar eigen handen hield.
en nu voor het eerst kon zij de woorden lezen, die
erop stonden:
'Glorie aan God en vrede op aarde aan de mensen
van goede wil.'
En "een gevoel, van diep geluk doorstroomde de
eenzame engel boven in de boom, die zich zo lang
verlaten en verongelijkt had gevoeld.
Ik heb een Boodschap in mijn handen,' dacht hij
fier, 'nu kan mij niets meer
gebeuren. Welke ongelukken mij ook zullen
overkomen, ik heb mijn schat bij mij en niemand
kan mij die ontnemen.'
En er overkwamen haar vele ongelukken.
Want in het vierde jaar brak zij af van de boom en
kwam in een blokkendoos terecht, en van hier uit
belandde zij in de lappenmand.
En tenslotte woei zij in de tuin op een hoop dorre
bladeren en lag daar stil op haar rug naar de
jagende wolken te kijken.
En zij voelde, hoe zij langzaam en pijnloos
verteerde, dag na dag; maar zij ,hield het lint
stevig vast en, er was geen bitterheid in haar.
Want zij wist dat zij een wezen was; bestemd om
dood te gaan, doch uitverkoren om de Goede
Boodschap tot het einde te bewaren.
Bron sprookjes
van Godfried bomans
Elsevier uitgeverijen
ISBN 90 - 10 - 04483 - 1
|