Het eiland en de gouden appel

Er was eens een koning, die had drie zonen. Toen hij oud werd, riep hij ze bij zich en zei dat diegene van hen zijn troon zou erven, die hem ook werkelijk verdiende. Heel ver weg in een wild meer of een woeste zee lag een eilandje, en daarop stonden bomen waaraan gouden appels groeiden. De koning zei: "Wie van jullie drieën zoveel mans is, dat hij daar een gouden appel vandaan haalt en mij die brengt, die wordt mijn troonopvolger."

De oudste wilde het dan eerst maar eens proberen. Hij voer met een boot op zijn doel af, maar toen ze dicht bij het eiland kwamen, stak er een woeste wind op en de golven werden huizenhoog. De boot werd teruggedreven en woei tegen de wal. De prins zei tegen de schipper van wie hij die boot gehuurd had: "We zullen maar afwachten." De volgende dag voeren ze er weer op uit, maar er stak weer net zo'n storm op en er gebeurde hetzelfde als de vorige dag. De derde dag heeft hij het nog eens geprobeerd, maar alweer tevergeefs. Hij kwam thuis en zei: "Nee, dit lukt me niet."

Hierop ging de tweede zoon dan maar eens in de aanval. Hij dacht: als ik nu rondom het eiland vaar en die storm steekt weer op en waait uit dezelfde hoek als in het geval van mijn broer, dan blaast hij mij juist naar het eiland toe. Maar toen hij op het meer verscheen, was er in het geheel geen wind en ze dobberden maar wat rond. En hoe ze ook roeiden en hoe dicht ze het eiland soms ook naderden, ze bereikten het niet. Ze deinden daar net zo lang rond tot ze gebrek aan voedsel en drinken kregen en toen voeren ze maar weer huiswaarts. Later probeerden ze het nog tweemaal, maar ook dat was tevergeefs.

Hierop bereidde de jongste prins zich voor om de reis te maken. Hij wachtte tot er strenge vorst kwam, en toen alles stevig was dichtgevroren ging hij op de schaats op zijn doel af. Hij kwam heel dicht bij het eiland, en toen stak weer die felle wind op. De prins zette zijn hielen in het ijs, maar hij kon niet eens op dezelfde plek blijven staan. Doch wat hij gehoopt en gewenst had gebeurde: door die sterke wind woeien er gouden appels van de bomen af. Ze bleven in de sneeuw liggen, maar een ervan zag hij over het ijs voorbij rollen, tot buiten het eiland; en hij schaatste erachteraan. Op schaatsen kon hij sneller vooruitkomen dan de appel rolde. Zodoende kreeg hij één appel te pakken, waarmee hij thuiskwam. En zo erfde de jongste prins de troon van zijn vader.

EINDE

Eben Zijlstra (verteller)