Het
Edelweisselfje
De bergkoningin was jarig. Dat wisten de rotsen, de bergwaterval, de hoge
dennen, de sterke lage struiken en ook de bloemen. "Wij geven haar een
nieuwe troon, uit steen gehouwen', zeiden de rotsen. "En wij, de hoge
bomen, plukken een paar sterren van de hemel en maken voor haar een
sterrenkroon." "Dat is mooi," ruiste de waterval, "dan
passen de bergkristallen die wij geslepen hebben, goed bij haar kroon."
"Ons cadeau is ook al klaar," riepen de struiken door elkaar,
"wij hebben van mos een prachtige groene jurk met onze takken voor haar
geweven. Ik hoop dat zij de jurk mooi vindt." "Vast wel",
giechelden de bloemenelfjes, maar verder zeiden ze niets. Nu keken ze allemaal
naar de bloemenelfjes. "En wat geven jullie de bergkoningin?" wilden
de anderen nu weten. Bedremmeld keken de elfjes elkaar aan en niemand durfde
iets te zeggen. Wat konden ze geven? Hun bloemen? Dat kon niet, want die zouden
in een mum van tijd bevriezen, bovenin de bergen. Nee, dan bleven ze maar liever
in het dal, waar het veel warmer was. Plotseling stak een klein bloemenelfje
haar handje omhoog en riep met een dun stemmetje: "Ik wil wel gaan. Ik wil
de bergkoningin wel feliciteren."
"Jij?" riepen de andere bloemenelfjes verbaasd. "Maar jij bent de
kleinste van ons allemaal. Jij zult zeker bevriezen, nog voordat je de koningin
gezien hebt. Toe, ga nou niet, daar bovenop de berg is het ijs- en ijskoud! Je
zult het echt niet overleven." Maar het kleine witte bloemenelfje liet zich
niet van de wijs brengen en zonder nog iets te zeggen vertrok ze. Ze ging naar
de top van de berg, naar de bergkoningin. Hoger en hoger klauterde het
bloemenelfje en het werd alsmaar kouder. Dapper liep ze door de diepe sneeuw,
klauterde over het ijs en trok zich aan de steile rotsen omhoog. Het was niet
gemakkelijk om op de bergtop te komen. Maar het elfje wilde het beslist en
daardoor lukte het. Plotseling stond ze half bevroren voor de wondermooie
bergkoningin die op een prachtige stenen troon zat die met schitterende
bergkristallen versierd was. Zij had een prachtige mosgroene jurk aan en op haar
zwarte haar droeg ze een stralende sterrenkroon. Toen zij het halfbevroren elfje
zag, bukte ze zich en trok het naar zich toe. Glimlachend gaf het elfje haar de
kleine witte bloempjes aan en klappertandend zei dat kleine elfje:
"W-w-wel g-gefeliciteerd, 1-1-lieve k-k-koningin." "Hartelijk
bedankt, lief elfje, en wat zijn je bloempjes schattig. Omdat je zo dapper bent,
mag je voor altijd bij me blijven. Zou je dat leuk vinden?"
Het elfje wilde graag bij de bergkoningin blijven en meteen maakte de
koningin een warm jasje voor haar. Ook kreeg ze een warm witwollen jurkje aan,
een paar stevige laarsjes en een paar gevoerde wantjes. Zo, nu kon het elfje
goed tegen de ijzige kou op de berg.
Omdat het elfje zo wit en zo klein was, noemde de koningin haar 'Edelweiss'. En
sindsdien bloeit de kleine witte Edelweiss alleen maar hoog in de bergen, zo
dicht mogelijk bij de bergkoningin.
Bron: Mijn leukste elfenverhaaltjes
|